Madison May werkt in immobiliën. Vandaag heeft ze een uitgeleefd en eigenlijk ook wel stinkend huis te verkopen ergens in New York. De eerste bezoeker belt aan. Ze weet zijn naam, en voor de veiligheid moet ze ook een foto van zijn gezicht nemen en doorsturen naar haar kantoor. Ze leidt hem rond in het huis, ze beginnen te spreken, en ze beseft dat de man meer over haar weet dan eigenlijk mogelijk is. En dat hij iets van haar wil.

One thing leads to another, en hij vermoordt haar brutaal. Maar hij zegt haar eerst dat hij van haar houdt. In elke wereld.

Felicity Staples is een journaliste die schrijft over de moord. Ze blageert zich binnen in het huis, krijgt van de detectives wat foto’s doorgestuurd. Er is geen motief, er is zelfs geen enkel aanknopingspunt. Ze hebben de naam en de foto van de man, maar niets meer dan dat.

En dan ziet ze plots op de metro de verdachte. Volgt een spannende achtervolging/vlucht, waar hij uiteindelijk spoorloos verdwijnt.

Ze gaat naar huis, kruipt in haar bed, slaapt — maar als ze wakker wordt, is er iets aan de hand. Eén van haar twee katten is verdwenen. De meubels in het appartement staan precies niet op hun plaats. En op haar werk weet niemand af van het verhaal van Madison May, of van hoe Felicity achtervolgd werd in de metro.

En dan wordt Madison May opnieuw vermoord: Felicity is duidelijk in in een parallelle wereld terechtgekomen; hier is Madison een beginnende actrice. Felicity besluit opnieuw op onderzoek uit te trekken. En ontdekt dat ze niet de enige is die de moordenaar wil vatten.

Jaha, parallelle werelden en het reizen ertussen. En een seriemoordenaar. Het begint enorm veelbelovend, maar zo ongeveer rond het midden valt het een beetje in duigen. Veel handgewuif, veel gemiste kansen om het verhaal uit te diepen, en uiteindelijk een bijna saai einde, dat mij de indruk gaf geschreven te zijn om verfilmd te worden.

Gemiste kans. Spijtig.