Ik heb daarjuist voor het eerst in mijn leven kreeft klaargemaakt.

’t Is te zeggen: voor het eerst in mijn leven levende kreeften doodgemaakt bij ons thuis. Barbaars, ik weet het. Ik ben er nog altijd niet goed van: een kreeft van misschien vijftien of twintig jaar oud, en een iets kleinere in koelen bloeden levend in een pot gesmeten. Mirepoix, water, kruiden, koken, tien minuten laten doorkoken, beesten erin, deksel erop, vier minuten later uithalen, voilà:

photo

Er liggen drie kreeften: die linksboven was al dood vóór ze de pot in ging, helaas. Niet door ons: in de winkel zijn de helft van de kreeften er zó slecht aan toe dat het meelijwekkend is. En dan worden dode of zieltogende kreeften aan dumpingprijzen verkocht om soep mee te maken. Wat we hier gaan doen, dus.

En ook daar ben ik slecht van, al die beesten die in die tanks liggen dood te gaan. Ik weet het: natuurlijk is het stom om dáár dan plots hypocriet sentimenteel over te gaan doen en geen gedachte te sparen voor de miljoenen kippen en varkens en koeien die op onmenselijke wijze heel hun leven gemarteld worden.

Misschien daarom ook dat ik het wou doen, zelf die beesten dood maken.