Dit waren de allerlaatste gedachten van mijn burgemeester.

Even terugspoelen. Cerol Idkan is één van de oorspronkelijke zeven waarmee ik Rigòthbudam, “Craftsyearlings” oprichtte, in de heuvels van The Respectful Point in het Continent of Woods. De omgeving was rustig, de natuur over het algemeen vriendelijk, en het grootste probleem was dat ik mijn landbouw niet degelijk aan de praat kreeg, waardoor ik een chronisch gebrek aan alcoholische drank had.

Maar behalve dat was alles in orde: mijn vesting groeide, trok alsmaar meer dwergen aan, en we waren cosmopolitisch genoeg dat mensen, trollen en zelfs elfen getolereerd werden. Als barden, acrobaten of andere entertainers natuurlijk — niet meer dan dat.

Cerol Idkan wordt al sinds jaar en dag herverkozen als burgemeester van de vesting — ook misschien omdat hij er telkens weer in slaagt om de beste deals met handelskaravanen te sluiten. Hij ziet er indrukwekkend uit:

…maar het is ook gewoon een sympathieke kerel:

He has a natural ability with music, a great deal of patience, a very good feel for social relationships, willpower and a good spatial sense, but he has a meager kinesthetic sense.

He doesn’t often feel envious of others. He has little interest in joking around. He takes offered help and gifts without feeling particularly grateful. He tends to think before acting. He likes to take it easy. He doesn’t focus on material goods. He has a calm demeanour. He generally acts with a narrow focus on the current activity. He tends to consider what others think of him.

When he’s thinking, he clicks his tongue repeatedly.

He needs alcohol to get through the working day.

Like others in his culture, he holds craftsdwarfship to be of the highest ideals and celebrates talented artisans and their masterworks has a great deal of respect for the law, greatly prizes loyalty, values family greatly, sees friendship as one of the finer things in life, believes that honesty is a high ideal, greatly respects artists and their works, really respects those that take the tine to master a skill, deeply respects those that work hard at their labors, respects fair-dealing and fair-play, finds merrymaking and partying worthwhile activities, values martial prowess, values leisure time, respects commerce, values knowledge and finds nature somewhat disturbing. He personally dislikes cooperation. He dreams of creating a great work of art.

Het enige probleem dat ik met Burgemeesten Ceran heb, is dat hij, nu onze vesting boven de honderd bewoners heeft, extravagante eisen begint te stellen over zijn accommodaties. Hij heeft, zoals het een burgemeester betaamt, een bureau om afspraken in te houden en besprekingen te doen, een eigen fancy eetkamer en een ruime, luxueuze slaapkamer, maar hij is niet tevreden. Ik weet wat zijn wensen zijn, en de standbeelden en meubels die ik in zijn kamer heb laten installeren zijn niet naar zijn goesting:

Ik doe letterlijk maanden aan een stuk mijn best om olivijn te proberen mijnen, ik probeer hemel en aarde te bewegen om iemand een zilveren standbeeld van een uil te laten maken, ik vraag zelfs aan alle handelaren die voorbijkomen of ze geen kippen kunnen meenemen, die ik dan in een kooi zou kunnen zetten om de burgemeester content te maken.

Ik ben zo bezig dat ik ergens gemist heb dat er een schermutseling is geweest met een baby-weerwrattenzwijn. Het ding was op eentweedrie doodgeklopt — het was Datan Uzollenod, de 71 jaar jonge miliecommandante, die de genadeslag gaf met haar kruisboog van vingerlindenhout. Genadeslag en niet genadeschot, omdat ze vergeten was kruisboogpijlen mee te nemen, ahem.

Typische soldaat ook, Datan — nuchter, stressbestendig, met focus op het hier en nu:

She likes to present herself boldly, even if it would offend an average sense of modesty. She is generally unhindered by the thoughts of others concerning her actions. She is very ambitious, always looking for a way to better her situation. She is grateful when others help her out and tries to return favours. She does not easily hate or develop negative feelings She is often cheerful, though she remains put off by deliberate merrymaking. She is often nervous. She is curious and eager to learn. She isn’t given to flights of fancy. She can handle stress. She likes to brawl. She generally acts with a narrow focus on the current activity. She has little interest in joking around. She is trusting. She enjoys the company of others.

She winks during conversations. She speaks very deliberately when she’s angry.

She needs alcohol to get through the working day.

Wat ik niet gemerkt had, was dat zij een beet of een krab of wat dan ook van dat weerwrattenzwijn moet gekregen hebben. Waardoor deze situatie ontstond: de maand na de aanval verandert Datan in een weerwrattenzwijn, en voor ik het goed en wel besef heeft ze een stapel dwergen gedood, maar veel erger: nog een grotere stapel besmet. Waardoor maand na maand meer en meer van mijn dwergen vermoord worden door meer en meer weerwrattenzwijnen.

