Heel mijn jeugd waren mijn broer en ik zo ongeveer de enige kinderen in de wijk, en was het dus een drama als hij niet wou spelen wat ik wou spelen.

’t Is bij ons nu ook al zo: Zelie en Louis willen niet altijd hetzelfde spelen. Vaak wel, en dan zitten ze samen op de computer (elk op hun eigen computer, welteverstaan), of kunnen ze een hele voormiddag samen kleuren of samen achter elkaar lopen.

Maar nu dus niet: Zelie wil mama en kindje spelen, en Louis wil lezen. Zelie probeert met alle sociale intelligentie die haar vijf jaar rijk is, Louis alsnog op andere gedachten te brengen: "kom Louis, we gaan mama en kindje spelen."

"Nee! Ik wil een boekje lezen!"

"Maar we hebben al boekjes gelezen. Ik zal kindje zijn!"

"Nee-ee, ik wil een boek-je le-eh-zen!"

"Ah dan is’t goed. Ik zal alleen mama en kindje spelen. Da’s wel heel leuk hoor mama en kindje spelen: kijk maar! En dan kunnen we ook met de Barbies spelen!"

"Maar ik wil een boekje lezen!"

Vijf minuten later: ze zijn druk mama en papa aan het spelen. Maar wel een spelletje mama en papa waarbij er boekjes voorgelezen worden. Win-win-situatie.