Deel twee van de tien, en dat het vooruit gaat.
Het lezen, bedoel ik dan, niet het verhaal: dit is een soort zijstap voor een paar personages van het vorige boek; voor zover ik me herinner, worden de verhalen van boek 1 en 2 weer opgepakt in boek 3.
In de Zeven Steden is een revolutie op til (met een soort profetes en woestijnstammen, shades of Fremen en Muad-Dib), de meest populaire generaal van het keizerrijk is buiten de wet gesteld, adel wordt massaal verscheept naar dwangarbeid in de mijnen.
De verschillende plotlijnen overlappen nauwelijks, en alles vindt door elkaar plaats:
- Icarium, een onsterfelijke uitvinder die regelmatig stukken tijd verliest, is op zoek naar iets, maar hij weet niet naar wat. Zijn compagnon en vriend Mappo, ook onsterfelijk, moet er eigenlijk voor zorgen dat Icarium zijn geheugen niet terugvindt. Ze geraken terecht in een oorlog tussen D’Ivers en Soletaken, twee soorten shapeshifters (de eerste kunnen de vorm van veel beesten tegelijk aannemen, zoals een zwerm vliegen of een roedel honden, de tweede kunnen in één ding veranderen, zoals pakweg een draak), en ze komen daarbij in de buurt van Iskaral Pust, een krankzinnige (enfin vermoeden we toch, wie weet) priester.
- Coltaine is de leider van het 7de Leger van het Malazanrijk. Hij probeert zijn leger, en duizenden vluchtelingen erbij, te voet naar de andere kant van het continent in veiligheid te brengen. Daarbij wordt hij voortdurend achtervolgd door een numerische overmacht, tegengewerkt door de adel die ook bij die vluchtelingen zit, en verliest hij stapels volk aan de woestijn. Duiker, ex-soldaat en tegenwoordig keizerlijk historicus, vergezelt het 7de na een tijd.
- Felisin Paran, jongste zus van de Paran in het vorige boek, geraakt in de mijnen terecht. Cue schrikkelijke scènes van verkrachting en verslaving en verminking en alles. Zij wordt vergezeld van Heboric, een ex-hogepriester (zonder handen) van de oorlogsgod Fener en Baudin, een soort straatvechter die Felisin in bescherming lijkt te nemen, tegen haar goesting. Alles is tegen haar goesting, trouwens, na voormelde verkrachtingen en verslavingen en verminkingen: bepaald ambetante madam, die Felisin.
- En dan zijn er nog een paar personages van het vorige boek: Apsalar, die terug wou gaan naar haar geboortedorp en geëscorteerd wordt door veteranen Kalam en Fiddler, en door loverboy-slash-dief Crokus.
Begint het al wat te duizelen? Tja. Dat is denk ik de situatie na een bladzijde of honderd, en dan gaat het nog wat meer loos, met personages en situaties en achtergronden en alles.
Het wordt er allemaal niet beter op, vrees ik, naarmate de reeks verder gaat. Erikson slaagt er hier meer in om zijn personages leven te geven — met Felisin, Kalam en Duiker als uitschieters — en zijn wereld voelt nog altijd even enorm goot en enorm gedetailleerd en enorm geschiedenisvol aan als in het vorige boek. Wat minder geforceerde expositie misschien zelfs, en dat komt dan weer de personages ten goede.
Ontroerend, ook, vaak. In de kleine dingen: een compagnie soldaten in het 7de, nauwelijks omschreven, maar die in een paar scenes helemaal levend wordt; flitsen achtergrond die heelder personages plot in perspectief brengen; de manier waarop een schoothond omschreven wordt.
Ja, aangeraden natuurlijk. Maar niet voor mensen die niet graag puzzelen, en ook niet voor mensen met een slecht geheugen en/of weinig verbeelding.