Ik doe geen onkruid weg, dit jaar. ‘t Is te zeggen: ik laat bijna alles staan, behalve grassen en bomen die zichzelf tussen de stenen zaaien. De eerste doe ik uit, de tweede verpot ik. Oh, en heel soms ook dingen waarvan er te veel staan naar mijn goesting, die doe ik ook weg — zoals stinkende gouwe, die alles helemaal zou overnemen als ik er niet zou op letten.

Dat leidt soms tot bijzonder aangename verrassingen. In het beste geval dingen zoals dit, waar ruwweg van links naar rechts muurleeuwenbek staat (witte tot lila bloemetjes, groeit gelijk vermoord), en gehoornde klaverzuring (gele bloemetjes, woekert voor dood), kruiptijm (paarse bloemen, hier, maar enorm gevoelig aan natte grond), en dan helemaal rechts parapluutjesmos (zeer mooi, vind ik, maar gevoelig aan droogte — het wordt een lelijke harde geelbruine korst).

Het allerleutigste is als er verrassingen zijn. Ik had al eens roze klaverzuring gezien:

Recent zag ik in één van de grote bloempotten waar ik allerlei in zet dat ik wil houden maar niet in de volle grond wil zetten, échte klaver groeien, geen klaverzuring. Ik had er nergens in de hele tuin staan, ik had er geen idee van waar hij vandaan kwam, maar ik was benieuwd naar de bloemen — ik heb fantastische jeugdherinneringen aan hele grasvelden vol witte klaver waar dan beige bloemen in een bolletje op kwamen, die vol zaten met hommels.

Geen beige bloemen op mijn klaver, en maar één bloem. Maar wat voor één:

Het is zowaar inkarnaatklaver! Trifolium incarnatum, en geen mens die weet hoe ik dat in mijn hof heb gekregen. Ik heb er nog nooit gezien in het echt, en nu ineens gewoon in een pot in mijn hof!

De meeste bloemen zijn wel niet zó opvallend. Deze bijvoorbeeld, Epilobium parviflorum:

Ik heb het volgende stadium van die viltige basterdwederik wél al gezien in den hof, met grote zaaddozen gelijk een opengepelde banaan maar dan vol met pluizige zaadjes. Maar nog nooit met die kleine bloemetjes erop.

Of deze, in dezelfde pot broederlijk naast de inkarnaatklaver, Phacelia tanacetifolia:

“Ook bijenbrood, bijenvoer of bijenvriend genoemd”, zeggen de wikipediats, wegens dat het een plant is die voor zeer veel bijen zorgt. Ik laat ze natuurlijk staan, in de hoop dat er volgend jaar weer staat.