Ik heb een oude laptop thuis, die ik eigenlijk nooit echt gebruik. Heel soms eens om een film op de tv af te spelen, maar sinds chromecast en dat ik nu een laptop van het werk heb met een hdmi-uitgang en sinds we een televisie hebben die vanzelf op zo ongeveer alle streamingdingen geraakt, gebeurt zelfs dat praktisch nooit meer.
Een tijd geleden was er in huis een kortsluiting — de croquemonsieurmaker was ontploft — en enige weken later bleek dat de laptop in kwestie niet meer opstartte. De reden was niet ver te zoeken: het einde van de kabel van de voeding en het gat waar dat einde in moest, waren alletwee bruingeblakerd.
Nog een tijd later, met die laptop die mij heel de tijd op mijn bureau lag uit te dagen, ben ik er naar een reparatiewinkel mee geweest. Om te vragen of het nog de moeite waard was.
Ze gingen het mij de dag erna laten weten.
De dag erna niets gehoord, de week erna ook niet, en de week daarna ook niet. Ik ben uiteindelijk vandaag, drie weken later, langsgeweest. De mens in de winkel wist eerst niet wie ik was of welke computer het was want zijn systemen gaan maar twee weken terug, maar als ik mijn reservatiemail bovenhaalde wist hij het weer.
De computer was inderdaad kapot, en de voeding ook, maar het was niet het moederbord en dus was het goedkoop te repareren: 290 euro, en het was al gerepareerd, meer nog, hij stond op dat eigenste moment te testdraaien en als hij het 24 uur volhield was hij gerepareerd en mocht ik er dus morgen om komen.
Pfja. Ik weet niet of ik er eigenlijk zoveel geld aan wou geven.
Ik heb chronisch last van een paar dingen. Ik vertelde daar in ‘t kort wat over aan iemand met heel veel jaar ervaring in verpleging. Het deed oprecht deugd om hem te horen zeggen dat amai, wat ik heb echt wel heel erg is.
En ik had het hem dan nog niet eens allemaal verteld: dat waar ik wellicht van dood zal gaan had ik niet eens vermeld. 🙂
Het is raar, maar soms voelt het ook eens goed dat iemand eens wél medelijden heeft met mij. Heel soms eens. En niet te lang.
Twee vreemde boekjes die al tien jaar op mij stonden te wachten.
Fillmore Press was vroeger Madder Red, een bijzonder maar dan ook bijzonder psychopatisch slechte slechterik. Dan gebeurde er iets waardoor hij geen kwaad meer kan of wil doen — wat daar precies voor zorgde, wordt in een aantal memorabele scènes verteld en kan misschien het best als Lynchiaans omschreven worden, met een stuk Kronenberg erbij — en nu wil hij de politie helpen bij het zoeken naar seriemoordenaars.
De hoofdstukken Fillmore-helpt-politie en Madder Red-in-het-verleden wisselen elkaar af, en ik vind het spijtig dat er geen Vol. 3 kwam, want er was zeker nog materiaal voor.
Ik twijfel tussen 3 en 4 sterren: het is beter dan verwacht, maar minder dan echt goed — 3.25, 3.5, zoiets. Het verhaal is niets nieuws, het Fillmore/Madder is een doorslag van The Joker, het detectivepersonage waar hij mee samenwerkt is bordkarton, de tekeningen doen hun werk maar zijn niet om naar huis over te schrijven.
En toch had het iets. ‘t Is alsnog 4 sterren geworden, maar dan wel een zeer kleine vier sterren.
“Follow-up to the fan-favourite cozy space opera detective mystery The Mimicking of Known Successes.”
Dat zegt het zowat helemaal. “Fan-favourite”, omdat ik mij heel hard kan inbeelden dat een hele stapel zwijmelende queer tieners hiervoor wild loopt. “Cozy” omdat er echt helemaal niet zoveel gebeurt. “Space opera” kan ik minder terugvinden, wegens een totaal gebrek aan ruimtegevechten, melodramatische en risicovolle avonturen of relatief uitgewerkte wereld met als het even kan allerlei wezens of toch tenminste verschillende werelden. Dit speelt zich nog steeds op een paar platformen en treinwagons rond Jupiter af, met een korte uitstap naar de maan Io, en meer specifiek in vooral in huiskamers, bibliotheken en restaurants.
