Gelezen juli 2012

Oei, een gapend gat tussen de 10de en de 20ste? Haja: Gentse Feesten, dat is veel werk aan Gentblogt, en dus geen tijd om te lezen. 

Aangeraden, deze maand:

  • Domu: A Child’s Dream (Katsuhiro Ōtomo)
  • Born Standing Up: A Comic’s Life (Steve Martin)
  • Sept missionnaires (Alain Ayroles / Luigi Critone / Lorenzo Pieri)
  • Les voleurs d’empires (Jean Dufaux / Martin Jamar)
  • Lost to the West: The Forgotten Byzantine Empire That Rescued Western Civilization (Lars Brownworth)

*
*    *

The Hunger Games [01/07]
Suzanne Collins
Scholastic Press, 2009, 386 blz.

Hunger gamesLang uitgesteld, maar alla, een nieuwe maand, een nieuw voornemen: een paar dingen lezen om bij te zijn.

De situatie, voor wie het nog niet zou gelezen/gezien hebben: Amerika bestaat niet meer, in de plaats is er Panem (gelijk inpanem et circenses, get it, get it?): een hoofdstad, The Capitol, en twaalf districten errond. Elk jaar zijn er Hunger Games, om het er bij de twaalf districten nog eens in te wrijven dat zij ondergeschikt zijn aan de hoofdstad. Daarbij moeten er per district een jongen en meisje meedoen aan een soort Running Man-achtig spel, tot er één overblijft. Het geheel komt op televisie, yada yada.

Kaitniss, van het arme districti 12, neemt de plaats van haar jongere zus in, moet tegen 23 anderen vechten in een spel dat écht niet eerlijk is. Tarara tsoin tsoin, envoyez les violons.

Na afloop van lectuur: murgh. ‘t Is gelijk die torture porn-films genre Saw en consoorten, maar dan in boekenformaat gegoten. Voor tieners, dus. En het is op een paar uur uit, da’s nog een gemak.

Maar goed, ik denk dat ik maar eens het vervolg lees, dan kan ik met een gerust gemoed de film bekijken en kan ik weer meespreken met mijn dochter.

 
 

Inside Moebius 1 [02/07]
Jean Giraud Moebius
Editions Stardom, 2004, 94 blz.

Inside Moebius

Jean Giraud, ‘t te zeggen Moebius, ‘t is te zeggen Gir, ‘t is te zeggen Jean Giraud, beslist om te stoppen met komieke sigaretten. Hij tekent zichzelf in 2001 in conversatie met zichzelf 1980 en de Majoor uit Le garage hermétique en Blueberry en Arzak.

Getekend in één pennentrek, zonder klad of potlood, en zonder echt plot: een soort dagboek van een monologen intérieur. Ik vond het alvast grappig, interessant en ontroerend bij momenten.

 
 

Hunger Games 2: Catching Fire [03/07]
Hunger games 2Suzanne Collins
Scholastic Press, 2010, 404 blz.

Vergis ik mij daarin of was dit wat beter dan boek één?

Het blijft allemaal zeer onwaarschijnlijk, natuurlijk — wat is er met de rest van de wereld gebeurd? Kunnen ze met twaalf districten die allemaal redelijk basic dingen maken eigenlijk wel overal televisie en zo hebben? Waarom heeft de staat een monopolie op communicatie? Kan er geen wireless communicatie zijn?

Ik vroeg mij al bij boek 1 af wat het vervolg zou kunnen zijn, en kijk, ‘t is gelijk gelukt.

Op naar boek drie.

 
 

Hunger Games 3: Mockingjay [03/07]
Hunger games 3Suzanne Collins
Scholastic Press, 2010, 404 blz.

Tiens, dat was gelijk nog iets beter dan deel twee? En inderdaad, ja: ik zie waarom dit verfilmmateriaal zou kunnen zijn.

Geen al te complexe verhalen, mooi afgesloten bogen en zo.

Deel 1 = Running Man, deel 2 = revolutie, deel 3 = oorlog. En afsluiting.

Vakantielectuur, voor wie een paar uur te doden heeft ergens. Maar niet slecht, nee.

 
 

Les voleurs d’empires [04/07]
Jean Dufaux (tekst) – Martin Jamar (beeld)
Glénat, 1993, 48 blz.

Voleurs d'Empires

Frankrijk 1870: Frans-Duitse oorlog. Nicolas d’Assas komt toe in een pensionaat/privéschool in Versailles, gerund door ene Mme de Froidecœur. Amoureuze escapades allerhande, en er gebeuren Aardige Zaken. Die allemaal te maken lijken te hebben met het mysterieuze meisje in kamer 27, die daar zou zitten omdat ze van Goeden Huize is en een kind kreeg, maar waar we in de proloog van zagen dat ze een pact met de Dood, of in ieder geval een meneer met een doodshoofd gesloten heeft: “Je te donne cinq ans. Cinq ans pendant lesquels personne pourra venir à nou de ton obstination… cinq ans pendant lesquels tous plieront l’échinesur ton passage”.

Ahem ja. Ik wil wél weten wie die dieven zijn uit de titel, en over welk keizerrijk het gaat: ‘t zal toch niet gewoon dat van Napoleon III zijn hé?

