Liu Cixin & Ken Liu (vertaling) Tor Books, 2016, 604 blz.
Zozo, ik ben er doorgeraakt. Het was niet met enorm veel plezier, moet ik toegeven.
Ook in dit derde deel was het weer zeer bijzonder heel erg Chinees, met Namen die bijzonder belangrijk zijn, en bevolkingen van miljarden die als één blok heen en weer gaan van opinies over mensen en ideeën.
Het is bij momenten meer dan onwaarschijnlijk, ik ben nog altijd niet emotioneel geïnvesteerd in ook maar één personage, en het blijft een boek met meer goede ideeën dan goede uitvoering.
Neen, ik was niet overtuigd.
Maar wél van het hele verhaal in het groot, in de zin dat ik het degelijk zie geadapteerd worden naar andere media.
Enfin bon. Op naar iets anders. Misschien dat ik eens een boek van nog een andere cultuur lees, om te zien.
Sandra was aan de lijn met de klantendienst van Ikea.
Twee keer, wegens eerste keer gingen ze ‘doorzetten’ (waarmee ze bedoelden doorverbinden met iemand anders) maar dat is kennelijk niet gelukt en de lijn was onderbroken.
Twee keer een opwekte vrouw in het meer-dan-Nederlands-Nederlands, en ik werd daar dus verschrikkelijk nijdig van. Het is sterker dan mezelf.
Nee, géén vakantie voor mij. Een lang weekend, dat wel, maar geen vakantie genomen. Ik was naast Pasen ook uit het oog verloren dat er Paasvakantie is. En dus heb ik geen vakantie genomen, maar misschien zou ik dat wel moeten gedaan hebben, want het jaar is ondertussen al een kwart voorbij en ik moet nog vakantiedagen opnemen.
Ergens in de zomer wegens zomer, ergens in september wegens met de familie op reis naar Rome, en dan misschien ergens in december, denk ik.
Vroeger lang geleden toen ik nog op een katholieke kleuterschool zat, leefde de hele school naar Pasen toe. Leefde alles en iedereen op het ritme van de liturgische kalender, eigenlijk. Met knutselwerkjes op basis van wc-rollen en crêpe-papier en doorschijnende lijm die we om de één of andere reden met de stokjes van lekstokken moesten aanbrengen.
Op de lagere school was het alleen in de godsdienstles dat het er nog over ging, maar dat ging ik ook nog elke week naar de mis en bleef het toch ook een beetje leven op datzelfde ritme.
Op de middelbare school was het weer katholiek, maar niet écht meer. En dat van de mis was er ook al niet meer bij.
En dan hadden we kinderen en zaten we er ook weer een beetje in, met knutselwerkjes en alles.
Nu zijn al de vier kinderen ouder dan 18 jaar en is het echt helemaal weg. Dit jaar hebben we begot zelfs geen chocoladen eieren meer gelegd op de keukentafel. Wel nog gekocht, maar niet meer gelegd.
Volgend jaar misschien zelfs niet meer kopen, denk ik. Dan is het helemaal weg, Pasen.
Garth Ennis (tekst), Mike Wolfer (beeld) Avatar, 2011, 176 blz.
Blijkbaar heeft Garth Ennis ooit een kortfilm gemaakt, ook met de naam Stitched, en is dit een vervolg erop in comicvorm.
Ik had nog nooit van de film gehoord, maar ik heb de comics al van ergens in 2015 liggen. Liggen en nooit gelezen, tot nu dus.
De eerste acht nummers gaan over een compagnie soldaten die gecrasht zijn ergens in de bergen van het oosten van Afghanistan. Blijkt dat er meer gevaarlijke dingen zijn dan de Taliban: een soort gereanimeerde lijken tegen, die gestuurd worden door eum niet duidelijk wie of wat.
’t Is spannend en ’t is griezelig en ’t is goed geschreven. Meer vraag ik eigenlijk niet.
Cixin Liu, Joel Martinsen (vertaling) Tor Books, 2015, 512 blz.