“Detective mystery”, dat dan wel weer. Maar het mysterie heeft niet veel om het lijf, en de ontknoping komt zoals in het vorige boek veel te plots helemaal uit de lucht vallen.
Mostly harmless, denk ik ervan. En een hoofdpersonage/verteller met zó weinig zelfvertrouwen dat het gênant wordt. Geen spanningsboog in het boek te bekennen, ook, noch romantisch noch qua verhaal. Meh.
Nee, niet content dat ik hier geld aan gegeven heb.
Ik zag staan “a cozy Holmesian murder mystery” in de boeken verwant aan boeken die ik gelezen had op Goodreads en ik had wegens koorts en ziekte nood aan cosiness. Omdat ik net een “thrillingly told queer space opera” gelezen had, was dit niet alleen “a cozy Holmesian murder mystery” maar meer specifiek “a cozy Holmesian murder mysteryand sapphic romance“.
Ik dacht hoera voor romance, sapphic of otherwise, dus vooruit met de geit.
Wel, het is inderdaad cosy. Het kabbelt voort, zowel op het mystery als het romance-vlak. Een boek gelijk een warm dekentje, en laat dat nu juist zijn wat ik op het moment nodig had.
Het ruimere verhaal is dat de Aarde onbewoonbaar is geworden en dat de mensheid verhuisd is naar kunstmatige ringen rond Jupiter. (Precies hoe dat werkt, en of er een paar duizend of een paar miljoen mensen wonen en of de miljarden op Aarde allemaal dood zijn, wordt in het midden gelaten.) Pleiti is een wetenschapster die bestudeert hoe de Aarde opnieuw zou kunnen vruchtbaar gemaakt worden, met onder meer het genetisch materiaal van wellicht stapels en stapels dieren die ze hebben kunnen redden. Mossa is een detective, die een zaak krijgt van een academicus die plots verdwijnt.
Ze neemt weer contact op met haar vroegere boezemvriendin Pleiti die ze al jaren niet meer gezien heeft.
En dan gaan ze samen de zaak oplossen, en blijkt dat ze op al die jaren misschien wel genoeg veranderd zijn (of net niet) om hun relatie een tweede kans te geven.
⁂
Een beetje Agatha Christie in de ruimte maar dan wat eenvoudiger en met meer “sapphic romance”. Goed voor wie een kort boekje nodig heeft terwijl die ziek in de zetel ligt.
Maar wat een miserie: ik ben in de loop van donderdag nacht en dan vooral in de nacht van donderdag op vrijdag geveld door een ziekte. Geen idee wat precies, en het zal wel overgaan en al, maar toch: wat een miserie.
Ik heb die nacht van 5u40 tot 7u50 geslapen, en dan nog. Neus zo verstopt als iets, barstende hoofdpijn, spierpijn overal, droge hoest: ‘t zal wel griep zijn zeker?
Dat komt ervan: er was dinsdag een algemene vergadering op het werk, waar meer dan honderd man in een ruimte opgesloten zat. Het kan niet anders zijn dan dat ik het daar opgelopen heb. Bah. Ik zou gewoon elke dag moeten binnenblijven, ‘t zou mij niet meer overkomen.
En natuurlijk perfect op tijd om heel het weekend om zeep te helpen.
Het is iets dat mij wel vaker overkomt: geen flauw idee meer waar dit boek over ging of waarom ik het op mijn leeslijst gezet had, toen ik eraan begon.
En dan las ik een bladzijde of tweedrie en deed ik iets anders en dan weer een half hoofdstuk en dan deed ik weer wat anders, tot ik er op een bepaald moment helemaal in geraakte en het in één trok uitlas.
