Het was alweer een eeuwigheid geleden dat ik nog eens de tuin ingetrokken was met de macrolens.
Ik doe dat nochtans bijzonder graag, maar ‘t was er gewoon niet meer van gekomen. Rugpijn, te koud, geen gemakkelijk te bereiken levende beesten, te nat, te donker, te moe: altijd wel een excuus.
Vannamiddag, na de (zelfgemaakte!) gehaktballen in tomatensaus met frieten: de AF-S DX Zoom-Nikkor 18-70mm f/3.5-4.5G IF-ED op de D70 gevezen, daarop de Nikon 6T en dààrop Nikon SB-29, en niet zonder enige trepidatie de koer op.
Het plan: een aantal oude getrouwen zoeken en fotograferen.
Mijn eerste halte: de pot ondertussen halfverwaarloosde en verhoute salie. Daar zitten sinds jaar en dag dwergcicades op, wellicht van het merk Eupteryx. Dat is trouwens de reden dat ik die salie niet snoei en trim: ik kan het niet over mijn hart verkrijgen om die beestjes hun leefwereld helemaal weg te knippen. Een beetje moeten zoeken, maar uiteindelijk vond ik er twee onderaan één blad, en een andere in een knop:
Een paar millimeter oude vriend, lijkt het wel. En toepasselijk dat dit net mijn eerste macrofoto is sinds maanden.
Volgende halte: de “border”. ‘t Is te zeggen, de rand van het grasperk tegen de muur. En zeer snel nog zo’n oude getrouwe tegengekomen—het kleine zandloopkevertje Asaphidion flavipes:
Dat liep in de buurt van een dikke dikke rups, van een mij onbekend merk:
Ik ga dit tuinsafariseizoen proberen meer foto’s te maken met een aanduiding van grootte erbij. Misschien print en plastificeer ik wel zo’n papiertje met millimeters erop, kwestie dat ik me zelf ook anders geen voorstelling meer kan maken achteraf hoe groot iets nu precies was.
Het beest hierboven heb ik nog eens naast een stuk van 1 cent gefotografeerd:
…maar bon. Verder op zoek naar oude bekenden: naar de koer zelf, ‘t is te zeggen, naar de stenen. Een random steen omgedraaid, en jawel hoor:
Tomocerus vulgaris, één van de grotere springstaarten in onze contreien. Ik had ook mijn eerste Entomobrya multifasciata sinds twee jaar in de smiezen (snoezig!), maar helaas: foto mislukt. Niet scherp genoeg.
Voor de rest onder diezelfde steen, en ook qua usual suspects een topper: een onbekend klein spinnetje.
Volgende halte: de dakpannen die opgestapeld liggen boven de stapel stenen. Die liggen daar expliciet als schuilplaats voor huisspinnen en pissebedden, en jawel:
Een kleine, jonge, nog wat bleke geelgestipte kelderpissebed (Oniscus asellus), met als ik me niet vergis een mijt (dat zwart ding met rode poten) ernaast.
En onder de onderste dakpan, deze Tegenaria:
Het was koud genoeg dat ze er niet meteen vanonder muisde, dus ik heb er op mijn (realtieve) gemak een paar foto’s onder verschillende omstandigheden van kunnen maken: zoals hierboven zonder flits, en mét flits:
Compare and contrast the relative depths of field, en ook wel de verschillende sfeer die de ftwee oto’s uitademen. 🙂
Het beestje liep wat verder naar de snelbouwstenen, meteen een kans om nog wat foto’s te pakken met een andere atmosfeer:
En wat geëxperimenteer met de reflectie van de ringflits:
Een geslaagd half uurtje. Wordt vervolgd.