Op het einde van het vorige boek weet Murderbot wat er gebeurd is toen hij een hele stapel mensen heeft vermoord die hij eigenlijk had moeten beschermen. Het heeft te maken met wat een bedrijf daar op die plaats aan het doen was, en dat bedrijf deed misschien ook iets verdachts op een andere plaats, en dus besluit hij naar die andere plaats te gaan.
(Het wordt alsmaar moeilijker om iets te schrijven zonder spoilers, want het voelt opnieuw maar aan als hoofdstuk drie in een boek dat eigenlijk vier keer langer had kunnen zijn en alle vier de eerste boeken van de reeks had kunnen bevatten.)
Het is alsof Wells alle verschillende archetypes van robots achtereenvolgend aan het woord laat: dickiaanse twijfelende androïde (Murderbot), banksiaans Mind (ART), sexbot (hier en daar, terloops), en hier dan een aandoenlijke asimoviaanse robot die door zijn eigenaar behandeld wordt als iets tussen geliefd intelligent huisdier en vriend (Miki).
Dit boek was, in tegenstelling met het vorige, véél meer actie. En nog meer dan het vorige boek, waar Murderbot zijn intellectuele meerdere tegenkwam, heeft hij hier niet meer automatisch overal en altijd de bovenhand.
Murderbot zelf blijft groeien, in al zijn contacten met mensen en niet-mensen. En blijft sarcastisch, en droog, en grappig, en onzeker, en complex.
En op het einde van het boek, jawel: meteen verder naar het volgende.