Ik zit nu al twee dagen na mekaar op de trein naar Brugge toevallig naast dezelfde groep jeugd. Ze doen blijkbaar iets in kokerellen, of bakken en braden of zo—in ieder geval moeten de meisjes tijdens de les haarnetjes aandoen en de jongens een koksmuts.
Gisteren ging het gesprek voornamelijk over de schoolplicht, in de zin van “hoe lang moet ik hier wettelijk gezien nog zitten vóór ik van school weg kan gaan?” En ook wel over wie er meer niet dan wel naar school ging, en hoe het toch wel wreed was dat ze achttien waren en nog altijd in het derde zaten. En dat er sommigen waren die begod een zévende jaar deden!
Vandaag was het onderwerp onder meer “geesten oproepen”.
Dat het alweer lang geleden was. En dat er één in zijn eigen kamer een spelbord en een glas had gebruikt met een aantal kennissen (wat? eddegij geesten opgeroepen met dedie? ge kent ze nog maar een maand!). En dat hij achteraf nog dagen lang van overal gekraak hoorde in het donker.
En dat ze op een andere okkasie iemand hadden opgeroepen, voor zover ik begrepen had een klasgenoot of een broer van de één of de andere, en dat ze zoiets toch niet meer gingen doen, want dat was te weird. En dat ze nochtans gewaarschuwd waren om méér dan zes maand te wachten nadat de persoon overleden was.
En dat één van de gasten een vrouw kende waarvan ze zeggen dat het een medium is, en dat elke nacht om één uur precies haar wekker afgaat. Ik was tewege te zeggen dat ik ook ooit zo’n kapotte wekker gehad heb, maar blijkt dat als ze de wekker af zet, dat dan de radio aanfloept. En als die uit het stopcontact is, de televisie. Und so weiter, presumably, tot ze alle plombs uitgetrokken heeft.
Maar dat werd dus allemaal matter-of-factly besproken, met dezelfde vanzelfsprekendheid als waarmee de veel te korte rok van het te dikke meisje in de volgende wagon of de tennisprestatie van Malisse vorige nacht aan bod kwam.
De gazet vertelt me dat de jeugd van tegenwoordig vreselijk ontkerkelijkt, maar het moet toch zijn dat de nood aan tremendum & fascinans behoorlijk diep zit.