Het vervolg op The Three Body Problem. Stand van zaken: er zijn aliens, ze komen op ons af, ze gaan ons vernietigen, maar pas binnen vierhonderd jaar.
De aliens weten ook al wat er op aarde gebeurt, want ze hebben iets gestuurd dat minder dan microscopisch klein is en alles kan afluisteren en tweerichtingcommunicatie met de aliens mogelijk maakt. Oh, en diezelfde kleine dingen kunnen er ook voor zorgen dat er geen enkele vooruitgang meer is, want ze kunnen alle mogelijke experimenten om zeep helpen.
Wat ze niét kunnen doen, is in het hoofd kijken van individuele mensen kijken. Daarom worden er vier individuele mensen aangesteld om elk een plan uit te werken. Ze krijgen daarvoor alle mogelijk steun en budgetten. Drie van die mensen — ze worden Wallfacers genoemd, naar een oude boeddhistische term voor mediteerders — zijn beroemde mensen, de vierde niet. Manuel Rey Diaz was president van Venezuela en pionierde allerlei innovatieve guerillataktieken in een oorlog tegen de VS. Frederick Tyler was minister van landsverdediging van de VS. Bill Hines heeft een Nobelprijs gewonnen voor breinonderzoek. En de vierde, Luo Ji, is een astronoom en socioloog, maar verder onbekend.
Elke Wallfacer heeft ook een Wallbreaker, een mens die aangesteld werd door de aliens om te proberen doorgronden wat het plan precies is. Behalve Luo Ji, die zijn eigen Wallbreaker is, en die ook de enige is die de aliens rechtstreeks willen doodmaken.
Mja. Veel dikker kon het er al sinds het begin niet opliggen dat het allemaal van Luo Ji zal afhangen, dus.
En dat doet het dan ook. In het begin weigert Luo Ji zijn taak. Volgt een bijzonder vreemd interludium waar hij met zijn macht als Wallfacer zichzelf een zo idyllisch mogelijk leven geeft, tot en met een partner zoeken en er een kind mee krijgen. Daar was Cixin Liu mij helemaal kwijt: Luo Ji omschrijft zijn droompartner, laat dan iemand zoeken die er precies zo uitziet, laat die uit China verschepen naar het andere eind van de wereld waar hij in isolatie leeft met haar, en verwacht dan van ons dat we gaan geloven dat die vrouw zomaar halsoverkop verliefd wordt. Op een persoon die niets anders dan kil en afstandelijk is.
Echt totaal weird. Het gevoel van ontheemding in dit boek ging echt nog een stap verder dan in het vorige boek.
Ook in dit boek blijft de manie van alles een naam te geven: we gaan dit doen en omdat we dit gaan doen, gaan we wat we doen “dit doen” noemen. Voorbeeld:
The intent is not to construct warships or large spaceships, but to establish a fleet of space fighters. They’ll each be roughly the size of a conventional Earth-based fighter and will carry a single pilot. They’ll be like mosquitoes in space, so I’ve dubbed this the ‘mosquito swarm plan.’
Uh huh. Okay dan zeker?
En dat er in de verre toekomst nog altijd politieke commissarissen meegestuurd zouden worden om de ideologische zuiverheid van het leger in het oog te houden, lijkt mij gelijk wat te veel extrapoleren uit de Chinese situatie:
Defeatism is the greatest threat to the armed forces in space, so political and ideological workers will shoulder an extremely important responsibility in the space force. Political departments in the military will participate fully in the study of space warfare theory to eradicate the stain of defeatism and guarantee the correct direction of research.
In het citaat hierboven gaat het over Defeatism, de gedachte dat we toch niet zouden kunnen winnen van de aliens. Er is ook nog Escapism, de gedachte dat we het probleem best oplossen door zelf ergens anders naartoe te vluchten. Die twee “gedachten” worden in de loop van het boek als een soort vleesgeworden ding beschouwd, wat ook enorm vreemd aanvoelt.
