Rusland is heel erg veel veranderd sinds het niet meer de Sovjetunie is, en Sint-Petersburg sinds het niet meer Leningrad is.
Nevsky Prospekt was toen een troosteloze, lange grijze straat vol kleine vierkante autootjes, met van tijd tot tijd eens een voorbijzoevende zwarte Zyl. Het was de bedoeling, vermoed ik, om de andere hoofdsteden van Europa naar de kroon te steken met een nóg langere, nóg bredere, nóg meer indrukwekkende boulevard te maken, maar ik herinner het me vooral als grijs en stoffig. Met winkeltjes die allemaal op mekaar leken, met oude mensen die zelfgeplukte paddenstoelen of van die ronde harde koek-achtige broden verkochten, in den duik wegens verboden kapitalisme.
De gebouwen zagen er in mijn herinnering allemaal hetzelfde uit: groot, grijs, en om de zoveel tijd een communistische slogan. Gedenk De Helden Van De Glorieuze 23ste April! Allen Samen Voor Het 10de Vijfjarenplan! Met Kameraad Tsjernenko In De Voetstappen van Brezjnev, Voorwaarts De Revolutie Van Het Proletariaat!
Een beetje zoals Unter Den Linden in Berlijn begin de jaren 1980: met de ogen half dicht, met het hoofd een beetje schuin en in een zeer bepaald licht, was het min of meer mogelijk om te zien dat het een plaats was waar meer uit te halen was.
Nu daarentegen!
Er is niet eens meer veel goeie wil nodig, zelfs op een koude februaridag, om te zien wat Peter De Grote in gedachten had. De winkels zijn dezelfde als in om het even welke grote dure winkelstraat ter wereld, de auto’s zijn dezelfde als in Parijs of Londen (behalve misschien dat er verdacht veel Porsche Cayennes rondrijden), er zijn overal restaurants en café’s en allerlei.
‘t Is gewoon wat het had moeten zijn, een Europese hoofdstad.
…op toch links en rechts atavismen na, waarvan heel erg hoog op nummer één het fenomeen van de Mevrouwen In Kotjes is.
Ze zien er ongeveer hetzelfde uit als altijd al, de mevrouwen in kotjes. Iets minder haar in het gezicht misschien, en iets minder doorgroefd. Ik voel er mij nu wel meer op mijn gemak bij dan jaren geleden: om te beginnen ben ik een eind ouder, maar ook en vooral: al die mevrouwen die zestig waren in 1980, dat waren misschien wel allemaal actieve vechters in de Tweede Wereldoorlog. De Russen hadden het niet zo erg met Vrouwen Aan De Haard, toen: elke kilo vlees die Stalin in de richting van de Duitsers kon duwen was goed, man of vrouw, met of zonder geweer, met of zonder munitie.
En wie ooit boeken of films gelezen of gezien heeft over het Oostfront, kijkt dan wel anders naar die oude mevrouwtjes. Wie weet was dié een scherpschutter, wie weet hoeveel Duitsers heeft dié eigenhandig de keel overgesneden, wie weet zat dié in één van die hout-en-canvas-vliegtuigen, wie weet bestuurde dié een tank, wie weet was dié een partisaan die onnoemelijkheden begaan heeft, of iemand die onnoemelijkheden gedaan heeft met partisanen?
In elk hotel, op elke verdieping: een mevrouw achter een tafel. Dag en nacht, weekdag, weekend. Zelfs in iets als ons “hotel”, dat eigenlijk één kant van een vijfde verdieping in een middelklein herenhuis was — een gang en nog een gang, zeven smalle kamertjes na elkaar. Ze wisselen elkaar om de vermoed ik twaalf of zo uur af, ze doen ik ik heb er geen flauw idee van wat, maar ze zitten er wel. Vroeger was het nog flagranter dat ze niets deden, nu stond er een computer en was er internet, ik vermoed dat ze de hele dag kunnen Farmville spelen.
Onderaan de trap in het gebouw waar ons hotel in was, naast de lift — een lift die Pushkin nog meegemaakt heeft en die sinds 1929 geen onderhoud meer kreeg: een kotje van anderhalve op één meter, met een mevrouw erin. Een houten kotje met een glazen venster aan twee kanten, en de mevrouw zit bijna helemaal verborgen achter een vaalblauwe gordijn, in een cocon van kusens en dekens, voor zover we konden waarnemen altijd naar televisie te kijken: we hebben ze gezien om 2u ‘s nachts, om 11u ‘s morgens, om 17u ‘s avonds, om 4u ‘s nachts. Ik heb er geen flauw idee van wat ze daar zat te doen. Of het zou moeten zijn aan de mensen uitleggen dat de vijfde verdieping niet werkt in de lift, en dat het eerst shtiri is (vier vingerlozen handshoenvingers naar boven) en potom (beweging van Daarna, Daarna) pyat (open hand) (Trappen-Op-Loopbeweging-Met-Wijs-en-Middenvinger).
Ga een metrostationroltrap naar beneden: onderaan, een halve kilometer ondergronds, zit een mevrouw in een kotje. De hele dag te kijken naar de trappen die op en neer gaan. Geen idee waarom ze nodig is, misschien zit ze mt haar voet op een dodemanskruk en valt de trap stil als ze haar voet beweegt, misschien zit ze dag na dag te wachten tot ze een onverlaat op de trapleuning wil surfen of naar boven wil op de naarbenedentrap kan berispen, misschien is het haar taak om op de noodrem te duwen als er een noodremknop ingedrukt wordt, ik heb er geen idee van. In ieder geval: onderaan de trap is er een kotje, en een mevrouw in het kotje.
Zelfs op bussen zijn er, op een manier, mevrouwen in kotjes. Stap op, ga zitten, en van zodra de bus aanzet komt er vanop een speciale stoel naast de deur een mevrouw rechtgestaan, helemaal ingepakt in wel twintig lagen kledij en sjaals, met een elektronisch apparaat om magnetische kaarten te lezen en een heuptas vol wisselgeld, om tiketten te komen nakijken. De tiketten zelf zijn trouwens denk ik nog dezelfde als dertig jaar geleden, van wellicht dezelfde rol papier, ooit ontworpen in 1937.
In musea hetzelfde: elke kamer heeft zijn stoel met een mevrouw erop — ik beeld me dan in dat dat allemaal kunsthistorici of vakexperten zijn, en ik voel me op de een of andere manier schuldig als ik niet met voldoende aandacht “hun” kamer bekijk. Zo van, ze hebben maar dat in hun leven, ze kennen waarschijnlijk elk schilderij en elke vierkante centimeter parket en behang van buiten, ze hebben wie weet hoeveel verhalen te vertellen, er hangen vier eeuwen geschiedenis tegen de muren, en ik loop er op veertig seconden voorbij.
Oh! En het vreemdste van al zijn de kotjes op het trottoir, om de zoveel tijd. Ze zijn met niets verbonden, ze staan gewoon tegen een gevel, er is voor zover te zien was geen loket of zo, geen briefje met uitleg. Compleet weird.
Reacties
2 reacties op “Mevrouwen in kotjes”
Die mevrouwen achter tafeltjes in de Hermitage kennen trouwens helemaal niets. Wij stootten steevast op ofwel een “don’t know” of een “no english, no french”.
Mooie maar bij tijden een bevreemdende stad, da’s het minste wat je kan zeggen.
“Kotmadammen” als het ware…