Het speelt zich af op Gaea, een ruimtestation waar maximaal een paar duizend mensen de laatste vrije mensen zijn, nadat aliens de Aarde vernietigd hebben. Kyr is een tiener-in-training, samen met een resem andere meisjes (jongens zitten in een andere groep). Als ze een bepaalde leeftijd bereiken, krijgen ze elk hun toekomstig beroep toegewezen. Ze hoopt soldaat te worden, om tegen de aliens te kunnen vechten.
Die aliens komen in een resem verschillende rassen en vormen een soort los gemenebest, de Majoda. Het belangrijkste dat ze in hun voordeel hebben, is de Wisdom, een soort alleswetende AI die realiteit kan veranderen. Als er iets is dat de Majoda in gevaar dreigt te brengen, kan Wisdom ervoor zorgen dat de realiteit verandert en dat het nooit zo geweest is.
⁂
Kijk, het is een boek met plotgaten waar een walvis door zou kunnen zwemmen. Het is zelfs niet in de buurt van plausibel. Het hele boek drijft van deus ex machina naar deus ex machina. Maar het kan mij hoegenaamd niet schelen, want ik vond het een fantastisch verhaal en ik heb het enorm graag gelezen.
Er zonder ook maar één spoiler aan beginnen was trouwens het beste dat ik kon doen.
⁂
On a side note: ik snap dat representatie belangrijk is, maar ik kijk er hard naar uit dat termen als “queer space opera” niet meer in de blurb van een boek moeten staan. Ik lig geen seconde wakker van de vorm, het gender, de kleur of wat dan ook van wie gevoelens heeft voor wie dan ook. Een mens kan maar dromen, zeker?
Ik heb een ex-collega die op een dag aan de deur gezet werd en het eigenlijk niet meer zag zitten om hetzelfde werk te doen dat hij al heel zijn leven deed. Hij doet nu iets helemaal anders, en was daar helemaal gelukkig mee.
Ik weet welk werk ik graag doe, en het is werk dat theoretisch zou kunnen gedaan worden waar ik nu werk. We zitten in grote reorganisaties, en ‘t is helemaal niet duidelijk wie wat waar gaat doen, dus ‘t is wel spannend.
Het zou fijn zijn als ik zou kunnen doen wat in het midden van het venndiagram staat:
In principe is dat allemaal zo moeilijk niet, een website verhuizen: ergens een server aanzetten, daar alle nodige files opzetten en dingen in gang sleuren, en dan op een bepaald moment beslissen dat de domeinnaam niet meer naar dat IP-adres moet wijzen maar wel naar dit.
Behalve, natuurlijk, als het allemaal al zó lang draait dat de bedrijven waar ik dingen aangekocht heb ondertussen al tien keer overgenomen zijn. En dat het onmogelijk is om aan logingegevens te geraken om uw DNS-dingen aan te passen.
Ik moest daarvoor begot in Maleisië zijn — blijkbaar staat zog.org daar nog altijd geregistreerd, sinds 1997. Maar het bedrijf heeft zijn domeinnamen aan een ander bedrijf gegeven, die het aan nog een ander bedrijf gegeven had, en enfin lang verhaal kort ik heb een A record om te verwijzen naar mijn nieuwe server en een TXT record om voor SSL te bewijzen dat ik de eigenaar ben, en alles lijkt in orde te zijn.
Wat een geluk dat ik geen geld heb moeten betalen voor de migratie, want vriendelijke jongens en meisjes en zo hé, maar uiteindelijk heb ik het toch maar allemaal min of meer zelf mogen doen:
databasebackup van oude server: ik
images en dingen van oude server geftp’d: ik
wordpress geïnstalleerd en database gestored: okay, zij
encoding issue: ik
Mijn WordPress is vóór 2007 geïnstalleerd, en toen was de encoding by default latin1 en de collation latin1_swedish_ci. Tegenwoordig is het natuurlijk utf8, en dat geeft miserie als uw WordPress utf8 verwacht maar de data is latin1.
De migratiemensen gebeld, en wat blijkt: zij kunnen dat niet want ze zijn geen ontwikkelaars. Ik ook niet, en ik weet wel wat er moet gebeuren, maar ik zag het echt niet zitten om een stampvolle mysql met stapels en stapels tabellen waarin 22 jaar data staat om te zetten naar utf8.