 
 

Les voleurs d’empires 2: Fleurs de peau [04/07]
Jean Dufaux (tekst) – Martin Jamar (beeld)
Glénat, 1995, 49 blz.

De Pruisen zijn Frankrijk binnengevallen. De republiek is uitgeroepen. September 1870: Moltke en zijn troepen beginnen het beleg van Parijs. We komen te weten dat de ouders van het meisje — of beter, de moeder van het meisje en haar man die niet de vader is — er blijkbaar ook als de dood voor zijn.

Op het amoureuze front: Nicolas heeft gekozen voor Anaïs, maar Madeleine stekt hem vast, in de kapel no less. Nadat ze het beest met twee ruggen gemaakt hebben, blijkt Nicolas een teken in de vorm van een V op zijn zijde te hebben. TUM TUM DUUUMM…

De Pruisen waren ook het pensionaat binnengevallen, dus al wie er zat wil er weg. Het meisje moest hoedanook naar Parijs omdat Froidecœur de ring die ze van de Dood gekregen had, naar daar had opgestuurd. En Nicolas vertrekt met Anaïs enlocal bad boy Julien ook naar Parijs.

Die fleurs de peau in de titel: dat zijn medailles uit een doos vol medailles, die ze op de blote borstkas van al haar slachtoffers naait, trouwens (een stuk of twee-drie per boek, voorlopig).

 
 

Les voleurs d’empires 3: Un sale métier [04/07]
Jean Dufaux (tekst) – Martin Jamar (beeld)
Glénat, 1996, 48 blz.

Boek drie is wanneer ik besef dat ik er mij in aan het verliezen ben omdat ik het te snel lees en er teveel tegelijk gebeurt. Herbegonnen, en wat meer nota genomen, dus.

Winter 1870-1871: alleen Parijs weerstaat aan het Pruisische leger. Gambetta probeert dingen uit Tours, en dan uit Bordeux, maar het haalt niet veel uit: de Pruisen hebben vrij spel in Frankrijk.

De ring is bij Maître Rognard, een schimmig soort notaris-zakenbehartiger. Julien’s ouders zaken doet hij ook, maar als die er geld gaat vragen,stuurt hij hem met een kluit in het riet weg, waarna Rognard naar nog een andere cliënte gaat: hij herinnert zich vaag een ring zoals die van het meisje al elders gezien te hebben. En inderdaad: cue verhaal van de dochter van zijn cliënte, Clémentine, op wie de keizer zijn oog had laten vallen, en die van iemand — niet de keizer — een ring had gekregen. En de belofte van een festijn: “Une livre de chair… Des prunelles…” En toen is ze zot geworden, volgens haar moeder (“Folle à lier!!”), en werd het huispersoneel doodsbang, en toen waren er de ratten. Die we in de vorige boeken ook bij het andere meisje zagen. En dan heeft Clémentine zelfmoord gepleegd en ligt ze begraven in Père Lachaise, en de ring zit tot nu nog rond haar hand: niet eraf te krijgen!

(Oooh, spooky.)

En kannibalisme in Parijs! Plunderingen! Onlusten! De regering in Parijs kan niet anders dan capituleren!

Nicolas wordt bij een inbraak gevangen genomen, en net als ze hem gaan blind maken met een gloeiende pook (teveel Jules Verne gelezen? of was dat zo’n beetje een traditie?), zien ze die V op zijn lichaam, en blijkt dat dat blijkbaar wil zeggen dat hij lid is van de Voleurs d’Empires. Een geheim genootschap waar leden in geraken als hun ouders bij hun geboorde een V op hun lichaam brandmerken? We shall see! In alle geval zijn Nicolas en Anaïs nu samen met een vreemde meneer die ook zo’n merkteken heeft. En die eigenlijk wil weten wie de ouders van Nicolas zijn (gestorven, zegt hij, en opgevoed door zijn tante.)

Julien heeft zijn intrek genomen in een zothuis, bij gebrek aan beter logies. Niet als klant, maar als compagnon van de eigenaar.

En we komen ook de naam van het meisje te weten (Adelaïde Favier) en we zien voor het eerst haar gezicht. Gele ogen! Gele tanden! Brrr!

 
 

Domu: A Child’s Dream [05/07]
Katsuhiro Ōtomo
Dark Horse Comics, 1996, 240 blz.

Domu

Ōtomo, da’s de mens van Akira. En Domu, da’s wat hij net vóór Akira schreef. Ook over telekinese en mensen die bezeten worden, en nee, niet voor kleine kinderen. Het gaat wel over kinderen: echte kinderen en grote mensen die zich als kinderen gedragen, en kinderen die zich als grote mensen gedragen. En er zijn ook  mysterieuze zelfmoorden, en een politieonderzoek om te achterhalen wat en hoe. Spannend en alles. En machtig schoon getekend.

 
 

Les voleurs d’empires 4: Frappe-misère [05/07]
Jean Dufaux (tekst) – Martin Jamar (beeld)
Glénat, 1997, 48 blz.

