Daron Acemoğlu & James A. Robinson
Crown Currency, 2012, 529 blz.

De thesis van Acemoğlu en Robinson is bijzonder kort samen te vatten: waar institutioneel rijkdom uit het land / de mensen gezogen wordt en in handen van een kleine elite belandt, is er geen zekerheid, is er weinig of geen incentive voor innovatie of voor mensen om zichzelf te verbeteren, en falen naties. Waar instituties ervoor zorgen dat eigendomsrechten gerespecteerd worden, mensen gelijke kansen krijgen, en mensen beloond worden als ze risico’s nemen en investeren in nieuwe technologieën en vaardigheden, wordt rijkdom verdeeld onder de mensen, en bloeien naties.

Ze noemen het een extractive versus inclusive instellingen. In een extractive situatie is de kleine elite bang voor veranderingen en willen ze het status quo behouden en zeker creative desctruction vermijden. In een inclusive situatie is er ruimte voor een positieve feedback loop van innovatie en groei.

Ik vond twee voorbeelden het meest sprekend.

De commenda in Venetië was een formule waarbij een “sedentaire” partner al (of het grootste deel van) het geld in een onderneming zoals maritieme handel stak, terwijl de andere “reizende” partner het lijfelijke risico liep. De opbrengst van de onderneming werd zo verdeeld dat de reizende partner een veel groter deel van de opbrengst kreeg dan wat hij er geldelijk in stak. Op die manier konden mensen met weinig naam en faam zeer snel opklimmen in de maatschappij. De auteurs stellen dat het einde van dit systeem en meer specifiek de Serrata in 1297, het moment dat Venetië besliste dat lidmaatschap van de Grote Raad enkel nog erfelijk zou zijn, ervoor zorgde dat er Venetië sindsdien alleen maar minder groot is geworden: geen incentive meer om zichzelf te verbeteren, en een omslag weg van relatieve grote inclusiviteit. Gevolg:

Today the only economy Venice has, apart from a bit of fishing, is tourism. Instead of pioneering trade routes and economic institutions, Venetians make pizza and ice cream and blow colored glass for hordes of foreigners. The tourists come to see the pre-Serrata wonders of Venice, such as the Doge’s Palace and the lions of St. Mark’s Cathedral, which were looted from Byzantium when Venice ruled the Mediterranean. Venice went from economic powerhouse to museum.

Van het tweede voorbeeld, in de andere zin, had ik nog nooit gehoord, en ik ben content dat ik er nu wat meer over weet. Omdat de regio van het huidige Botswana leeg van bevolking en weinig economisch waardevol leek, heeft het slavernij en kolonisatie grotendeels vermeden. Bij de onafhankelijkheid hadden ze 100 mensen die middelbare school hadden gedaan en zes die verder gestudeerd hadden in het hele land. Maar de mensen die aan de macht kwamen hebben zichzelf niet gewoon in de plaats van de kolonisator dictator gemaakt, maar hun best gedaan om te zorgen voor degelijke instellingen en infrastructuur. Wat er nu voor zorgt dat zij zowat de meest stabiele democratie van heel Afrika zijn, en dat de diamanten die er gevonden werden niet voor burgeroorlog zorgden maar decennialang voor één van de hoogste economische groeipercentages ter wereld.

Interessante dingen geleerd dus, zeker dat. Maar bij nader inzien is de thesis misschien net iets te banaal om er vele honderden pagina’s voorbeeld na voorbeeld na voorbeeld aan te hangen. Om de centrale gedachte voor te stellen en te ondersteunen, was een middelgroot essay ook voldoende geweest. Het boek springt bovendien zó vaak van de hak op de tak, waarbij de tak meestal de Engeland en dan vooral de Glorious Revolution is, dat het soms om van te duizelen is. Het voelt ook vaak aan alsof de auteurs gewoon weetjes willen geven, niet omdat zecentraal zijn aan de thesis of nodig om ze te onderbouwen, maar omdat ze ze nu eenmaal opgezocht hebben en het wel interessant is om te vermelden.

Engeland, Frankrijk, Egypte, Botswana, Japan, Brazilië, Mexico, Peru, Colombia, de Azteken en de Maya, Cortés en Pizarro, Jamestown en Roanoke, de dertien kolonies van de VS, Spanje en de Cortes en de Consitutie van Cádiz, patenten in de 17de eeuw in Engeland en in de 19de in de VS, Porfirio Diáz in 1880, Pinochet in de jaren 1970 en -80, het verschil tussen Bill Gates en Carlos Slim — en dan zit ik nog maar een paar tiental bladijden ver en heb ik een hele hoop discursussen overgeslagen.

Serieus: het boek springt van continent naar continent en van eeuw naar eeuw in zo ongeveer elke paragraaf. Niet dat ik er een groot probleem mee heb, maar het lijkt soms wat onnodig. En het maakt er niet echt een coherent verhaal verhaal van.

Er is weinig in te brengen tegen het centrale idee. Het vervelende, en de auteurs geven dat grid toe, is dat het weinig voorspellende waarde heeft: voor elk van de naties waar het slecht of goed gaat, had het ook goed of slecht kunnen gaan. Nadat ongeveer de helft van de bevolking stierf aan de pest in de middeleeuwen, had de adel in Oost-Europa net een tikkeltje meer macht dan in West-Europa, waardoor ze daar hun privileges niet alleen behielden maar zelfs verstevigden. Omdat de Koning in Engeland op dat moment net wat minder macht had dan in Frankrijk, kon hij geen monopolie op transatlantische handel afdwingen, waardoor handelaars rijk en machtig werden — terwijl dat in Frankrijk niet op die manier gebeurde, en in Spanje al helemaal niet. Maar voor hetzelfde geld was het anders gegaan.

Terwijl ik het boek las, en vooral naar het einde toe waar we iéts meer in het heden komen, begon het me wat tegen te steken. Er zitten gaten in het verhaal. Is neo-liberaal kapitalisme écht de enige weg naar een geslaagde natie? Wat is een natie, eigenlijk? Wat is de rigoereuze definitie van “extractive” en “inclusive”? Is er echt niet één tegenvoorbeeld te geven? Wat met nationalisme en met religie en ander niet-rationeel fanatisme? Letterlijk één pagina over media op het einde van het boek is al wat we te horen krijgen over de rol van informatie in dit alles — wat met de Verlichting en politieke en andere wetenschappers in het verleden, en televisie en internet en sociale media in het heden? En akkoord, Jared Diamond heeft zéker de wijsheid niet in pacht, maar is het écht zo dat geografie en klimaat en toegang tot pakweg de zee en natuurlijke rijkdom niéts te maken heeft met de dingen? Was er wel een industriële revolutie geweest zonder kolen en staal, om zo maar iets te zeggen?

Twee en een halve ster, afgerond naar drie.