Kinderen die activiteiten doen: het is wat.
Gisteren was het concert op school, alwaar Zelie en Louis in het koor zitten. Bijna drie uur aan een stuk, met een koor en orkest van 80 man, koormuziek van Bob Chilcott, Leonard Cohen, Jester Hairston en Lorenz Maierhofer, het Vioolconcerto in E-klein van Mendelssohn, Mozart’s 21ste pianoconcerto, en dan nog werk voor koor en orkest van Xavier Verhelst en Luc Van Hoof.
Vooral de Xavier Verhelst —Kız Çocuğu, van het gedicht van Nazım Hikmet– bleef bij mij plakken, en niet eens omdat Zelie er een (verkouden) solo in deed. Ik heb de componist zowaar een mail gestuurd om te vragen of er ergens een opname van bestaat, zo wijs dat ik het vond.
Vandaag was het show van The Dance Factory, alwaar Louis en Jan dansen, en morgen is het nog eens show. Vandaag Louis, morgen Jan.
Meestal zijn die shows lang, lange, lánge avonden, maar ik had gelijk de indruk dat er deze keer meer schwung in zat dan anders. Geen eindeloze balletvoorstellingen van een half uur, bijvoorbeeld. Wél natuurlijk nog heel veel Modern en Hedendaags, waar ik langzaam maar zeker allergisch aan word.
Met alle respect voor dansers en choreografen, die enorm hard hun best doen en zeer hard werken en kwalitatief hoogstaand bezig zijn, maar ik heb het wel gehad. Dat eindeloze depressief rondgeslenter, die holle dramatiek, dat pseudo-pathos, die ‘verhalen’ en ‘gevoelenssss!’ die er telkens in geforceerd worden, die danswoordenschat die op den duur alleen maar een aaneenschakeling van clichés wordt — én vallen én rollen én weer opstaan, en nu eens achteruit lopen, en het hoofd van de partner draaien met de hand, én terug naar depressief rondslenteren: het danstechnisch equivalent van karamellenverzen. Neen, echt niet.
Afijn. Morgen dus nog eens dansvoorstelling. Met Jan deze keer, die morgenochtend trouwens ook al examen heeft (Way to Play, technische voetbalschool).