Ik heb de helft van mijn jeugd in doodsangst geleefd omdat ik ergens in het derde leerjaar Edgar Allan Poe’s Tales of Mystery and Imagination gelezen heb. Vooral The Tell-Tale Heart en The Black Cat hebben jaren op mijn gemoed gewerkt, en ook een beetje The Facts in the Case of M. Valdemar.

The Alan Parsons Parsons Project’s Tales of Mystery and Imagination was één van de drie eerste CD’s die ik ooit kocht, nadat er jaren op cassette naar geluisterd had.

Ik moest dan ook geen twee keer nadenken toen Fall of the House of Usher op de Netflixen verscheen.

Teleurgesteld, denk ik, is mijn algemeen gevoel. Het had zoveel meer kunnen zijn.

Het was, om te beginnen, geen moment griezelig. Ik was geen moment ook maar in de buurt van bang. Alles was zó enorm ver op voorhand getelegrafeerd, dat elke mogelijke spanning uit elke individuele aflevering gehaald werd. En door er een raamvertelling van te maken met in de eerste minuut of zo al alle personages dood te tonen, bleef er ook niets over van een mogelijke spanningsboog voor de hele serie.

Ik werd ook nerveus van het in elkaar duwen van allerlei Poe-verhalen en namen die eigenlijk niets met elkaar te maken hebben. Fortunato wordt een farmaceutische multinational, Morella de vrouw van één van de kinderen-Usher, Annabel Lee de vrouw van Roderick Usher, Auguste Dupin uit Murders in the Rue Morge een aanklager van het Openbaar Ministerie en Camille L’Espanaye, een slachtoffer uit hetzelfde verhaal worden een dochter van Usher, de gouden kever wordt het lifestylemerk Goldbug, Tamerlane wordt een andere dochter van Usher, Prospero van Masque of the Red Death wordt een zoon, Lenore is een kleindochter, Arthur Pym wordt de advocaat en fixer van de familie Usher, etc. etc.

Dat had echt niet gemoeten. En de stukken poëzie van Poe die voortdurend terugkomen in monologen en zelfs in de eulogie van een priester — een mens kan veel zeggen over Poe’s poëzie, maar in een gewoon gesprek in 2023 komen ze vrees ik meer als karamellenverzen over dan als iets anders.

De afleveringen individueel duurden mij te lang voor de setup en te kort voor de payoff, en lijken tegelijkertijd te veel en te weinig op de verhalen waar ze naar vernoemd zijn. Masque of the Red Death heeft alleen de dood van een resem mensen op een feest gemeen met het verhaal (en niet de partying at the end of time-vibe), Murder in the Rue Morgue heeft alleen een aap die iemand dood doet gemeen (en niet het detective-aspect), The Black Cat alleen dat er een vervelende zwarte kat is (en absoluut niet genoeg van de descent into madness van de protagonist en het martelen van het beest in kwestie, om niet te spreken van de politie en hoe hij zichzelf verraadt), The Tell-Tale Heart was ook veel te rechttoe-rechtaan in plaats van het allemaal in dubio te laten, Goldbug had niéts van het zoeken-naar-een-oplossing en geheimschrift ontcijferen, The Pit and the Pendulum had wel een pendulum (achtig), maar niets van de claustrofobie en het geleidelijk ontdekken van de uitzichtloosheid.

Enfin bon. Het was niet slécht. Gewoon niet goed genoeg voor wat ik ervan verwachtte.

(En ja, de cast was ahem verschrikkelijk zéééér superdivers en het lag er vuistdik op dat er gespuugd werd op Big Pharma en de Republikeinen en de Patriarchie, en één kant zal het een schande vinden dat veel méér dan de helft van de personages niet-cishet waren en dat door onze strot geduwd werd, terwijl de andere kant het belachelijk zal vinden dat net die personages als abnormaal en deviant en ontaard geportretteerd werden — I do not give a rat’s ass. Het was gewoon niet goed genoeg.)