Ik werd wakker en ik was er 100% van overtuigd — wat zeg ik? 1000% van overtuigd! — dat ik een moord had begaan.

Niet recent, daar niet van. Maar wel heel erg zeker dat het gebeurd was. En niet eens zomaar een moord. Ik moet een jaar of 25 geweest zijn, en ik heb een jongen van een jaar of 15 eerst verkracht, en dan vermoord, en dan heb ik hem in een doos gepropt en op een onvindbare plaats achtergelaten.

Ik heb wel meer van die dromen. Niet specifiek over verkrachtingen en moorden, dat was voor zover ik het mij herinner de eerste keer, maar wel over dingen die ik in het verleden al dan niet gedaan heb, en waar nu nog niemand iets van weet.

Dat ik naar de universiteit gegaan ben terwijl ik eigenlijk nog voor een vak een examen in tweede zit moest doen in het zesde jaar en dat ik dus eigenlijk geen middelbareschooldiploma heb, bijvoorbeeld. Of dat ik van op mijn werk een doos met heel veel geld gestolen heb, en dat ik die dan ergens thuis heb gestoken maar nu niet meer weet waar precies.

Maar moord en verkrachting jong. Allez zeg. Ik heb voor de zekerheid gevraagd aan Sandra of ik toch zeker niemand vermoord heb, en volgens haar niet. ’t Is toch altijd dat.