Ik was mijn kredietkaart kwijt en ik was mijn rugzak-van-het-werk kwijt.

Mijn kinders krijgen regelmatig mijn plastiek om boodschappen mee te doen, en we waren zo ver dat ik drié kaarten kwijt was: mijn bankkaart, mijn kredietkaart en mijn maaltijdchecque-kaart.

Die laatste zit zéker in de zak van één van Zelie haar kledingsstukken, maar ze weet niet meer wat ze aan hand toen ze naar de winkel ging dus ’t is reddeloos verloren.

De bankkaart is verdwenen. Niemand weet waar ze is. De kinderen zweren dat ze ze teruggegeven hebben, ik weet zeker van niet.

De kredietkaart, ik ga het ootmoedig toegeven, die had ik mislegd. Ik wist redelijk zeker dat ze op mijn bureau lag, maar ik heb alles opgeheft en ze niet gevonden — tot een dag later, dat ik een onderleggen naar beneden bracht en dag dat mijn kaart aan de onderkant van de onderlegger plakte.

En mijn rugzak-van-het-werk: heel het huis doorzocht, en uiteindelijk bleek het ding gewoon in de keuken te staan, achte de strijkplank. Waar die rugzak dus al sinds maart staat, blijkbaar, want dat is al hoe lang ik niet meer naar Brussel getogen ben.

Serieus: hoe lang dingen hier op één bepaalde plaats kunnen blijven staan in huis, een mens verstaat zich daar niet aan. Ik kijk er zeer, zéér hard naar uit dat de verbouwingen gedaan zullen zijn, en dat we een gaan proberen alles een definitieve plaats te geven.