Voleurs d'Empires

Januari 1871: Wilhelm I wordt keizer van Duitsland gekroond, in Versailles, in aanwezigheid van Bismarck en alles Duitse prinsen en watnog. Parijs is even bezet, de nieuwe Assemblée kiest een staatshoofd en Frankrijk moet zware toegevingen doen: de Elzas en het noorden van Lotharingen gaan naar Duitsland, en Frankrijk moet miljarden aan Duitsland betalen.

De Parijzenaars hebben koud. Een kleine menigte wil een boom op straat kappen, maar daar hangt een briefje op: gereserveerd voor Frappe-Misère, van de Voleurs d’Empires. Oho! ‘t Schijnt dat het een graaf zou zijn, die steelt van de rijken en geeft aan de armen!

Nicolas en Anaïs zitten bij Frappe-Misère, ondertussen. Die blijkt uit te zijn op wraak op de eigenaar van de ring wegens dat hij de vader van Clémentine is. Hij stuurt Nicolas erop uit om de ring te stelen van Adélaïde Favier, en hij geeft zijn factotum Lévadé de opdracht om de achtergrond van Nicolas te gaan achterhalen.

Bij de Faviers: discussies over de Voleurs d’Empires, en dochter Adélaïde die zwaar doorslaat. Zo van het genre op zoek naar een zak vol ogen die ze uit katten gestoken heeft, en alles. Graaf Favier zou ze wel eens in een pensionaat willen steken — het pensionaat/zothuis, kom het tegen, waar Julien ook zit. Adélaïde ziet daar eigenlijk geen graten in, maar eerst gaat ze wel haar ring halen bij Rognard. Ze weet hem te zeggen dat ze de ring kreeg van de Duivel! zowaar.

Kluten en esbattementen: Nicolas achtervolgt een koets van bij de Faviers, Anaïs ontdekt de echte naam van Frappe-Misère, hij giet haar vol drugs en laat ze loslaten ergens op de daken van Parijs, Nicolas redt haar ter elfder ure nadat hij duidelijk gemaakt heeft dat hij aan de kant van Frappe-Misère staan, die vertelt hem het verhaal van zijn familie, ze gaan op zoek naar Adélaïde, vinden niets, zijn omsingeld door de politie, Frappe-misère stapt naar buiten… en stelt zich voor als de Graaf van Feray te zijn, een heel hoog iemand. De politie laat het nagaan, ze ontdekken pas de dag erna dat Frappe-Misère en Feray één en dezelfde persoon zijn.

Ah kijk, en ‘t is al de Commune, ondertussen. En Julien gaat naar Adélaïde, die nu in het Pension Martelet woont.

 
 

Les voleurs d’empires 5: Chat qui mord [05/07]
Jean Dufaux (tekst) – Martin Jamar (beeld)
Glénat, 1999, 49 blz.

De actie verschuift naar het platteland, waar Lévadé te weten komt dat Nicolas d’Assas de bastaardzoon van de Vicomtesse de Val is (die V in zijn zijde, dat was van een brandmerk net na zijn geboorte — geen sympathieke mens, de Vicomte). Die blijkt wapens te fabriceren voor de Pruisen. En die de oudere broer is van de vrouw van Feray.

Julien komt Adélaïde tegen, de Commune komt onder stoom, Nicolas gaat naar Madeleine, Julien komt er binnen, blijkt dat Adélaïde hem wat fleurs de peau opgespeld had en dat hij, euh, ook gek geworden is. Of zo.

Parijs in vlammen: zoom op de N van Napoleon op de Pont Saint-Michel, zoom op dezelfde N op een steek, zoom uit: het is het personage met het doodshoofd!

Anaïs luistert naar een speech van Louise Michel. Na afloop wordt ze geïnterpelleerd door Victor Hugo die zich daar ook toevallig bevond, Lévadé komt tussen, en sleurt ze mee naar het huis van Madeleine. Hij brengt Anaïs up to speed over de afkomst van Nicolas, en over Feray en de Val.

En ‘t is een belegering van het pensionaat: de politie wil die ring ook hebben — maar Adélaïde slaagt erin te ontsnappen.

 
 

Les voleurs d’empires 6: La semaine sanglante [05/07]
Jean Dufaux (tekst) – Martin Jamar (beeld)
Glénat, 2000, 48 blz.

En nu begint er wel enorm veel bij elkaar te komen, van plotlijnen.

April 1871: het leger van de Commune moet terugtrekken: het leger van Versailles is talrijker en beter uitgerust. Parijs wordt gebombardeerd.

Jalabert, van de Parijse politie, vindt Zoren, een Pruisische officier die al sinds boek 2 op zoek was naar Adélaïde, ijlend terug in een tot hospitaal omgebouwde kerk. Hij ontfermt er zich over.

Adélaïde wil weg uit Parijs. Ze heeft een paar boeken geleden een Indiaan opgescharreld, maar sterk en groot als die is, hij is niet voldoende om haar te helpen. Hij heeft wel Julien weten te vinden, en ze besluiten hem op te gaan zoeken.

Daar toegekomen, blijken ze gevolgd te zijn door Blette, de eigenaar van het pensionaat (en zijn horde zotten) — en is het een val die Julien had gespannen: hij was ondertussen alles te weten gekomen over Adélaïde en wil gerechtigheid (of zo, vermoed ik) voor alle doden. Maar! als ze Adélaïde aanvallen, gaan de wonden van Julien (van die medailles op zijn brost genaaid, weetnogwel?) weer open: zijn lot is aan dat van Adélaïde verbonden.

