Mijn eerste gedacht toen ik het uit had, was dat er niet enorm veel gebeurt in dit boek, vergeleken met het eerste boek.
Maar uiteindelijk gebeurt er wel degelijk redelijk wat: er komen twee personages bij, ze reizen van het hoge Noorden terug naar de thuisstad van Jalan en dan naar Firenze, de bankhoofdstad van Europa.
En die Liar’s Key, da’s een sleutel van Loki, die alle deuren kan open doen. Waarmee Snorri de deur wil open doen waar zijn overleden vrouw en kinderen achter zitten, zelfs al vind iedereen dat een slecht idee.
De achtergrond van de wereld is ondertussen wel helemaal duidelijk: duizend jaar geleden voor het boek, vijftig jaar in de toekomst voor ons, hebben wetenschappers iets gedaan met de wereld waardoor magie mogelijk werd. En quasi gelijktijdig was er een atoomoorlog, die alleen overleefd is door mensen die op tijd in grote schuilkelders geraakten. Waar ze dan honderden jaren later uit kwamen.
Sommige mensen hebben de atoomoorlog overleefd buiten de schuilkelders, door hetzij zichzelf in computers te steken, hetzij als een soort magische geesten te overleven. Maar als de mensen weer tevoorschijn kwamen, werden die geestachtige mensen gevangen door de verhalen en mythes van de mensen, in zoverre dat ze zelfs vergaten dat ze eigenlijk ooit mensen geweest waren — vandaar dat er een letterlijke Loki bestaat, bijvoorbeeld.
Ik was opnieuw content van het boek. En cliffhanger op het einde — snel naar nummer drie!