Ach, ach, ach. Ik ging woorden aanstippen waarvan ik vermoedde dat de gemiddelde mens ze niet zou begrijpen, maar ik ben er na een tijdje eigenlijk mee opgehouden om het consistent te blijven doen:

Verdigris is something empyrean. The luciferin gland is being put to hard labor. Her rutilage comes through. Her systems are extravasating warnings. Lightening to the juvenile colors of recent echymosis. Her interior allometry. A feculent thing. The emollience of her presence. The concert halls colors elegiacally: phthalocyanine blue shadows, viridian luster, an oil painting drowned in the bathyal deep. A muttering hummadruz of discrete conscisousness. Her vision mottles with photopsia. Her hair a mix of keratin and mesoglea. She gets to her connate duty. The nociception department. She straight-up apostatizes the conceit. The diarthrodial joints. Milquetoast timbre. Six voices converging in stretto. Every phenome spat. Visual qualia inverts. In the process of mellification.

Ik denk dat ik van mezelf wel kan zeggen dat ik een behoorlijk ver boven het gemiddeld uitgebreide woordenschat heb in het Engels: wat ik niet begreep, was uit de context duidelijk (hummadruz, “a name coined in the 19th century for a strange humming noise heard in the country, usually in still summer weather, and with no apparent source”; rutilage, “glowing, shining, gleaming, glittering, with either a ruddy or golden light”; mesoglea, the tissue found in cnidarians like coral or jellyfish that functions as a hydrostatic skeleton; diarthrodial joint, a freely moving joint characterized by its mobility and joint cavity within a synovial membrane encased in the joint capsule) — maar ik vrees dat dit boek pijnlijk lastig om lezen is voor een groot deel van de potientiële lezers.

Het verhaal heeft niet veel om het lijf: ergens in een verre toekomst zijn er Minds, artificiële intelligenties die het niet hoog op hebben met mensen. Er zijn ook The Dirty Dozen, een groep van twaalf jonge vrouwen, die jaren aan een stuk (zeker 200, lees ik op een bepaald moment) allerlei opdrachten uitvoeren en gevechten hebben, onder leiding van Rita, die niet weinig manipulatief is.

Als ze dood gaan — en dat gebeurt meer dan veel — worden ze gewoon gecloond, wordt hun bewustzijn in het nieuwe lichaam gestoken, het nieuwe lichaam geüpgradet met allerlei wapens en cybernetische shizzle, en doen ze gewoon weer verder.

Tot veertig jaar geleden, waar er Iets Heel Ergs gebeurde en er een aantal van hen écht dood gingen. Gevolg daarvan was de een aantal andere van de Dirty Dozen er de brui aan gaven, en op verschillende manieren een ander leven opbouwden.

Maar nu blijkt dat één van die écht gestorven mensen niet echt écht gestorven is, maar al veertig jaar als een soort zelfreplicerend virus is blijven bestaan.

Volgt een schoolvoorbeeld van Putting the Band Back Together (waarschuwing, TVTropes-zwart gat). En dan nog wat andere clichés op een hoopje: de personages die plots they/them worden, op de één of andere manier mensen die al die eeuwen in de toekomst nog altijd kledij in vantablack dragen, de Minds die op de één of andere manier in de zeer verre toekomst allerlei twintigste-eeuwse dingen spuien (waarom niet 19de? waarom niet 25ste?), yada yada.

Ik was niet onder de indruk.