‘t Is dus maar de weg van de minste weerstand geworden: ik heb de nieuwe WordPress ook op latin1 gezet. 🙂
Afijn. Als alles goed gaat is het allemaal redelijk tranparant gebeurd. Vingers gekruist, dat ze zeggen.
Het is bijna een week geleden dat ik de knoop doorhakte en mijn weblogverhuis in gang heb gezet.
Het zou een dag of twee duren, hadden ze mij gezegd.
Ik had al een paar dagen in de smiezen dat ze een WordPress hadden geïnstalleerd en dat ze de database die ik ze had doorgestuurd, gerestored hadden, maar dat er nog ahem probleempjes waren. De beelden stonden er niet, en er waren encoding-issues — niet-strikt-ascii-karakters kwamen er niet door.
Vanmiddag telefoon: dat ze mijn beelden niet vonden op de ftp-coördinaten die ik ze gegeven had. “Ze staan niet in de root,” zei de Amerikaander aan de andere kant van de lijn. “Jagij,” zei ik “ze staan zij daar wél, ziét!”
“Z’een doen!”
“Toet toet.”
“Ah ja nu dat ge’t zegt ik zie juist een notitie dat het te groot was voor ons om te ftp-en.”
Tsss. Ik heb dan maar zelf mijn 22 jaar afbeeldingen naar de nieuwe server ge-sftp’d, alle 9 gigabyte (wat eigenlijk nog meevalt, vind ik). Het was met dank aan glasvezel en snelle server op eentweedrie gedaan, het is nu dus alleen nog wachten op die encoding.
(Ik kan mij inbeelden dat dat mijn fout zou kunnen zijn ook, nu ik eraan denk — normaal gezien maak ik backups proper in utf-8, maar wie weet ging er nu juist iets verkeerd. Enfin, we zien wel.)
Goed dat die migratie er gratis bijkwam, maar ik had het tot nog toe ook gewoon zelf kunnen doen.
Naast nummer één in de reeks SF Masterworks stond nummer twee, en het is een dun boek en het was ook al een eeuw geleden dat ik het gelezen had, en dus heb ik dat dan maar gelezen terwijl ik anderhalf of zo uur te doden had op café.
In tegenstelling tot The Forever War, dat ik eigenlijk alleen maar kan aanraden voor mensen geïnteresseerd in post-Vietnamboeken die een zekere tijdsgeest uitwasemen, is I Am Legend wél een boek dat overeind blijft. Meer dan overeind blijft: het had even goed kunnen geschreven worden in 2024, en het is er absoluut niet aan te merken dat het oorspronkelijk in 1954 uitkwam.
Voor zover hij en wij weten, is Robert Neville de laatste mens op aarde, omringd door dode en levende vampieren. ‘s Nacht barrikadeert hij zich in zijn huis, overdag zoekt hij proviand, doet hij research en doodt hij slapende vampieren als hij ze tegenkomt.
Ik wil er niet meer over zeggen dan dat. Minimale tijdsinvestering om dit te lezen, ge zoudt al op weg moeten zijn. Uitstekend, uitstekend boek.
De uitgave die ik in huis heb, is van 2010, het is al misschien al meer dan dertig jaar geleden dat ik dit voor het eerst las, maar het boek zelf is van 1974.
“De mensen zitten niet te wachten op de Vietnamoorlog in de ruimte,” zeiden een hele stapel uitgevers tegen Haldeman. Uiteindelijk is het toch gepubliceerd geraakt en was het een instant-klassieker — niet voor niets nummer één in de reeks van SF Masterworks.
Het gaat over soldaten, in de jaren 1990, een dus niet-zo-enorm-verre toekomst vanuit 1974 bekeken. Er is een speciaal soort object ontdekt in de ruimte, de collapsar. Als er met een ruimteschip in zo’n collapsar gevlogen wordt, katapulteert die u bijna-ogenblikkelijk verder in dezelfde richting tot een volgende collapsar. Allemaal goed en wel, maar de wetten van de fysica blijven ook gelden, en tijddilatie blijft een feit: voor de soldaten die aan quasi-lichtsnelheid bewegen, zijn hun dagen of weken reis ettelijke jaren voor wie niet zo snel beweegt.
