• Gelezen: The Human Target, Volume 1 & 2

    Tom King (tekst), Greg Smallwood (beeld)
    DC Comics
    Vol. 1 – 2022, 192 blz.; Vol. 2 – 2023, 232 blz.

    In DC’s Black Label kunnen verhalen verteld worden die helemaal uit de continuïteit van de andere verhalen vallen. Niet noodzakelijk zoals de meestal wacky What If…-toestanden bij Marvel, maar meer volwassen comics, die elders niet zouden passen. Zoals Tom King het uitlegt, drie soorten verhalen: (1) dingen zoals Sandman, die niet of bijzonder zeer los verbonden zijn met het DC-canon, (2) dingen zoals Dark Knight Returns, alternatieve versies van dingen of zaken die bijvoorbeeld ver in de toekomst plaatsvinden en dus niet de normale continuïteit passen, en (2) dingen zoals Killing Joke, die in het normale DC-universum plaatsvinden, niet echt passen in de maandelijkse comics, er ook niet mee interageren, maar wel impact kunnen hebben.

    De Human Target waar het over gaat is Christopher Chance, een mens zonder superkrachten, die zich verkleedt als mensen die mogelijk gaan vermoord worden, en zo eum ervoor zorgt dat ze hém proberen vermoorden in de plaats van de oorspronkelijke target. Gewoon verkleden, ja, met een valse neus of een stemvervormer of een Mission Impossible-stijl gezichtsmasker. Zeer low tech, met andere woorden.

    Christopher Chance neemt een opdracht aan voor Lex Luthor. Hij wordt beschoten, heeft een kogelvrij vest aan en kan de dader vatten — maar dan begint hij zich slecht te voelen. Blijkt: de koffie die hij die ochtend dronk, was vergiftigd. Doctor Mid-Nite zegt dat hij nog twaalf dagen te leven heeft. De enige reden dat hij niet meteen gestorven is, is dat hij moest overgeven toen de kogel hem raakte.

    En dus heeft hij nu twaalf dagen om te weten te komen wie hem vermoord heeft. Is dat niet helemaal de premisse van D.O.A.? Jazeker. En het boek voelt ook helemaal aan als een film noir, inclusief interne monoloog. Film noir gekruist met Mad Men, misschien: de tekeningen en kleuren van Greg Smallwood zijn heerlijk en helemaal in de sfeer.

    Een boek om twee keer te lezen: één keer om tot het einde te raken, en dan nog eens met het einde in het achterhoofd, om te zien wat er waar gebeurde.

    Bij dat herlezen vond ik dat er misschien een paar boeken teveel waren. Het had gebalder gekund op 8 issues in plaats van 12. En ook: juist gelijk een beetje teveel tekst. Het grafische is zó goed dat er regelmatig wat minder woorden op de pagina hadden kunnen staan.

    Maar ook hier: Vol. 1 (#1-#6) past absoluut in de reeks winnaars van Eisners voor Best Limited Series.

  • Gelezen: Do A Powerbomb

    Daniel Warren Johnson (tekst en tekening), Mike Spicer (kleur), Rus Wooton (letters)
    Image Comics, 2023, 168 blz.

    Ik had van Daniel Warren Johnson al een Beta Ray Bill-boek en een Wonder Woman-boek gelezen en ik vond die allebei uitstekend, maar ik had nooit verwacht dat een comic over wrestling zo magisch schoon en aangrijpend zou zijn.

    Het verhaal: in een titelgevecht tussen Yua Steel Rose en Cobrasun glijdt Cobrasun bij zijn finishing move van het hoogste touw, waardoor zijn tegenstreefster haar nek breekt en uiteindelijk overlijdt. Haar man blijft alleen over met hun jong dochtertje.

    Tien jaar later wil de dochter, Lona Steel Rose, doorbreken in hetzelfde beroep als haar moeder. Haar vader ziet dat niet zitten, en ondanks veel talent vindt ze geen trainer.

    En dan wordt ze aangeklampt door een necromancer, die op een blauwe maandag televisie ontdekt heeft en helemaal zot is van worstelen. Hij stelt haar voor om samen met een lager wal geraakte Cobrasun mee te doen in een minikampioenschap met zeven andere tag teams. De winnaar van het kampioenschap mag één overleden persoon kiezen die weer levend wordt.