Ze stelt een deal voor: hij laat haar gaan, haar vader geeft hem (veel) geld. Deal, maar: hij neemt ook haar ring af. Terwijl hij zijn geld gaat halen, laat hij Blette haar bewaken.

Een paar dagen later: Julien kruist Jalabert en Zoren. Zij overnachten in een herberg, Julien vindt de papieren van Jalabert in de koets, de Pruisen verdenken Jalabert ervan verkeerde dingen te doen met Zoren, hij wil zijn papieren tonen om te bewijzen dat hij van de politie is, merkt dat hij ze niet heeft, en wordt gefusilleerd. Absurd einde, zoals hij zelf zegt.

Julien met ring naar vader Favier. Dat hij zijn dochter kan teruggeven, voor een geldbedrag. Favier verrast Julien: dat hij zijn dochter helemaal niet terug wil. Dat hij bereid is om geld te betalen als Julien er kan voor zorgen dat ze omkomt in het bombardement van Parijs.

Nicolas en Madeleine zijn al een tijd samen, in een bijna miraculeus niet-gebombardeerd huis. Anaïs komt Nicolas halen, en geeft hem over aan Lévadé. Hoe? Wat? Huh? Dat hij het niet begrijpt, zegt ze: “Tu ne décides plus, Nicolas! Ton passé t’échappe, ton présent n’est qu’une illusion, et ton futur… leur appartient!” Waarmee ze dan de mannen van Feray bedoelt: Lévadé neemt Nical mee naar Feray.

Terug bij Madeleine:,we komen we te weten dat Anaïs zowaar zwanger is van Nicolas. En dat ze wil weten of Madeleine Nicolas graag ziet. Neen, niet echt, blijkt. Allez, ‘t is altijd dat. Anaïs ervandoor, Madeleine uit de slaapkamer naar beneden. Het huis: leeg. Op de muur: de V van Voleurs d’Empires. In het deurgat: het personage met de doodskop. Die haar een ring geeft.

Feray heeft een masker aan als Nicolas hem ziet: de helft van zijn gezicht is er erafgeschoten, en hij is niet in goede doen. Uitleg over wat er gebeurde tot nog toe: de zoektocht naar de ring van Adélaïde, dezelfde ring die zijn dochter Clémentine ook had. Adélaïde had een pact gesloten met de Dood, maar Clémentine was de ring opgedrongen, door Keizer Napoleon III. En de Dood gebruikte haar om het Kwaad rond te zaaien. Feray, terug van missie in het buitenland, ziet zijn dochter, krankzinnig, zijn vrouw, ziek, en besluiten Frappe-Misère te worden, chef van de Voleurs d’Empires. Hij ziet Napoleon III vallen, ziet Frankrijk de oorlog verliezen van Pruisen, en de miserie rond de Commune — en beseft dat het allemaal past in het plan van de Dood. Zijn nieuw doel wordt: de Dood, en specifiek de mensen met de ring van de Dood, vernietigen. En of Nicolas zijn rol als hoofd van de Voleurs niet zou willen overnemen, in het onfortuinlijke geval van het schielijk komen te gaan?

Anaïs ziet Victor Hugo weer: of hij iemand weet die haar uit Parijs zou kunnen krijgen?

Changement de décor: Napoleon III en Gladstone, Camden Place, Engeland. Napoleon III slightly the worse for wear: hij begrijpt het niet, zegt hij. De Dood had hem nochtans beloofd dat hij zou winnen, en hij had al hele koffers vol medailles gemaakt voor zijn soldaten! (TUM TUM DUUUMMMM)

Julien, op weg naar Adélaïde, komt Anaïs tegen. Hij vertelt haar dat hij weggaat uit Frankijk, nadat hij Adélaïde een kogel in de kop zal geschoten hebben. En hij geeft Anaïs als souvenir een ring die van Adélaïde was, vroeger. (TUM TUM DUUUMMMMMM)

Julien, bij Adélaïde: dat hij haar niet eens gaat doodschieten, zegt hij. Hij heeft haar ring in de Seine gegooid, en zonder ring is ze niets. Hij weg. De Indiaan bij Adélaïde haalt zijn tomahawk boven, en slaat haar de kop in. Hij werd door zijn Meester gezonden om haar te beschermen, en zonder ring, zegt hij, is ze het niet waard om beschermd te worden. Als zij sterft, sterft ook Zoren, en heropenen de wonden van Julien zich. (TUM TUM DUMMMM)

 
 

Les voleurs d’empires 7: Un sale métier [05/07]
Jean Dufaux (tekst) – Martin Jamar (beeld)
Glénat, 2002, 46 blz.

Victor Hugo vraagt aan een oude vriend of hij geen papieren zou kunnen vinden voor een meisje dat Parijs uit wil raken. ‘t Is mei 1871: la semaine sanglante. De troepen van Versailles nemen Parijs weer in, dood, verderf, branden, en tienduizenden mensen vermassacreerd.

