Anna leert lezen. Hoja, we hadden ze kunnen leren lezen vóór ze naar het eerste leerjaar ging, absoluut. We hebben dat voor geen van onze kinderen gedaan, en wel degelijk heel bewust: veel leutiger om dat in de klas te doen, en samen te leren, dan daar in de klas te zitten en het allemaal al te kunnen, denk ik zo.
(‘t Is alleen mislukt met Louis, die wou absoluut zijn dierenencyclopedie lezen, en hij heeft het zichzelf allemaal geleerd ergens in de loop van de zomer voor hij naar het eerste ging.)
Maar Anna dus: ze leert lezen.
Ik moet dan dingen op papier schrijven en Anna leest die dan, zo fier als een gieter. En dan moet ik woorden schrijven die niet bestaan, en zinnetjes, en alles.
Niet evident als ze alleen de letters van maan, roos en vis hebben (of beter, de klanken aa oo i m n r s v) en als het maar één lettergreep mag zijn, maar hey, uiteindelijk zijn er toch wel redelijk wat woorden te doen:
Ha, ik had ook nog “oom” kunnen gebruiken, bedenk ik. En “moor”. En ik had er een verhaal van kunnen maken. Over een rare oom Rik die de maan in het raam ziet, en dan naar de maan gaat om maanvis te gaan halen. En dan de rare vis in room doet. Vis is van oom Rik. Mmm vis in room. Vis is in oom Rik. Mmm vis in oom Rik. Mmmm vis in room in oom Rik.
En dan eind goed al goed want er is een roos, die ik, gedimme, nu ik eraan denk, ook in een vaas had kunnen steken: roos in vaas is voor Anna.
(En verder vind ik het ongemeen boeiend, hoe rap dat ze ermee weg is, met dat lezen.)