Zegt de dame van het gemeenschapsonderwijs: “We gaan praten over ‘het hoofddoekendebat’, zoals we het ondertussen zijn gaan heten.”

Noemen, heten, overcorrectie, ‘t is wat.

Het was vandaag mijn tweede dag terug op het werk sinds lang geleden, en ‘t was vreemd wat ik wel nog wist en wat niet. Ik wist denk ik niéts meer af van wat er de laatste weken, misschien wel maanden voor mijn vertrek gebeurd was. Vraag me te reconstrueren waar ik aan gewerkt heb voor welke projecten in de loop van april, mei, juni, juli: ik zou het denk ik niet meer weten.

Waar ik wat bang van was, was dat ik over niets nog een opinie zou hebben — dat bleek precies niet het geval te zijn.

Opinies, tjaha. Zoals scheten, vermoed ik: iedereen laat er, en vindt dat die van andere mensen stinken.

Van hoofddoeken en de politiek en het onderwijs en de mensen en de televisie en het leger en hoe erg het allemaal niet is, meneer.

Ik heb vandaag van mijn fijne collega Bart geleerd, trouwens, helemaal à propos niets, dat het weer in orde is om Niet Meteen A Priori Van Extreem Gebrek Aan Melanine Te Verdenken Mensen negers te noemen. En dat het in is, onder de jonge mensen, om meisjes slet te noemen. Zoals in “yo slet gaan haal mij keer een pintje bier”.

Ik verdenk collega Bart van gebrek aan voeling met de populaire en jongerencultuur, maar ik mag niet spreken want ik ken er helemaal niets van. Ik betwijfel dat hij gelijk heeft, maar het zou wel kunnen, ik sta van niets meer verbaasd—ik zie aan de schoolpoorten de waanzinnigste dingen qua mode, bijvoorbeeld.

Jodhpurs in camouflagekleuren met oranje kousen, pakweg. (“Pakweg, pakweg, pak in ‘s hemelsnaam wég”, ah ha ha.) Of anoraks, compleet met cagoule, maar dan in knullige ruitjesmotieven die het midden houden tussen Schotse kilts en keukenhanddoeken uit de jaren 1970. En hoeden. Hoeden mijne man! Hoeden in skai, hoeden in stof, hoeden in vanalles. Lélijk allemaal, dat wel. Wit, blinkend bruin, en opnieuw die kiezige ruitjes. Het kan niet anders of er loopt ergens een stam circusdwergen te zoeken naar hun voorraad lelijke hoeden, want ik heb heel de maand september nog niet één zo’n jeugd gezien met een hoed die groot genoeg was voor zijn hoofd. Of die er elegant of stijlvol uitzag: ‘t zijn gelijk allemaal concierges van verschoten vier-verdiepings-appartementsgebouwen in slechte côtés van de stad, of clonen van Modest van Rosa van in de tijd toen Walter Baele nog mocht op de VRT komen in een andere vorm dan Meneer Van Veelhuizen. Maar dan wel met icky melksnorren en attitudes als waren ze Gods Gift Voor Sletten.

Um, wat nog?

Ik bedacht deze middag plots dat het nu een bijzonder fijn moment is om websitebouwer te zijn. En dat 2002–2004 de meest afgrijselijke periode was om dat te zijn.

Oh, en ik heb allerlei existentiële problemen.

En Jan heeft zaterdag zijn eerste echte voetbalmatch, tegen Gent.

En ik ga eens wat juridische wegen bewandelen.

En ik ben zo moe als iets, mijn rug wilt niet mee.

En we hebben een afspraak om eens te kijken naar verder werk in ons huis.

En het is bijna weekend.

En ik heb een stommiteit begaan in World of Warcraft waardoor ik veel ga moeten herdoen.



Reacties

2 reacties op “ABN, en opinies, en alles”

  1. heavy stuff dude. Da pintje zulde toch zelf mogen halen.
    ik vind dat de jeugd momenteel toch vrij origineel is. Niks braaf maar lekker schreeuwerig en vaak gedurfd. A zo moet dat zijn. Niet dat ik het persoonlijk zo mooi vind maar ik kan een uitgesproken stijl alleen maar aanmoedingen. Daarom vind ik uniformen zo verschrikkelijk, een tiener/puber moet zich -vooral tijdens die periode- op alle mogelijke manieren kunnen uitdrukken en met hun kledij kan dat.

  2. Ik heb nooit begrepen waar ne mens zich zodanig wil kleden dat het belachelijk wordt, puber of niet.