Als het hart van het eerste boek Simmea en Apollo waren, en van het tweede boek Apollo en zijn dochter Arete, is het hart van dit boek Crokus, de bouwrobot die na discussies met Sokrates in boek één zelfbewustzijn blijkt te hebben.
Crokus is niet noodzakelijk het hoofdpersonage, maar zijn verhaal benadert het dichtst waar het experiment naar streefde, en zit als een soort skelet in het midden en doorheen het hele boek.
Het derde boek heeft het meeste avontuur van de drie: er zijn aliens, er zijn puzzels op te lossen met tijdreizen, en de inwoners van de ideale stad (of beter, de verschillende interpretaties van de ideale stad) komen, na voor hen subjectief 65 jaar en drie generaties, maar objectief duizenden jaren in hun toekomst, eindelijk oog in oog met de rest van de mensheid.
Dat laatste is één van de twee MacGuffins waar het verhaal om draait. De andere MacGuffin is dat Athene verdwenen is, en dat geen van de goden ze kan vinden. Maar dat ze hints heeft achtergelaten. En vandaar dus een transdimensionaal tijdreisavontuur, met aliens en alles.
Het klinkt vreemder dan het is, en tegelijkertijd is het nog veel vreemder dan het klinkt.
En het was oprecht zeer ontroerend schoon.
Zeer aangeraden.