    Het verbaast mij absoluut niet dat Do a Powerbomb de Eisner voor Best Publication for Teens van 2023 heeft gewonnen. Echt zeer, zéér goed. Mijn eerste vijf sterren in lange tijd.

  • Gelezen: Monica

    Daniel Clowes
    Vintage, 2023, 106 blz.

    Negen hoofdstukken: Foxhole, Pretty Penny, The Glow Infernal, Demonica, The Incident, Success, The Opening the Way, Krugg en Doomsday. Elk met een eigen stijl van graphic novel / comic, allemaal verbonden met Monica.

    In Foxhole zien we Johnny soldaat zijn in Vietnam. Hij is verloofd met Penny, die hem in Pretty Penny bedriegt, laat staan, en in de hippie-flower power-wereld belandt. Monica is de dochter van Penny, maar ze weet niet wie haar vader is. En uiteindelijk laat haar moeder haar ook in de steek.

    “From that moment on,” zegt Monica, “I lived a normal life, happy and safe from harm, but I never saw my mother again.”

    Vertellen wat er daarna gebeurt in het boek (zoals de review in de New York Times wél doet, grrr) zou dom zijn. Het volstaat te zeggen dat niets in heel die zin juist is. En dat het een zeer vreemd verhaal is, met omwegen en dromen en onzekerheden, op het eerste zicht afstandelijk en koud maar uiteindelijk bijzonder menselijk. En vaak ook zeer grappig.

    Niet alles wordt helemaal duidelijk, en dat is ook niet de bedoeling denk ik — het leven zit niet zo in elkaar. Maar ik heb het wel twee keer na elkaar gelezen, en ik denk dat ik het nog ga herlezen.

    Meer aanraden dan dat kan ik niet, denk ik.

  • Gelezen: Cage of Souls

    Adrian Tchaikovsky
    Head of Zeus, 2019, 602 blz.

    Stefan Advani is de laatste telg van een familie die ooit rijk is geweest, in een stad die ooit groot is geweest, op een Aarde die ooit meer dan één stad telde.

    Shadrapar is de laatste stad op de planeet. Rond Shadrapar: de ruïnes van ontelbare steden in de woestijn en de wildernis, en een zee die weliswaar vloeibaar is maar meer dan toxisch voor welk leven dan ook. Boven Shadrapar een zon die op haar laatste benen loopt. We zijn misschien honderdduizend of meer jaar in de toekomst.

    Het boek opent met Advani op een gevangenenboot: hij is om onduidelijke redenen veroordeeld om zijn laatste dagen in een drijvende gevangenis temidden een levensgevaarlijke jungle door te brengen. Advani is niet bijzonder speciaal, noch moedig noch sterk noch bijzonder intelligent noch aantrekkelijk. Hij heeft in de loop van zijn leven gewoon hier en daar wat geluk gehad, en dat maakte het verschil. De juiste mensen tegengekomen, op het juiste moment niet of juist wel aanwezig zijn, dat soort dingen.

    Op de boot geraakt hij toevallig aan het schaken met een medepassagier, die een nieuwe cipier blijkt zijn. Zo heeft hij na aankomst in de gevangenis — Papillon’s Île du diable is er niets bij — toch één (weze het zwakke) band met iemand met wat meer macht. Even toevallig is hij de enige die een bepaald soort stenografie kan ontcijferen, waardoor hij zich onmisbaar maakt bij de hoofdcipier, die een manuscript wil vertaald zien.

    En eens hij aan dat vertaalwerk bezig is, kan hij ook de tijd nemen om dit boek te schrijven, zijn autobiografie.

    Het neemt zijn tijd, en springt over en weer in de tijd: van de gevangenis naar zijn jeugd naar de universiteit terug naar de gevangenis, en dan terug naar Shadrapar en terug naar de gevangenis.

    Het deed me soms denken aan Ballard’s Drowned World, en Jack Vance’s Dying Earth, en wat Book of the New Sun, en Moorcock’s Dancers at the End of Time, en zelfs heel expliciet (met wezens die op morlocks lijken en zowaar een échte tijdmachine) aan Wells’ Time Machine. (De tijdmachine is trouwens heel, héél incidenteel is het verhaal.) (Er is ook wat overkomt als magie, maar we zijn duizend eeuwen in de toekomst en any sufficiently advanced technology is indistinguishable from magic en dus vandaar.)

    Het leest ook vreemd genoeg als een veel ouder boek. Negentiende-eeuws, gelijk? Wellicht omdat het hoofdpersonage aanvoelt als zo’n nutteloze en rondfladderende Victoriaanse kerel.