En zo wordt een oorlog snel een oorlog van eeuwen: er is een schip verloren gegaan, aangevallen door een vijand, de Taurans; daarop reageert de mensheid reageert en vernietigen ze decennia later een stapel vijanden, tegen dat er daarop reactie is, is de vijand decennia verder geëvolueerd in hun wapens en techniek, en dan reageren de mensen weer, ook devennia of eeuwen geëvolueerd, enzoverder.
Hoofdpersonage van het boek is ene Mandella (haldeman, mandella, get it, get it?) die in de allereerste aanval op de Taurans betrokken is, en gevecht na gevecht terugkeert, tot hij de oorlog uiteindelijk meer dan duizend jaar later stopt. Hij komt telkens met time debt terug, en moet telkens weer aanpassen aan een veranderde maatschappij — de enige constante is dat het oorlog blijft.
⁂
Het eerste dat opvalt, en dat blijft opvallen, is de behoorlijk agressieve heteronormativiteit van de auteur. Nee serieus — het leger is altijd al gemengd, en dit is zo ongeveer het eerste dat er gebeurt:
The orgy that night was amusing, but it was like trying to sleep in the middle of a raucous beach party. The only area big enough to sleep all of us was the dining hail; they draped a few bedsheets here and there for privacy, then unleashed Stargate’s eighteen sex-starved men on our women, compliant and promiscuous by military custom (and law), but desiring nothing so much as sleep on solid ground.
The eighteen men acted as if they were compelled to try as many permutations as possible, and their performance was impressive (in a strictly quantitative sense, that is). Those of us who were keeping count led a cheering section for some of the more gifted members. I think that’s the right word.
…
When we shuttled back up to the Hope, nobody was too happy about leaving (though some of the more popular females declared it’d be good to get some rest).
Euh ja. Vrouwen als poepvee. De eerste keer dat hij terugkeert is het 23 jaar later en is dit zijn eerste interactie met (voor hem) een man uit de verre toekomst:
“I’m twenty-three, so I was still in diapers when you people left for Aleph. . . to begin with, how many of you are homosexual?” Nobody. “That doesn’t really surprise me. I am, of course. I guess about a third of everybody in Europe and America is. Most governments encourage homosexuality—the United Nations is neutral, leaves it up to the individual countries—they encourage homolife mainly because it’s the one sure method of birth control.”
Euh ja. Homolife. Sure.
Nog een iteratie of zo later:
“I know this is hard for you to accept, but heterosexuality is considered an emotional dysfunction. Relatively easy to cure.”
“If they think they’re going to cure me—”
“Relax, you’re too old.” He took a delicate sip. “It won’t be as hard to get along with them as you might—”
“Wait. You mean nobody… everybody in my company is homosexual? But me?”
“William, everybody on Earth is homosexual. Except for a thousand or so; veterans and incurables.”
Mandella is géén domme stereotiepe redneck of zo, hij wordt voorgesteld als een uitstekend opgevoede, bijzonder intelligente mens. En toch is hij zo. Die agressieve heteronormativiteit, en de ongelooflijke onzekerheid die ermee gepaard gaat, is wat mij het meest bijblijft van het personage.
Was het écht zo gesteld met fundamenteel menselijk fatsoen in de jaren-1970 dat een auteur zijn self-inserted hoofdpersonage zich ernstig deze vragen kan doen stellen, nog een iteratie later?
It was dawning on me that I had not the slightest idea of how to conduct myself socially. So much of my “normal” behavior was based on a complex unspoken code of sexual etiquette. Was I suppose to treat the men like women, and vice versa? Or treat everybody like brothers and sisters? It was all very confusing.
Wat een vernieuwend concept: mensen als mensen behandelen en niet door de bril van “kan ik ermee naar bed gaan”. Vreemd.
⁂
Behalve dat en dat het einde van het boek al vanaf het begin getelegrafeerd was: boek blijft voor de rest overeind. Te lezen als een period piece. Vietnamoorlog in de ruimte, inderdaad.