Ik heb het niet graag als het warmer wordt. Dan loop ik rond met een hemd en een vest en dan ook nog een lange mantel en een muts, maar blijkt het te warm geworden te zijn voor een muts en zet ik die dus niet op mijn hoofd maar steek ik ze in mijn mantelzak en riskeert ze er uit te vallen.

Het was maandag van dat: uit mijn mantel gevallen op de tram, en gelukkig dat fijne collega Johan het gezien had, of ik was gezien.

En dan kom ik op mijn werk van bij de klant en ga ik ’s avonds naar huis en besef ik bij het buiten gaan dat ik mijn muts niet op heb, ah ja, ’t is te warm voor een muts.

Maar dan kom ik dinsdag terug op het werk en dan is mijn muts onvindbaar en aargh!

Ik zat al een paar uur ergens tussen low-grade paniek-modus en berustend binnensmonds vloeken — toen er impromptu vergadering aan de pianotafel was op het werk en wat graadt gij? mijn muts lag daar gewoon naast de koffiemachine.

Dat ik zeer content ben dat niemand dat luizig ding in de vuilbak gesmeten heeft, want ik ben er zeer aan gehecht.