    Ik geef het drie sterren op vijf: met plezier in één ruk uitgelezen, maar toch het gevoel dat er veel meer had kunnen van gemaakt worden. Omdat het quasi helemaal vanuit het standpunt van een eigenlijk irritante en egocentrische betweter geschreven is, zijn er een hele reeks personages die duidelijk echt wel veel interessanter zijn, maar gewoon over het hoofd gezien — één van die personages zegt het zelfs expliciet, als ze zijn manuscript te lezen krijgt: wij hebben het meest met elkaar gesproken van iedereen, en ik word neergezet als niet meer dan lelijk en groot.

    Of misschien had het ook wel veel minder kunnen zijn: dit boek had, ben ik wel zeker, ook veel korter boek zijn. Met veel meer impact.

  • Gelezen: Final Incal

    Alexandro Jodorowsky (scenario) & José Ladrönn (tekeningen)
    Les Humanoïdes Associés
    1 – Les quatre John Difool (2008, 66 blz.); 2 – Louz de Garra (2011, 50 blz.); 3 – Gorgo-le-sale (2014, 49 blz.)

    Jodorowsky vond bij nader inzien zijn oorspronkelijk einde voor de hele Incal-dinges (“oef het was maar een droom”) niét zo goed, en besloot dan maar een ander einde te brouwen.

    Op het einde van zijn leven had Moebius geen goesting meer om te tekenen voor Jodorowsky. Hij heeft één boek gemaakt van Après L’Incal, en dan was het genoeg geweest. Knip en plak een stuk interview daarover:

    « Q : Il s’est passé huit ans entre la publication du tome 1 de Après l’Incal avec Mœbius et celle de ce premier tome de Final Incal. Vous paraissait-il important d’apporter certaines modifications, et si oui lesquelles ? S’agit-il d’ailleurs d’un complément ou… d’un recommencement ?
    R : Ce n’est pas du tout un complément, moi comme écrivain dans Après l’Incal de Mœbius, je me suis trompé. Je ne sais pas quelle idiote de mouche m’a piqué pour décider que toute l’histoire de L’Incal n’était qu’un rêve. Idée extrêmement facile. Après une cure en mangeant des noix de coco chez les indiens d’Amazonie, j’ai récupéré mon intelligence chamanique. Les sages rats à huit pattes que j’ai vus dans mes délires m’ont prié de recommencer l’histoire. Moebius, gentiment fâché avec moi, a décidé de ne pas me suivre dans cette voie “schizophrénomystique”, j’ai dû attendre huit ans pour trouver un artiste à la hauteur de la nouvelle version. Le rêve s’est transformé en plusieurs mondes parallèles. »

    Jaja, Jodorowsky bleef Jodorowsky. De mens was in de 80 en nog altijd even zot.

    Hij heeft uiteindelijk in José Ladrönn een ongelooflijk goeie vervanger gevonden. Nee serieus: de tekeningen in deze drie boeken zijn echt fantastisch. Béter dan wat Moebius op het einde maakte, vind ik, en dat zegt bijzonder veel.

    Ik wou dat ik hetzelfde kon zeggen van het — wat daar moet voor doorgaan — verhaal. Pijnlijk heel erg slecht. Pijnlijk ongrappig, pijnlijk onorigineel  (héél goed gekeken naar Druuna, om maar iets te zeggen), pijnlijk bordkarton, pijnlijk onlogisch, pijnlijk, pijnlijk, pijnlijk.

    Ook heel oneven: het begint degelijk, neemt dan een irritante slapstick-draai, en verdrinkt uiteindelijk in de ene na de andere belachelijk iritante deus ex machina.

    Ik zou bijna elke pagina in groot formaat aan mijn muur hangen, maar ik kan niemand deze zooi aanraden.

  • Gelezen: River’s Edge

    Kyoko Okazaki
    Kodansha, 2023, 242 blz.

    What the actual fuck. De blurb op de achterkant zegt dit:

    At the edge of the city not far from the sea, a field of goldenrod sways in the breeze, its veil of amber flowers obscuring secrets underneath. Old bones and forgotten memories rest in silence, waiting for someone to dig them up. This is where the lives of six young men and women intertwine in ways both tragic and extraordinary. Decaying secrets are revealed as they forge friendships from pain, find betrayal in pleasure, and stare into the face of death itself—in a field of gold by a stagnant river, under the smoke-filled skies.