Julien strompelt, dodelijk gewond, tot bij Madeleine, vertelt over Adélaïde, en over hoe hij nooit iemand anders dan Madeleine graag gezien heeft. En dan ziet hij de ring aan de hand van Madeleine. En sterft. En duikt er plots een Indiaan op, die Madeleine zegt geonden te zijn door zijn Meester om haar te beschermen. Haar ogen worden geel, ze grist de medailles van de borst van Julien, en vertrekt? Naar waar? Naar de vijand, zegt de Indiaan. Ze noemen zich Voleurs d’Empires.

Feray hoort dat de begraafplaats waar Clémentine ligt, zwaar gebombardeerd werd. Het graf is vernietigd, hij vindt er de ring — en net dan komen Madeleine en Tonto er aan.Het duurt niet lang; de Indiaan maakt korte metten met de al gewonde Feray — en Lévadé, die er nochtans was, komt niet tussen!

Nicolas is op stap voor de Voleurs, maar is plots omsingeld: Lévadé heeft zijn kazak gekeerd, de snoodaard! En niet eens uit idealisme of zelfs maar opportunisme, maar uit jaloerzigheid dat het Nicolas was en niet hij die Feray mocht opvolgen. En kijk, nu is hij chef van de politie. Kch! En Nicolas klaar om gefusilleerd te worden!

En nét voor hij er moet aan geloven, wordt hij bevrijd: ‘t is Anaïs, met de vrijgeleide van de maat van Hugo, betaald met het geld van Feray!

Veel vijven en zessen, en ‘t is eind goed al goed, hoeri, hoera.

 
 

Toto l’ornithorynque et l’arbre magique [06/07]
Eric Omond (tekst) – Yoann (beeld)
Delcourt, 1997, 30 blz.

toto

The cute. Toto het vogelbekdier wordt wakker en zijn rivier is opgedroogd. Hij trekt erop uit om te zien wat er aan de hand is. Op weg komt hij Chichi de mierenegel, Wawa de koala en Riri de vliegende hond tegen.

Australië, droomtijd-dingen, schattig en voor kleine kinderen.

 
 

Toto l’ornithorynque et le maître des brumes [06/07]
Eric Omond (tekst) – Yoann (beeld)
Delcourt, 1998, 30 blz.

toto

In het tweede boek komen Toto en vrienden een gewonde bandicoot tegen. De dokter, een varaan, zegt dat ze twee haren van de gevreesde bunyip moeten terugbrengen om de bandicoot te genezen.

En het draait niet uit zoals verwacht, lessen worden geleerd, en alles. Ik vond dat de bedankingn op de binnenflap al meteen de toon zetten: “Cet album est dédié à A. Franquin. Mercià mes parents, à Stéphanie, Denis, Hubert, Krado, JC, la boîte qui fait “beuh”. Merci à J.-C. Mézières, mon premier prof de bédé”. Er zit Franquin in, maar er zit ook Mandryka in, en er zit vooral veel voorleespotentieel voor kleine kinderen in. En schone tekeningen.

 
 

Tessa Agent Intergalactique: Sidéral Killer [06/07]
Nicolas Mitric (tekst) – Louis (beeld) – Sébastien Lamirand (kleur)
Soleil, 2004, 56 blz.

Tessa Agent Intergalactique

Men combinere wat Llanfeust de Troy met wat Kim Possible en wat Douglas Adams: dzingboem, Tessa Agent Intergalactique. Het streeft naar Buffy The Vampire Slayer, heb ik de indruk, maar het komt er — in het eerste nummer toch — absoluut niet in de buurt van.

Veel zelfreferentie, veel doorbreken van de vierde muur, veel knipogen naar andere SF (of pogingen tot: het ligt er vaak erg dik op, ik bedoel: als er een voetnoot aan te pas moet komen om te zeggen dat dit een woordspeling is…).

Verhaal in het kort: Tessa droomt elke nacht van intergalactische gevechten, blijkt uiteindelijk dat het allemaal echt is. Ahem ja. Strikt voor tieners, denk ik zo, op basis van het eerste boek. Misschien dat ik het vervolg nog eens met een half ook doorblader om te bevestigen of te ontkennen.

 
 

Vinci [06/07]
Tome 1: L’Ange brisé, Tome 2: Ombre et Lumière
Didier Convard (tekst) Gilles Chaillet (beeld) – Chantal Defachelle (kleur)
Glénat, 2008 & 2009, 2 x 56 blz.

Vinci

November 1519: François I, de koning van Frankrijk, komt een schilderij van Leonardo da Vinci in bewaring geven bij de abt van de cisterciënzer-abdij van Vauluisant. Het is een portret, maar blijkbaar wel van iets of iemand enorm griezelig. Bweikes! zegt de abt. Neenee, zegt de koning, wacht dat ik u het verhaal vertel.

Flashback naar de winter van 1494 in Milaan. Notaris Chrstoforo di Rodrigo wordt dood aangetroffen op het ijs van het Martesana-kanaal. Zonder gezicht.

De provoost roept de hulp in van Leonardo Da Vinci, die op dat genblik met twee projecten bezig in in Milaan: een enorm ruiterstandbeeld voor op het graf van de vader van Ludovico Sforza, en een tafereel van het Laatste Avondmaal, ook in opdracht van Sforza.