Tot we in de situatie geraken waarmee ik begon:

“I feel so good!”, zegt de burgemeester. Maar eigenlijk voelt hij zich natuurlijk niet goed. Nu net heeft hij het lijk van zijn goede vriend, de dichter Daslut Cloutdream, zien liggen. Daslut was één van de eerste slachtoffers van Datan die het overleefde. Nu ja, “overleven”:

Het lijk van Daslut ligt naast dat van een andere goede vriendin van Ceran, de bard Cadi “Puzzlepleats” Nekariki, die er net voor ze stierf zo uitzag:

She almost never feels discouraged. She lives an orderly life, organized and neat. She is slow to trust others. She isn’t particularly curious about the world. She is stubborn. She doesn’t tend to hold on to grievances. When she is excited during conversations, she often can’t help interrupting others. She licks her lips when she’s nervous.

…maar zoals bijna iedereen tegen nu:

She doesn’t really care about anything anymore.

Ook Ceran is getraumatiseerd tot in de kern van zijn bestaan. De volle maan komt eraan. Hij waadt door lijken en stukken lijken, poelen van opgedroogd bloed en overgeefsel, van het ene miasme naar het andere, en zet zich, compleet murw van de emotie, in zijn bureau. Hij wordt er aangeklampt door de nog overlevende dwergen, waarvan niemand weet of ze al dan niet besmet zijn en dreigen weerwrattenzwijnen te worden. Hij bedenkt nog dat hij trots is herverkozen te zijn als burgemeester (er waren nog zes stemgerechtigde dwergen), en ook wel dat hij zijn omgeving écht niet in orde vindt — He doesn’t feel anything after conducting a meeting in a poor setting — en dan verandert zijn trouwe militiecommandante Datan Uzollenod in een weerwrattenzwijn en stampt ze hem zó hard in het gezicht dat zijn hoofd letterlijk ontploft en zijn tanden tot achteraan zijn slaapkamer terechtkomen:

…en dan veranderen de twee monsters die in het bureau van de burgemeester stonden terug in dwergen. Samen met elders in de vesting een derde dwerg en een goblin-dichter.

Ze hebben geen flauw idee wat er gebeurd is, behalve dat ze wakker worden in een kamer die één plas bloed is. Ze dwalen door de vesting en vinden alleen maar lijken. Stapels en stapels voedsel en alcohol, maar geen mensen meer. Ze zijn nog met drie dwergen en een goblin. Ze weten niet wat doen, en beginnen dan maar lijken op te ruimen. Een maand later veranderen ze weer in monsters, en als ze een nacht later wakker worden, zijn ze nog met twee dwergen: Atîs Keskalidek de herborist, die na de laatste nacht waar er nog anderen waren om tegen te vechten nog moeilijk dingen kan vastpakken, en alleen nog kan kruipen:

…en Mûthkat Arrosid de dokter met een specialiteit in diagnoses stellen, die als bij wonder geen enkele zichtbare wonde (meer) heeft:

Ze weigeren Craftsyearlings te laten ondergaan, en met heelder kelders vol eten en drank, zitten ze vast in een breindodende routine: dag en nacht opkuisen, lijken wegdragen, schade herstellen, en dan bij volle maan monsters worden, en alles in de buurt kapot maken, en dan weer wakker worden en herstellen en opkuisen.

Ze weigeren op te geven, om de één of ander reden. Met de maand worden ze depressiever, met de maand verergeren de wonden van Atîs, en hoeveel ze ook werken, de skeletten en lijken geraken niet opgeruimd — ook al omdat er wielde dieren binnenkomen, die ze dan afslachten en liggen te rotten.

Als zij niet opgeven, geef ik ook niet op, dacht ik. Ik volg ze tot ze wie weet vermoord worden door een inval van vijanden. Maar plots, drie en een half jaar nadat Ceran, de burgemeester en ook de laatste niet-besmette dwerg is vermoord, komt er een stapel dwergen geïmmigreerd. Ondanks dat het al jaren stil was en handelskaravanen geen nieuws meer brengen van Craftsyearlings. Ze komen een lege vesting tegen, met buiten de poorten een enorme stapel lijken en beenderen van dwergen, mensen, goblins en elven. Het enige geluid is het onophoudelijke zoemen van miljoenen bijen, in lange rijen bijenkorven aan de ingang.

Ze zien of horen niemand, en nemen dan maar de vesting in hun bezit:

Een paar dagen later, in een ijselijk stille vesting vol lijken en vernieling, zien ze twee dwergen, overduidelijk met zware PTSD, die uit een diepe mijnschacht naar boven komen om drinken te komen halen.

Ze puzzelen bijeen wat er moet gebeurd zijn, en nemen het enige mogelijke besluit: Atîs Keskalidek en Mûthkat Arrosid worden meteen verbannen. Nieuwe bewoners in Craftsyearlings, die met een nieuwe lei kunnen beginnen.

…ware het niet dat er niet alleen overal nog skeletten rondliggen, maar ook dat de geesten van de niet-begraven slachtoffers de vesting een levende nachtmerrie maken:

Er zit maar één ding op: iedereen inschakelen in de begrafenisondernemerij. Een industrie van gedenktekens en doodskisten maken:

En, met een tweede en derde golf aan immigranten, beginnen aan een massieve necropolis. Iedereen ongelukkig. Iedereen depressief. Maar er zijn stapels lijken te begraven en geesten die moeten rust krijgen met gedenktekens. Chop chop.

De hecatombe van Craftsyearlings en de opofferingen van Atîs Keskalidek en Mûthkat Arrosid zullen nooit vergeten worden!