    Ik had hier goeie dingen over gehoord, en het was maar 13 euro bij de Amazons, dus hey waarom niet?

    Wel: what the actual fuck.

    Wat een vies boek. Zware pesterijen en mishandeling van mensen en dieren, anorexie en tienerzwangerschap en nihilisme, sex en drugs en diepe miserie, homofobie en al dan niet casual wreedheid, en van begin tot einde van het hele boek niémand die ooit een goede keuze maakt.

    Geen enkel moment van optimisme of geluk in een heel boek, allemaal mensen die gebroken waren in het begin, en op het einde nog méér gebroken zijn, zonder vooruitzicht op beter.

    Een ervaring, vermoed ik.

    Zeker geen slécht boek in de zin van slecht gemaakt of zo, maar wel diep, diep, diép deprimerend. Ik heb geen idee voor wie dit bedoeld is. Ik kan niemand bedenken aan wie ik dit zou aanraden.

    Brr.

    [Wel bedankt aan de vertaler om de vele vele verwijzingen te verduidelijken die anders alleen zin zouden hebben voor een Japanner die de jaren 1980-90 actief meegemaakt heeft.]

  • Online pester

    Ik kreeg een mail van Youtube, dat ze iets van mij hadden weggehaald:

    Het bleek een niet eens publieke video te zijn, waar ik door een toepassing ga om te tonen waar er dingen zijn die niet goed zitten. De schermen waar ik doorga, bevatten ook dummy namen en adressen. Niet eens aanstootgevende namen en adressen hé, maar dingen genre “Johan Desmet, Straatlaan 22, 1234 Stadsnaam”.

    Waar houden ze zich mee bezig jong.

    Contrasteer dat met de stapels en stapels vuiligheid die wél online blijft staan, tssk.

  • Kate Elliott
    2006, 624 blz.

    Wat had ik gezegd? Dat ik wel dacht dat ik een outline zag van hoe het een happy end kon worden? En dat er ook een GRRM-achtig bittersweet ending zou kunnen inzitten?

    Ha, wel, ja dus. Ik ga niet spoilen, maar ’t was een degelijk einde. ’t Is één van de twee en misschien wel alletwee. Bijna alle losse einden zijn bevredigend opgelost in de loop van het verhaal, en wat er niet helemaal proper ontrafeld of uitgelegd geraakte, kreeg een fijne ontknoping in een epiloog die een paar decennia na het einde plaatsvindt.

    Niet alles is opgelost geraakt, en dat is ook goed. ’t Moet geen colour by numbers worden ook.

    Met het hele verhaal achter de rug was het het waard? Ja. Meer dan waard. Ik begrijp niet goed waarom ik hier nog nooit van gehoord had. Het is qua world building en verhaal en diepgang toch wel ergens daar helemaal bovenaan in wat ik al ooit gelezen heb. Natuurlijk dat er in een boek met een dramatis personae van meer dan twintig bladzijden altijd wel stukken zijn die minder boeien dan andere, maar er is behoorlijk weinig fluff in de zin van “personages A en B moeten nu even ter plaatse trappelen terwijl personages D en F iets doen” — gebeurtenissen voelen nooit aan als *kuch*Wheel of Time*kuch* bladvulling .

    Er is magie, die niet helemaal uitgelegd wordt (geen probleem voor mij, het moet niet altijd een volledig sluitend systeem zijn zoals bij Brandon Sanderson) en die draait rondt een soort harmonie van de sferen en de aether en dergelijke. Daarnaast is er ook verfrissend échte religie. In de wereld van Crown of Stars is de dominante godsdienst in Europa een soort Christendom-achtig iets, met een God die twee personen heeft, vrouwelijk en mannelijk, en een soort Messiasachtige figuur waar verschillende interpretaties van zijn, met schisma’s en excommunicaties en bijvoorbeeld een bijzonder realistisch conflict of hij een menselijke dan wel een goddelijke natuur had, en of hij doodgemarteld is ter minofmeer vergeving van de zonden dan wel lijfelijk in de hemel is opgenomen.

