Cargo cults zijn wijs. Beeld u in, ge woont ergens in de Stille Zuidzee, ge hadt tot nog toe nooit meer gezien dan eilanden en eilandgenoten en het meest technologisch geavanceerde ding in uw wereld is een kano. Ineens is het de Tweede Wereldoorlog, komen er mensen die er helemaal anders uitzien dan u toe, ze kappen een lange strook bos af, zetten er wat lichten rond, en vanaf dan komen er elke week stapels onbevattelijk grote vogels aangevlogen, die enorme pakketten vol eten, tenten, kledij en ander materiaal droppen.
Ge ziet dat een paar jaar gebeuren, en dan wordt alles afgebroken, en gaan alle roze mensen weg. Waarop ge met het hele eiland beslist om ook zo’n lange rechthoek te maken, want als ge die maakt, komen er voor u misschien ook grote vogels met gratis eten. Of misschien maakt ge een lap stof met rode en witte strepen en sterren erop, want dan komen de roze mensen misschien terug.
Dat is allemaal antropologisch en grappig, maar het leutige is dus dat dat in alle mogelijks omstandigheden ook gebeurt. Post hoc ergo propter hoc, gelijk ze zeggen: als X gebeurt en dan gebeurt Y, dan is X wellicht de reden voor Y.
Cargo cult science is al sinds de jaren 1970 een begrip (merci Richard Feynman), er is ook cargo cult programming (c2 wiki is nog steeds een ding) en er zijn nog zeer veel andere cargo cult dingen. Ik moest onlangs denken aan één van de meest flagrante gevallen die ik al tegengekomen ben in de afgelopen jaren.
In zowat alles dat met design of user interfaces of brainstorming of wat dan ook te amken heeft en dat uit de Verenigde Staten komt, spreken mensen over Sharpies:
Ik was een tijdje geleden ergens om iets brainstormachtigs te doen (een service blueprint, meer bepaald). Er werd met Post-it’s gewerkt en met echte Sharpies. Heel de vergaderzaal lag vol Sharpies! Die mensen wisten meer dan goed waar ze mee bezig waren, cargo cultisme is zo ongeveer het laatste waar ik ze van zou beschuldigen, maar het deed me wel denken aan een heel aantal jaar geleden, in een volledig andere context, bij een bedrijfje van een man of vier vijf dat mij gevraagd had om tussen de soep en de patatten eens een dag langs te komen voor ‘t een of ‘t ander.
Het ging toen over iets veel schimmigers, een soort halve uitleg, halve opleiding, halve brainstorm (uiteraard concurrentievervalsend gratis, zo ben ik dan wel weer). Het bedrijf zat in een gewoon woonhuis huis dat helemaal gebruikt werd als bureau. De vergaderzaal was de living met de rolluiken naar beneden om te projecteren, en de rolluiken naar boven om te kunnen zien wat er op een whiteboard dat rechtopstaand tegen de muur geplant stond, geschreven stond.
Zeer veel Post-it’s, een pakje (ongebruikte) field notes-boekjes, maar vooral: Sharpies! Stapels en stapels Sharpies! Ze waren er enorm trots op, op hun Sharpies. Wél allemaal van één dikte (terwijl het juist gemakkelijk is om iets zeer dik, gemiddeld en minder dik te hebben), en ook de helft leeg of bijna leeg, maar toch: ze hadden échte Sharpies. ‘t Was eigenlijk om medelijden mee te hebben.
Het punt is natuurlijk dat schetsen met een dikke stift gemakkelijker gaat dan met een dunne stift, niet noodzakelijk dat het met Sharpies moet. Ziet, dit ligt er op mijn bureau:
Maar wel wijs dus, een heel bedrijf dat dacht dat het mits voldoende Sharpies wel in orde zou komen.
Het is niet zo hard in orde gekomen met dat bedrijf, trouwens, nee.