Combineer die ontheemding wegens geschreven door een Chinees met een schrijfstijl die wild over en weer schiet van hoogdravend gekunstelde dialoog (lees Rodong Sinmun online om een idee te krijgen) naar kille technische omschrijvgen naar stukken waar het niet duidelijk is of het allegorisch dan wel realistisch maar poëtisch is bedoeld. Combineer dat met een verhaaltempo dat de ene keer tientallen pagina’s over een half uur doet en dan weer tien zinnen over tweehonderd jaar, en het resultaat is een bijzonder oneven boek.
De ontknoping (niet het exacte mechanisme maar wel de algemene richting) was mij al duidelijk vóór we aan de helft van het boek zaten. Ik vond niet één personage memorabel. Er zat iets van spanning in (de aliens komen binnen x jaar!), maar die werd tegen zo ongeveer drie vierde van het boek de nek omgewrongen.
Blijft over?
Van het boek zelf, vind ik persoonlijk, niet veel.
Maar in sciencefiction vind ik de wereld zelf altijd minstens een personage, en vaak een hoofdpersonage. Dat is hier absoluut het geval. Van de ideeën achter het boek blijft wél zeer veel overeind. Er zijn zeer veel aanknopingspunten links en rechts waar ik van gehoopt had dat er iets mee gedaan zou worden. De wereld van het boek blijft overeind.
Ik wil het vervolg lezen, want ik weet wat er allemaal zou kunnen gebeuren, en ik wil weten wat er uiteindelijk zal gebeuren. Ik kan ongeveer raden waar het naartoe gaat, maar toch.
En ik kijk uit naar de verfilming van dit en de rest van het verhaal, want die zou wel eens uitstekend goed kunnen zijn.
Paul Cornell (tekst), Sally Catirino (beeld), Dearbhla Kelly (kleur), AndWorld Design (letters) Vault Comics, 2021, 160 blz.
Toen Jacey klein was, heeft haar vader haar kleine broer aan een Belangrijke Man gegeven, en dat was de laatste keer dat ze haar kleine broer zag. Nu heeft Jacey David, die soms verandert in een angstaanjagend beest. Hij is geen weerwolf, maar toch iets in die zin. Ze leven samen en jagen op slechte mensen. En dan komen ze ineen die Belangrijke Man weer tegen.
Een bijzonder goed begin en midden, dit, maar het einde is niet wat ik ervan had verwacht. They don’t stick the landing, als het ware.
De vertelstijl is wel fantastisch, met samenvattingen van een heel gesprek over tekstbalonnen geplakt, en met tekeningen die vervagen naarmate het over verder weggedrongen herinneringen gaat.
En nu heb ik de Netflixversie gezien en het boek nog eens herlezen (en ga ik daarna de twee boeken ook nog lezen, daar was ik nog niet aan geraakt).
Ik heb geen klachten over de Netflixversie. Ja, het verhaal is veranderd en naar Londen verhuisd met een groep aantrekkelijke jonge mensen. Ik maak mij daar niet druk over. Ja, er zijn hele lappen niet in de serie terechtgekomen, en ja, er zijn hele stukken bijgemaakt. Ook dat is voor mij niet het minste probleem.
Boeken zijn boeken, series zijn series. De optie van de Chinese live action, dertig afleveringen van een uur om alles van naaldje tot draadje te verfilmen is één optie, wat Benioff en Weiss doen, is een andere, even geldige optie. Ik kende het verhaal al redelijk goed, dus veel verrassing zat er niet meer in (behalve op het einde, waar ze voorbij het eerste boek gaan), maar ik was helemaal mee in het verhaal.