Leonardo bevestigt: het gezicht is manifest met chirurgische precisie verwijderd.

Allerlei en nog wat, gedoe met Salaì die zich in dit boek gedraagt als ware hij de zoon van Leonardo, gedoe met een mysterieuze vrouw die haar gezicht verborgen houdt, Leonardo die maar geen inspiratie vindt voor het gezicht van Judas op het Laatste Avondmaal, een tweede mens die vermoord wordt en zijn gezicht afgerukt, tum die dum.

Als ik moet schatten, na het eerste gelezen te hebben: die mysterieuze vrouw waar Leonardo verliefd op lijkt, die is in het verleden verminkt door de mensen die nu vermoord zijn? En Leonardo gebruikt de afgesneden/afgerukte gezichten om Judas te tekenen?

In boek twee is Leonardo, met mysterieuze vrouw en Salaì, tijdelijk verhuisd naar Venetië. Waar prompt nog iemand zonder gezicht gevonden wordt. En Leonardo in zijn kamer, mompelt voor zich uit terwijl hij aan het schetsen is: dat hij binnenkort zal weten hoe Judas te tekenen, met de trekken van allevier de mannen.

Kroniek van een aangekondigd einde, vanaf pakweg bladzijde 10 van deel twee: ‘t is alleen nog de laatste details invullen. Wat dan ook tot in de details gebeurt, en op het einde krijgen we zelfs het schilderij te zien. Tralala.

Gho ja, een relatief stationsromanverhaal, eigenlijk, alles bij elkaar. Mooie reconstructie van Italië in de renaissance, qua tekeningen, dat wel.

 
 

Sept missionnaires [09/07]
Alain Ayroles (tekst) – Luigi Critone (beeld) – Lorenzo Pieri (kleur)
Delcourt, 2008, 56 blz.

7 missionaires

‘t Is Ierland in de negende eeuw, en ‘t is de tijd van de Noormannen. De monniken op Skellig Mor zijn uitgemoord. Geen mens die er nog een voet durft ze zetten.

Behalve een zootje ongereld dat het wel moét doen, als enige alternatief op de doodstraf wegens Dingen Die Een Monnik Normaal Gezien Niet Mag doen.

Ze trekken er met zeven op uit om de Vikings te bekeren, en ‘t is een verhaal van against all odds en ‘t is leutig, en schoon van tekeningen ook. Fijn boek, het beste dat ik in deze reeks gelezen heb tot nog toe.

 
 

Sept pirates [10/07]
Pascal Bertho (tekst) – Jérôme Lereculey (storyboard) – Tim McBurnie (beeld)
Delcourt, 2007, 64 blz.

7 pirates

Een vervolg op Treasure Island: Jim Hawkins, Ben Gunn, Black Dog, Dr. Livesey e tutti quanti worden door een mysterieus iemand opgetrommeld om een tweede deel van de schat van Flint te gaan zoeken.

Bwofja. Andermaal heel erg mooi getekend, en het kan aan mij liggen, maar ik liep er niet warm van, het liet me niet koud. Zo-zo, vond ik het.

 
 

Questor 1: Ménage à Troie [10/07]
Jean-Luc Sala (tekst) – Nicola Saviori (beeld) – Matteo Bassini (kleur)
Soleil, 2011 48 blz.

De Trojaanse Oorlog is net gedaan: Troje smeult nog na, het Paard staat nog op het centrale plein. Idomeneus Decalionides heeft, net zoals de andere Grieken, van Agamemnon de opdracht gekregen om alle mannen en jongens van Troje over de kling te jagen, en vrouwen en meisjes gevangen te nemen. Hij is het allemaal hanrtsgrondig beu: goden en helden zijn zijn ding niet echt.

Hij besluit een groep Trojanen (met onder meer Aeneas , ha!) te redden, zijn wapens aan de haak te hangen, en questor (en soort detective, vermoed ik) te worden. Dik tegen de zin van Aeson, zijn schildknaap, die dan maar besluit om hulpquestor te worden.

questor

Fast forward: 23 jaar later, de villa van Idomeneus & Aeson, questeurs associés. Voor het geld moeten ze het al lang niet meer doen: ze hebben hun tarieven zo hoog gezet dat alleen de archonten nog op hen een beroep kunnen doen, en ze zijn al meer dan veel bezig met hun pensioenplanning. Komt aankloppen: Klytië, beeldschoon, van ver buiten Griekenland, Vestaalse maagd in de tempel van Poseidonis, zit met een probleem. De grootste questor van haar wereld, wil de medewerking van de grootste questor van de Griekse wereld. Of anders sterft haar zus van och here acht jaar oud.

Idomeneus ziet dat niet echt zitten, en terwijl er over en weer gediscussieerd wordt, worden ze aangevallen door een soort 1000-voor-Christus-versie vanGarthim. En is de keuze snel gemaakt: ‘t is wegwezen of opgevreten worden.

Een prachtig getekend (Soleil doet dat wel meer) begin van een serie die er veelbelovend uitziet. Veel woordspelingen en knipogen naar vanalles en nog wat, maar nét niet zo erg dat het stoort. Okay, het kwam niet echt snel op gang, maar daar staat tegenover dat het wel veel fond legt voor karakters.

