In het begin van de week zag de rest van de week er zo maagdelijk blank en eenvoudig uit, ge kunt het u niet voorstellen: vier dagen één ding en één dag een ander ding. En nu zijn we woensdag en is het al de tweede dag op rij dat ik moet vaststellen dat wat ik wou doen, niet gelukt is.
Nog een dag vergaderen morgen, en dan nog één dag om allerlei dingen klaar te krijgen, en dan is het vakantie. Een week of drie of iets in die zin: eerst een week thuis om mij mentaal voor te bereiden voor het buitenland, dan een week in het buitenland, en dan nog een week thuis om uit te rusten van het buitenland.
Ik kijk er niet echt naar uit, maar bon.
Maar bon.