Allez, moment van de waarheid. Ester ligt in pijphouding in de schoot van Kelly en vraagt of hij boos is op haar.

Hij: “Ik zie u heel graag, maar gij kunt ofwel uw handen niet van mij houden en dan voel ik mij ongemakkelijk, ofwel ziet ge mij niet staan. Gij zegt nooit iets gewoon tegen mij.”
Zij: “Gij hebt u ook niet aan uw woord gehouden. Gij hebt gezegd dat gij mijn beste maatje zou zijn. En waarom doe ik zo? Omdat ik omgekeerd misschien hetzelfde voel. En gij hebt mij dat trouwens nooit verteld.”

De valse teef.

Zij (al lachend): “Ik ben echt wel teleurgesteld. Maar ja, dat is typisch mij: de mensen die ik het graagst zie, stel ik het hardst teleur.”

Euh?? Ik teleurgesteld, is dat plots hetzelfde als ik stel teleur?

Zij: “Maar wat is er gebeurd? Niets toch? Allez ja, natuurlijk wel, maar ja. Als ik bij u ben dan ben ik rustig, en dat gevoel dat ik heb als ik bij lig, dat heb ik bij niemand anderd. Dus da’s wel iets, maar wat? Ja, iets, maar wat is dat? Ik weet dat ook niet. En ik heb dat met u en niemand anders. Dus ja.”

OK, in en uit klappen, grappig.

Hij: “Dit is nu toch geen vriendschap, wat wij hebben?”
Zij: “Allez dat kwetst mij nu. Hoe kunt gij dat zeggen?”

Go for the waterlanders, trut!

Hij: “Kunt gij tellen de keren dat we een gewoon gesprek gehad hebben? Neen toch?”
Zij: “Allez zeg, dat kwetst mij nu. Dat kwetst mij nu.”

Ik gok op nog een paar zinnen voor het bleiring is.

Jaja, haha! het is zover. De pekelteef, de koe, de hypocriete bitch. Wat haalt ze nu boven? “Ergens hoop ik dat ik zondag weg moet, want op die manier kan ik niet verder”.

You know what? Ergens hoopt heel Vlaanderen dat ze zondag weg moet.