Deel twee is net uitgekomen ook. Eens op zoek gaan, me dunkt.

 
 

Jesus and the Word [10/07]
Rudolph Bultmann
Scribner, 1962, 240 blz.

Ken uw klassiekers. Deze vroege Bultmann (1934) is een mijlpaal in de demythologisering van het leven en de woorden van Jezus (de volledige tekst staat online, alhier, voor wie benieuwd is).

Interessant om lezen, daar niet van, maar het klinkt allemaal nogal academisch en filosofisch, op een niet-wetenschappelijke manier. Natuurlijk dat de man er niets aan kan doen dat hij leefde voor de documenten van Qumran ontdekt waren, maar dat is — vind ik — geen reden om enkel de synoptische evangelies te gebruiken.

Kierkegaard en Heidegger en vormkritiek, allemaal goed en wel. Maar al wie Crossan en gelijkaardige gelezen heeft, heeft het bijzonder moeilijk met de manier waarop het allemaal zo’n beetje los van sociologie en archeologie en zo bekeken wordt.

Maar wél interessant om zien, al was het om te vergelijken met hoe hij later in zijn leven over dezelfde vragen dacht.

 
 

Born Standing Up: A Comic’s Life [20/07]
Steve Martin
Simon and Schuster Inc., 2007, audiobook (4u 3min)

Born Standing Up

Het is niet vaak dat de blurb van een boek genoeg zegt dat ik maar moet copypasten:

In the mid-70s, Steve Martin exploded onto the comedy scene. By 1978 he was the biggest concert draw in the history of stand-up. In 1981 he quit forever.Born Standing Up is, in his own words, the story of “why I did stand-up and why I walked away”.

At age 10 Martin started his career at Disneyland, selling guidebooks in the newly opened theme park. In the decade that followed, he worked in the Disney magic shop and the Bird Cage Theatre at Knott’s Berry Farm, performing his first magic/comedy act a dozen times a week. The story of these years, during which he practiced and honed his craft, is moving and revelatory.

Martin illuminates the sacrifice, discipline, and originality that made him an icon and informs his work to this day. To be this good, to perform so frequently, was isolating and lonely. It took Martin decades to reconnect with his parents and sister, and he tells that story with great tenderness. Martin also paints a portrait of his times: the era of free love and protests against the war in Vietnam, the heady irreverence of The Smothers Brothers Comedy Hour in the late 60s, and the transformative new voice of Saturday Night Live in the 70s.

Van ganser harte aangeraden. Steve Martin heeft misschien geen professionele vertelstem, en in het begin klinkt het wat klinisch en afstandelijk, maar het zit in de nuances en de details.

 
 

Worlds Enough & Time: Five Tales of Speculative Fiction [20/07]
Dan Simmons
Harper Voyager, 2002, 272 blz.

Worlds Enough & TimeDan Simmons is zo’n kameleon, die van genre naar genre gaat. Er was een tijd, lang geleden, dat alles wat hij schreef uitstekend was. Of misschien: dat ik alles wat hij schreef, zeer goed vond.

Deze bundel kortverhalen: tgo ja. A mixed bag, maar door de rangschikking van de inhoud blijf ik alsnog met een goed gevoel over. Vijf verhalen: het eerste en het laatste poëtisch en goed, het tweede en het voorlaatste avonturen-voor-tieners-in-de-jaren-1980 en ach kom, niet slecht. Het derde verhaal, in het midden: uyngk?

Nummer één, Looking for Kelly Dahl. Tussen spookverhaal en science fiction, een liefdesverhaal dat er geen is van een leraar met burn-out en een meisje met een akelige familiehistorie. Mooi.

Twee. Orphans of the Helix. Een verhaal in het Hyperion-Endymion-universum, maar het leest eerder als wat de intro ervan zegt dat het is: een scenario voor een Start Trek: The Next Generation-episode dat niet verfilmd is wegens geen geld voor de nodige special effects. Redelijk ho-hum, iets voor jongere tieners.

Drie. The Ninth of Av: mhu, en ook wel: can I get a double you tee eff? Duizend jaar in de toekomst, en joden zijn de enige echte mensen die nog overblijven — tot daar aan toe, ik kan daar nog inkomen. De mensen zijn op weg om gegeneocideerd te worden door de robots, okay, tot daar aan toe. Maar dat de robots moslims zouden zijn, en dat ze het doen wegens antisemitisme? Euh nee, suspension of disbelief unsuspended. Leest alsof het zuiver geschreven werd om boze reacties te krijgen. Niét goed, nee.

Vier. On K2 with Kanakaredes. Tiens, dat leest als een mannekensverhaal zoals ik er wel eens las in de lagere school in verhalenbundels met veel Julien Van Remoortere / Piet Mortelman. En het thema is er ook al helemaal: bergbeklimmen. Ik kan mij niet herinneren hoeveel bergberklimmersverhalen er in die avonturencompilaties zaten. Ook redelijk ho-hum, dus.

