Ik lig er ook soms wakker van: al wat ik ooit geschreven of gemaakt heb op de computer, gaat weg.
Pak nu de highlight van mijn programmeercarrière, een spelletje geschreven in Borland C++ 3.1. Wég. Ik zou begod niet weten op welke computer het nog zou staan, of ik die harddisk nog heb (en dan zal die waarschijnlijk met Stacker 3 of 4 gecomprimeerd zijn), of het misschien op een tape gebackuped zou zijn (en dan waarschijnlijk in iets als Fastback of zo), of wat.
Ik heb er maanden aan gewerkt om het intelligent genoeg te krijgen dat ik er niet meer tegen kon winnen. En nu is het voor altijd verloren.
Zucht.
En da’s dan nog niet eens iets echt belangrijks. Ik weet niet meer waar ik het gelezen heb, maar het zou zo zijn dat alle harde data over de Vietnamoorlog gewoon onleesbaar liggen te roesten–aargh!
Eigenlijk zouden we alles nog eens moeten uitprinten en bewaren, maar hoe ver moet een mens daar in gaan? En kan iemand weten wat de moeite waard is en niet? Ik heb jarenlang alles bijgehouden. Echt alles: plastieken zakken, folders, tijdschriften, cinemakaartjes, tramkaartjes, rekeningen, you name it.
In december heb ik de remise uitgekuist, en daar zijn dan acht enorme dozen uitgekomen van dingen waarvan ik nu, met pakweg tien jaar afstand, van kan zeggen dat ik ze niet meer moet hebben. Maar het onderscheid tussen houden en niet houden is helemaal anders dan wat ik in pakweg 1994 zou gemaakt hebben. Of 1984.