Sandra kwam vanavond thuis. Ik had stoverij gemaakt. We gingen eten, en dan vroeg Sandra of ik Jeffrey gezien had.
Ik had Jeffrey niet gezien. Dat is niet verrassend: overdag zit ze vooral buiten in den hof, of aan mijn voeten als ik in de hoek van de zetel lig, maar ik lag niet in de hoek van de zetel.
Dat Sandra ze niet gezien had, is meer onrustwekkend: het is een vast ritueel dat de twee katten haar aan zitten te gapen terwijl ze ’s morgens op het toilet zit. En dat was vandaag niet gebeurd.
Het is niet de eerste keer dat Jeffrey onvindbaar is: gisteren kwam ik thuis van het werk en bleek ze al de hele dag in een kleine kast te zitten, waar ze blijkbaar ingekropen was ’toen Sandra’s morgens vroeg toen er een zak katteneten uitgehaald werd.
Ze wil namelijk mordicus overal in kruipen. En als ze hoort dat de voordeur riskeert open te gaan, vliegt ze ernaartoe.
Gisteren waren de dochters hier, en toen zij buitengingen, hebben ze er hard op gelet dat er geen katten buiten liepen. Vanmorgen was er geen Jeffrey te vinden. Vanavond ook niet. In geen enkele kast of ruimte in huis.
Jeffrey was weg. En Styx wist dat er iets verkeerd was: die was erbarmelijk aan het klagen en nerveus rond aan het lopen.
Ik heb in elke brievenbus in de wijze omgeving een briefje gestoken:

Sandra heeft een uur of twee op het plankier gezeten, en als zij binnenkwam heb ik overgenomen.
Anderhalf uur later, nadat ik om de paar minuten de enorm hard piepende en krakende voordeur open en toe had gedaan, en juist als het begon donker te worden, kwam ze ineens aangelopen, hard miauwend, van de richting van de Vrijdagmarkt.
Het was een aandoenlijk weerzien met Styx, ook.
Zeg uw gedacht