Elk jaar rond Pasen en Kerstmis sta ik er bij stil, hoe weinig ik tegenwoordig leef op het ritme van de liturgische kalender, en hoe véél dat was als ik klein was.
Van de katholieke kleuterschool over de lagere school waar ik godsdienst volgde tot het jezuïetencollege in de middelbare school, en ook natuurlijk van elke week naar de mis gaan tot mijn pakweg dertien jaar, stond heel het jaar in het kader van ofwel naar Pasen toeleven, ofwel naar Kerstmis.
Adventskransen en veertigdagenperiodes en allerlei.
Tegenwoordig: niets meer. Niet dat ik er enorm van wakker lig, maar ik vind het ergens toch ook spijtig, zo voeling verliezen met een gemeenschap van mensen die hetzelfde gevoel hebben.
Sandra heeft chocolade gekocht, en op Paaszondag wordt die dan op tafel gelegd. Niet meer verstopt, want God weet waar die dingen dan allemaal zes maand later teruggevonden worden — of, realistischer, tegenwoordig: God weet hoeveel muizenfamilies we ermee voederen.