Er was eens, in 1991 in Kronberg in Duitsland, een simulatie van het Europees Parlement, alwaar ik uitgenodigd was als “observer”. 

Ik werd er gedetacheerd bij de mensen die een krantje maakten. Dat werd nominaal gerund door twee Duitsers, maar die mannen hadden niet echt kaas gegeten van wat dan ook.

Ik had dat allemaal al meer dan een paar keer gedaan, zo’n dagelijks krantje maken, en er liep een krankzinnige Luxemburger rond die ook zijn weg rond computers wist te vinden, en samen hebben wij ons meer dan goed geamuseerd, een week aan een stuk. 

En dan was het een paar maand later en was het van hetzelfde in Luxemburg, en hebben we ons ook bijzonder goed geamuseerd. En een paar maand later in Straatsburg opnieuw, en een paar maand later in Gent nog eens. 

We zijn gedurende een tijd regelmatig over en weer bij elkaar op bezoek gegaan, ook toen hij van Luxemburg naar Aachen verhuisde, maar dan ging hij in het verre buitenland werken, met onder meer een hele reeks jaren in Finland. 

En dan zagen we elkaar alleen nog op het internet: hij kwam wel tien keer per dag tevoorschijn in mijn Instant Messenging-dink, met de boodschap dat hij nu online was, en nu offline, en nu weer online. Een mail over en weer soms eens, maar we hadden elkaar al jaren niet meer gezien.

Tot Sandra er vrijdagavond om halfelf plots mee in de living stond, bloody hell, bij wijze van verlaat verjaardagscadeau. (Het was de bedoeling om nog een vriend uit Ierland/Londen en een vriend uit Oxford mee uit te nodigen, maar wegens onverwachte omstandigheden van respectievelijk werk en jammerlijk overlijden van zwaar zieke grootmoeder stond er maar één in de living.)

En dan was het plots zaterdagochtend halfzes, en stonden we boeren en scheten te laten op de koer, en dan was het zaterdagnamiddag en -avond, en was het gelijk het geen vijftien jaar geleden was, maar vijftien dagen geleden. 

Het leven, meneer mevrouw, ’t is soms raar hoe dat gaat.