Als er meer tijd voor genomen wordt, is de dreiging van het onbekende die van allerlei dingen uitgaat veel groter. Ik denk dat het op Netflix allemaal nogal bruusk verloopt van hap slik boem we weten al vanalles, terwijl het in de andere versies gelijk heel lang veel mysterieuzer blijft. Een aantal personages worden daardoor ook veel minder belangrijk, en wat er met hen gebeurt, voelt dan ook veel minder wereldschokkend aan dan elders. Ik krijg ook niet het gevoel dat de problemen die moeten opgelost worden echt een verwezenlijking zijn als ze uiteindelijk opgelost worden — er is gewoonweg te weinig tijd tussen vraag en antwoord.
Maar voor de rest niet al te veel klachten. Uitkijken naar volgende seizoens / boeken.
We kunnen daar kort over zijn, want het zijn maar heel korte korte boekjes.
Een stuk ontbrekend verhaal over Lundy in de wereld van de Markt en de vogels (zie In an Absent Dream), een stuk ontbrekend verhaal van Jack in de wereld van griezelfilms (zie het eerste boek, en dan nog onder meer ook Down Among the Sticks and Bones maar eigenlijk passim, en een stuk ontbrekend verhaal over Christopher in de wereld van Mariposa, waar iedereen een skelet is.
Pfja. Christopher is een potentieel interessant personage dat zijn eigen boek verdient. Maar voor de rest: niet essentieel.
Zo, voorlopig het laatste in de reeks Wayward Children. Er komt zeker nog een deel tien, en aan het volume en de inhoud van de boeken te zien, kunnen er nog een stuk of twintig delen volgen, allemaal volgens een redelijk voorspelbaar stramien.
Dit was meer een rechtstreeks vervolg op het vorige boek, met Antsy die iemand helpt om een deur te vinden, en terloops ook nog wat orde op zaken gaat stellen in de winkel waar ze vandaan kwam.
Direkt nadat het gedaan was, had ik de indruk dat het wat beter was dan het gemiddelde voor een boek uit deze serie. Als ik dit schrijf een nacht slapen later, is het al te ver verwijderd in het verleden om er mij nog enorm veel van te herinneren. De cover beloofde ons dinosaurussen, en die komen er even in voor, maar wat mij nu bijstaat, is dat het vooral veel van de hak op de tak gaat.
Afijn. Er zijn nog een paar losse verhalen die ik meteen ook ga lezen, dan heb ik er alles doorgejaagd. En wie weet lees ik dan wel dat tiende boek, als het uitkomt.
⁂
In het algemeen, deze reeks? Doordeweekse wish fulfillment, voor (jonge) tieners. De representatie spat eraf, met trans en queer en dik en dun en kleur en watnog. Jammer dat het zo op de oppervlakte blijft allemaal.
De dagen en weken vloeien in mekaar over, tegenwoordig. Dag is nacht en nacht is dag en morgen is namiddag en namiddag is avond en avond is voormiddag.
Het was een gewone week, en dan was het ineens een vierdagenweek, want op het werk vieren we de verjaardag van de universiteit, hoera! Dies natalis, elk jaar op de voorlaatste vrijdag van maart, en dat het vrijaf is voor iedereen die bij ons werkt.
Ik had het maandag vernomen maar ik was het tegen donderdag al wat vergeten en dus was het een meer dan aangename verrassing als ik er in de namiddag plots weer aan dacht.
Het was echt, maar dan echt nodig, een dag vrij. Ik ben om ikweetnietwelke reden mijn vakantiedagen aan het opsparen in plaats van ze gelijk een normale mens te verdelen over het jaar. Als ik niet oplet, zit ik op het einde met een maand overschot gedomme.
Ik had op de laatste namiddag van de week nog een belangrijke meeting. Ik vermoed dat ik er nerveus zou voor moeten geweest zijn, maar neen dus. ’t Is raar, ik kan mij niet meer herinneren wanneer ik nog eens nerveus ben geweest voor een meeting. Geen goed teken, denk ik. Ik zou moeten nerveus zijn, en niet altijd een combinatie van ‘ik weet waarover het gaat’ en ‘we zien wel zeker’ hebben.
Niet dat ik er niet mee inzit of zo hé, integendeel.
I dunno.
Ouderdom zeker?
