Kate Elliott
2000, 916 blz.
Dit stond onuitgelezen op mijn Kindle sinds de zomervakantie. Ik was content van de eerste drie boeken van de reeks, maar hier was ik gewoon stilgevallen.
De serie speelt zich af in een alternatieve versie van de middeleeuwen, een paar generaties na Taillefer, hun versie van Karel De Grote. Er zijn koninkrijken en erfeniskwesties, er zijn kinderen waarvan de ouders belangrijker zijn dan iemand ooit had gedacht, er zijn niet-menselijke rassen, er is tweeduizend of zo jaar geleden een cataclysme gebeurd waar de details niet helemaal duidelijk van zijn, er is tovenarij en gedoe.
En intriges en politiek en honderd namen, ’t is nog goed dat ik een hoofd heb voor die dingen en dat ik niet rap in de war geraak, want er is écht wel een hoop gedoe om te onthouden. Er is een personage dat op een soort vision quest in de hemel is, terwijl haar man zijn weg terug naar de macht klauwt en haar dochter gelijk een jaar per twee maand ouder wordt. Er is een personage dat terug in de tijd is geteleporteerd. Er is een personage dat gegijzeld is door het equivalent van de Arabieren of Hunnen. Er is een ander personage dat een geschiedenis aan het schrijven is en van dichtbij ziet hoe een koning gemanipuleerd wordt door zijn nieuwe vrouw en een slechte slechterik. Er is een personage dat het cataclysme van tweeduizend jaar geleden bewerkstelligt. Er zijn legers op mars, en plunderaars, en op de achtergrond is er een niet-menselijke veroveraar die aan het plotten is.
En op die ene vision quest na, zijn al de verhalen eigenlijk wel spannend en gaan ze eigenlijk wel vooruit.
Het is gewoon een heel lang boek. En ik hoop van ganser harte dat de reeks degelijk afgesloten geraakt. Ik ben er niet echt gerust in.
Ik hoop heel hard dat het niét nog meer de richting van dit boek uitgaat: geen probleem met hier en daar wat magie, maar eens er én grifioenen én centauren én leeuwmannen én draken én meermannen en watnog aan te pas komen, wordt het een beetje van het goede teveel.