January Scaller groeit op in het huis van de schatrijke Cornelius Locke. Haar moeder is er niet, en haar vader is voortdurend weg: hij reist de wereld af om artefacten te zoeken voor Locke. Denk de mindset van het fantastische Pitt Rivers museum in Oxford: ha, inboorling, gij hebt hier iets dat er interessant uitziet? Graai! ’t Is nu van mij!

Met de jaren verwatert de relatie met haar vader, en wordt ze meer en meer wat Locke wil dat ze is: een decoratief, stil persoon op de achtergrond. Ze heeft één vriend: Samuel, de zoon van de rondtrekkende kruidenier, die haar een hond geeft. En dan vindt ze een boek en leest ze over Deuren die hier en daar in de wereld te vinden zijn, die naar Ergens Anders leiden.

En dan blijkt dat Cornelius Locke en zijn vriendengroep niet zomaar een club van verzamelaars van rariteiten zijn, maar zowaar Schlechteriken. Ondanks haar vriend Samuel, haar hond Bad (Sinbad) en haar laatste gouvernante die rechtstreeks van haar vader kwam, wordt ze in een gekkenhuis gestoken.

En ondertussen komt het verhaar in het boek in het boek alsmaar dichter bij het verhaal van January zelf.

Veel verschillende opinies over dit boek: van ongeloofdlijk fantastisch goed, beste boek dat ik ooit gelezen heb tot euh nee, écht niet. Ik vond het niet slecht. Te traag bij momenten, niet één maar twéé allesveranderende gevallen van Insta-Oneindige-Liefde-Op-Het Eerste-Gezicht™, een bepaald gebrek aan karakterontwikkeling op het hoofdpersonage na — maar wel mooi geschreven.

Drie en een halve ster op vijf, als ik zou moeten quoteren. Niet zo goed als het zelf denkt te zijn.