Of ook, besef ik nu ik er juist over denk: het is al geleden van die keer dat ik een dacht ik normale opmerking slash vraag had over iets dat met communicatie te maken had en dat ik ontboden werd op het bureau van de toenmalige grote baas van het internationale instituut waar ik in de communicatie werkte, dat ik geïntimideerd was.
We zaten met vier in de vergadering: mijn baas, haar baas (de grote baas), een sous-fifre van de grote baas, en ik. Zoals ik in in elke vergadering doe, had ik mijn notitieboekje erbij gehaald en de datum opgeschreven, kwestie dat ik notities kon nemen, en toen begon de grote baas in kwestie mij uit te schelden. Uit het niets. Dat het schandalig was, het gebrek aan respect, en dat als ik bij de grote baas zat, ik hem in de ogen moest kijken, en wie dacht ik wel dat ik was, dingen in vraag stellen die al besloten waren, en bla en bla en bla. Roepen. Tieren. Bloed in de ogen, kloppende aders op het voorhoofd en in de nek.
Ik voelde het in mijn maag, een mens die ik dacht vriendelijk en zacht te zijn, die zich ineens als een soort schuimbekkende karikatuur begon te gedragen. Oprecht slecht, dat ik ervan was. En toen ik ’s kerels bureau uitkwam, heb ik mezelf voorgenomen dat dit niet meer zou gebeuren. Nooit meer.
Ik heb sindsdien al stapels kleine, grote en nog grotere bazen meegemaakt, in binnen- en buitenland. In allerlei organisaties, van klein tot massief groot. Maar nooit meer met knikkende knieën een bureau binnen- of buitengestapt.
Mijn startpositie is en blijft: onredelijk positief. Er altijd van uitgaan dat de persoon aan de andere kant van het gesprek het beste voorheeft. Zelfs als het erop lijkt dat dat niet het geval is, altijd het voordeel van de twijfel geven. Opnieuw en opnieuw. En zelfs als het duidelijk is dat het niet zo is, dan is het tijd om het Scheermes van Hanlon boven te halen: never attribute to malice what can be adequately explained by stupidity. (Kies voor “stupidity” gerust een andere term — angst (vaak om fouten te maken en door de mand te vallen), Peter Principle, onkunde, onzekerheid, etc. etc.)
Begrip en empathie dus: altijd.
Maar respect is iets dat verdiend wordt, niet afgedwongen.
⁂
Alla. Dat geheel terzijde. Vakantie dus! Lang weekend!
Antoinette is haar vader verloren. “Slordig,” is mijn instinctieve antwoord daar in mijn hoofd altijd op — in dit boek komt het erop neer dat “vader verloren” en “pennenzak verloren” min of meer op hetzelfde niveau gezet worden: Antoinette (Antsy) doet een deur open naar een soort winkel waar alle verloren voorwerpen terechtkomen.
En dan blijkt dat zij in die winkel ook zelf iets verliest, waarna ze — veranderd — terugkeert naar de wereld waar ze geworden werd. En op het einde naar de School for Wayward Children gaat.
Ik vond dit een degelijk boek(je). Het begin, waar we te weten komen waarom Antsy deze wereld wil ontvluchten, is met enige voorsprong het meest schrijnende begin van een boek in de hele reeks.
Jammer, maar gezien de doelgroep van vermoed ik 10 tot 12-jarigen begrijpelijk, begint het boek met deze waarschuwing:
hile all the Wayward Children books have dealt with heavy themes and childhood traumas, this one addresses an all-too-familiar monster: the one that lives in your own home. Themes of grooming and adult gaslighting are present in the early text. As a survivor of something very similar, I would not want to be surprised by these elements where I didn’t expect them.
I just want to offer you this reassurance: Antsy runs. Before anything can actually happen, Antsy runs.
Tja. Het is waar wat er staat. Het zou aangrijpender en spannender en beter geweest zijn als het er niet stond. Voor mij, in alle geval, hadden die twee laatste dingen er niet moeten staan.