Zeg, ik heb niets tegen rokers hoor. Sommige van mijn beste vrienden zijn rokers. Ik ben zo verdraagzaam als iets!

Mijn ouders hebben heel mijn jeugd gerookt, en mijn moeder en mijn broer doen dat nog altijd. En mijn nonkel was zelfs, als ik me niet vergis, verantwoordelijk voor die “roker of niet als je maar hoffelijk bent”-campagne, toen hij chef was bij de Belgische-Luxemburgse federatie der tabakverwerkende industrieën.

En ‘t is dan wel grappig om zo’n beetje in overdrijvingen te schrijven—is dat niet waarvoor het internet dient, ongenuanceerde vlugschriften?—maar in ‘t echt neemt het allemaal zo geen dogmatische proporties aan. ‘t Is een beetje zoals bij alle andere zaken: van fijne mensen verdraag ik alles, zelfs sigaretten roken terwijl ik aan het eten ben. En van mensen die ik niet ken, verdraag ik niets of weinig.

Ik ruik trouwens graag sigaren, ongeacht wie ze rookt. En van mij mag om het even wie, zelfs tijdens het eten, voortdurend pijp roken.

En dat tweedehandsrook ongezond zou zijn… uiteindelijk, behalve als je ergens dag in dag uit achter de toog van een café moet staan, zal dat ook wel zó geen vaart lopen zeker?

🙂

Geschreven al luisterend naar: Joao Carlos Martins – Two And Three Part Inventions – The Three Part Inventions: No. 12 In A Major