Wat is dat met meer dan degelijke debuten, tegenwoordig?
En ook: verdorie, ik had moeten wachten tot na de zomer om dit te lezen. Ik had het al lang volgehouden: Ancillary Justice (2013) en Ancillary Sword (2014) stonden al een tijd op de ‘te lezen’-lijst, maar ik had mezelf voorgenomen er niet aan te beginnen tot Ancillary Mercy (2015) uit zou zijn.
En dan had ik pech: mijn vorige boek was bijna uit, en ik had iemand aan de lijn die net Ancillary Justice gelezen had en het mij aanraadde, en lang verhaal kort, twee en een halve dag later waren de twee eerste boeken van de Imperial Radch-trilogie uitgelezen.
Imperia over millenia en lichtjaren heen, mysterieuze aliens die niet echt in beeld komen maar wel vitaal zijn voor het verhaal, onderdrukte lokale bevolkingen: space opera, hoezee!
Achteraf bekeken leest het als een catalogus van genre-clichés, met een auteur die er op de één of andere manier in slaagt om Iain M. Banks met Anne McCaffrey te integreren. Zeer letterlijk, eigenlijk zelfs: het hoofdpersonage is écht een schip dat zingt. Een Artifiële Intelligentie en geen cyborg zoals bij McCaffrey, maar voor de rest: het schip verzamelt muziek en zingt heel de tijd, er is een complexe relatie tussen schip en kapitein, het kan allemaal nogal sentimenteel worden.
Niet overdreven of zo, en er is genoeg spanning en avontuur en karakterontwikkeling en wereld te ontdekken om het allemaal meer dan interessant te houden.
In de wereld van Ancillary Justice zijn de Radch het dominante rijk in het bekende universum. Hun basis is een Dysonsfeer ergens buiten beeld, en hun modus operandi is al een eeuwigheid: werelden veroveren, onderwerpen en ‘beschaven’, en dan de volgende wereld. Ze hebben een technologie ontwikkeld waarmee ze menselijke lichamen kunnen controleren als ‘ancillaries’: een centraal brein verdeeld over verschillende lichamen, waarbij de oorspronkelijke persoon die in het lichaam zat helemaal verloren gaat.
Die ancillaries kunnen gecontroleerd worden door AI’s, en dan gaat het om tientallen en tientallen soldaten, maar het kan ook een soort decentralisatie van gezag zijn: de Heerser van de Radch, Anaander Mianaai, gebruikt al duizenden jaren clonen van zichzelf als ancillaries.
Het verhaal begint op een verlaten ijsplaneet (echo’s van Hoth, iemand?), waar de enige overgebleven ancillary van het schip Justice of Toren toevallig in de goot een officier tegenkomt die duizend jaar geleden verdween. En dan gaat het over en weer tussen de tijd nu, met de relatie tussen die officier en het schip (dat zelfs duizend jaar geleden die officier niet echt sympathiek vond) en de tijd twintig jaar geleden, waar we ontdekken hoe het komt dat er maar één ancillary van een schip overblijft.
Ik weet niet of het zó goed is dat het al die prijzen waard is (Hugo, Nebula, Locus, Arthur C. Clarke, BSFA) want in het grotere space opera-beeld blijft het allemaal toch wat op de oppervlakte, maar hey, het zijn fijne personages, het is een fijn verhaal, het is degelijk geschreven, en het gaat allemaal vooruit.
Aangeraden, dus.