Vijf. The End of Gravity. Een filmscript, eigenlijk. Losse ideeën, stukken tekst en dialoog die eerder lezen als een soort lang gedicht, en waar ik de beelden moet bij verzinnen om er iets van te maken. Er zit iets in, ongetwijfeld. Niet zeker dat het eruit komt, maar met Solaris in het achterhoofd, en Moon, en in Rusland geweest zijnde als het nog Rusland was en de Sovjetunie toen Rusland geen Rusland meer was: ik was helemaal mee.

 
 

Redshirts: a Novel With Three Codas [29/07]
John Scalzi
Tor Books, 2012, 318 blz.

RedshirtsHey, wat een fijn uitgangspunt voor een boek: Andrew Dahl monstert aan bij de Intrepid. Het is de 25ste eeuw; Dahl en collega’s Maia Duvall, Hanson, Finn en Hester zijn kersverse bemanningsleden aan boord van het vlaggenschip van de Universal Union. Dat van planeet naar planeet en lastig parket naar lastig parket gaat.

Waar met de regelmaat van een klok kapitein Abernathy, science office Q’Eeng, luitenant Kerensky, chief engineer West en medical chief Hartnell haren-ten-berge-rijzende avonturen beleven terwijl ze op away mission naar een planeet zijn. Waarbij altijd wel het ene of het andere bemanningslid schielijk komt te gaan: opgevreten door een ijshaai, doodgeschoten dor een robotharpoen, ingeslikt door een Borgoviaanse landworm…

Dahl is met andere woorden een redshirt, zoals vroeger op Star Trek. Met dat verschil dat hij het beseft. En dat alle redshirts het beseffen: alleen de vijf officieren overleven altijd alles, en al de rest is potentieel een vogel voor de ruimtekat. En dat is niet alles dat vreemd is: als er een probleem is dat in een normale situatie maar een maand opgelost zou zijn, en de kapitein zegt dat er zes uur is, dan geraakt het probleem opgelost op vijf en een half uur. En er geburen allerlei zaken die gewoon compleet onwaarschijnlijk zijn.

Ahem, a bit of a mixed bag, dit. Premisse: uitstekend. Eerste paar hoofdstukken: uitstekend. Midden van het boek: euh ja. Einde: hu, wat? Is het al gedaan? Coda 1: had belofte, maakte ze niet waar. Coda 2: zzzzz. Coda 3: redde het boek, wat mij betrof.

De eerste twee drie hoofdstukken en het einde doen me geloven dat Scalzi veel beter dan dit kan schrijven. Er zat veel meer in: als het concept is dat het echte mensen zijn die de bordkartonnen niet-hoofdpersonages spelen in pakweg Star Trek of Galaxy Quest, dat zou het misschien een goed idee zijn om die personages in het boek méér dan bordkarton te maken. En dat lukt voor mij enkel helemaal in het begin en in de aller-allerlaatste pagina’s van het hele boek.

Ik denk dat ik eens een paar andere boeken van de man lees.

 
 

Lost to the West: The Forgotten Byzantine Empire That Rescued Western Civilization [31/07]
Lars Brownworth
Broadway, 2009, 352 blz.

Lost to the WestThe History of Rome is al een paar maand gedaan, maar vóór Mike Duncan’s epische reeks was er Lars Brownworth’s machtige 12 Byzantine Rulers. Al wie ook maar een heel klein beetje geïnteresseerd is in geschiedenis en/of Rome: haast u, download dat allemaal en zet het op uw telefoon — uren en uren plezier gegarandeerd.

Mike Duncan is een enthousiaste amateur die spreekt over geschiedenis waar we allemaal wel eens van gehoord hebben, maar Lars Brownworth, zowel in 12 Byzantine Rulers als in Norman Centuries, vertelt magistraal over zaken die we door de band niet op school geleerd hebben.

En over Byzantium heeft hij dus ook een boek geschreven. Het leest zoals zijn podcast klonk: boeiend, interessant, en vooral goesting gevend om er méér over te weten. Meer dan elf eeuwen op 352 bladzijden, en dan nog vooral de nadruk op de keizers, dat is lang niet genoeg om meer dan een vogelvlucht van en vogelvlucht te doen. Maar het wél genoeg om de grootste leek op weg te zetten. En om de ene na de andere what-if te bedenken.

Van ganser harte aangeraden.

Leest als een sneltrein, trouwens.

2 reacties op “Gelezen juli 2012”

  1. Die Questor 1: Ménage à Troie [10/07] ziet er geweldig uit! Zet ik meteen op mijn lijstje. En dan vraag ik meteen af: koop je al die boeken digitaal of in papieren vorm? Bibliotheek? App store? Amazon?Waar haal je al dat leesvoer elke maand weer vandaan? ‘t Is dat ik uw samenvatting elke keer wel weet te smaken en denk: daar zitten dingen tussen die ik verdomd graag zelf zou willen lezen. Op de trein of tussendoor.

    1. Ik koop de meeste van mijn boeken bij Amazon, en tegenwoordig bijna exclusief digitaal. En ik weiger zelfs maar te beginnen nadenken over hoeveel geld ik aan strips en comics en graphic novels en allerhande uitgegeven (niet-digitaal, meestal). 🙂

Reacties zijn gesloten.