    En — de Here weze geloofd! — er wordt realistisch omgegaan met afstand en tijd. In de eerste boeken is het nog mogelijk voor sommigen om vaag te communiceren over lange afstanden, maar lang niet iedereen kan dat, en zelfs wie het kon, kan het na een paar boeken niet meer. En dan wordt duidelijk hoe het is om in een wereld zonder noemenswaardige communicatie te leven: het kan absoluut zijn dat een hele reeks personages dingen doet zonder te weten dat de omstandigheden een paar honderd kilometer verder zó veranderd zijn dat al hun acties futiel zijn. Het kan ook dat mensen niet weten wat er een paar kilometer verder gebeurt. En Kate Elliott maakt het de lezer niet gemakkelijk: op een bepaalde manier is alles wat we lezen onbetrouwbaar, omdat de personages niet beter weten.

    En ja dus: vele tientallen namen. Niet gemakkelijk.

    Wel aangeraden. En zou een fantastische TV-serie maken, ware het niet dat het denk ik onmogelijk zou zijn om die hele fog of war te behouden. We hebben dat helaas moeten ondervinden met Game of Thrones.

  • Gelezen: In the Ruins (Crown of Stars #6)

    Kate Elliott
    2005, 624 blz.

    Ik had het natuurlijk moeten weten, dat er nog veel losse einden te knopen waren. Een heel volk dat teruggekomen is van 2700 vakantie (al is het voor sommigen onder hen maar alsof er een paar jaar zijn verstreken), mensen die verloren hebben in het vorige boek maar niet dood zijn en dus nog gevaarlijk, allerlei allianties, verraad allerhande, tovenarij, monsters, wraak, religie en al dan niet gerechtvaardigde ketterij, politiek en realpolitik.

    Het is eigenlijk wel een dicht op elkaar gepakte reeks boeken. Ook dit boek vloog voorbij, trouwens.

    Het volgende is wel het laatste in de reeks, dus dan moét het wel allemaal opgelost geraken. Voor hetzelfde geld is het een zoals George R.R. Martin ons al decennia belooft bittersweet ending, maar ik kan denk ik wel ongeveer een outline zien van hoe het een happy end zou kunnen krijgen. Ik zet mijn geld daar min of meer in: alle rassen in relatieve peis en vree met elkaar, de slechteriken gestraft en de goeie mensen beloond.

    Benieuwd te zien wat ik morgen zal lezen. 🙂

  • Kate Elliott
    2000, 977 blz.

    Wat een vreemd boek. Er komt schot in allerlei zaken, en toch lijkt het alsof er heel weinig gebeurt. Het lijkt alsof er heel weinig gebeurt, en toch is het bijna duizend bladzijden. Het is bijna duizend bladzijden, en toch was het op een dag uitgelezen.

    De reeks heeft een stapel personages en verhalen, maar overkoepelend zijn er twee verhalen: er is een koning, Henry, die een onwettige zoon heeft, Sanglant. Die zoon is getrouwd met Liathano, en ze hebben samen een dochter, Blessing. De vier grootouders van Blessing zijn allemaal speciaal om verschillende redenen, maar het komt er voor het eerste verhaal op neer dat ze de achterkleindochter is van Taillefer, en dat ze dus een claim op de keizerstroon heeft.

    Het tweede verhaal is veel ruimer van omvang: 2700 jaar geleden hebben prehistorische magiërs de halve wereld om zeep geholpen om een invasie tegen te gaan. Het is vooralsnog niet duidelijk of ze wisten wat er ging gebeuren (uitsterven van een aantal rassen, vernietigen van een reeks culturen, draken en andere mythische wezens dood, dat soort dingen), maar het is wel degelijk gebeurd, en die mensen die aan het invaderen waren, zijn 2700 jaar lang weggesmurft.

    In de huidige tijd van het boek was voorzien dat die mensen, ’t is te zeggen hun stuk land dat weggesmurft was met de mensen erop, zou terugkomen. Een andere groep mensen wil dat tegengaan door hetzelfde te doen als 2700 jaar geleden, maar nog andere mensen denken dat dat geen goed idee is wegens dat het opnieuw onvoorziene gevolgen zou kunnen hebben, en misschien wel het einde van de wereld zou kunnen betekenen.

    In boek 5 komen die twee verhalen tot een soort einde. Maar er zijn nog twee boeken in de serie. Ik vraag mij hard af wat er nog volgt.

  • Niet gerepareerd

    De diepvriezer is nog altijd kapot.

    Dat was dus 270 euro in ’t water gesmeten.

    Dammit.

  • Gelezen: Child of Flame (Crown of Stars #4)

    Kate Elliott
    2000, 916 blz.

    Dit stond onuitgelezen op mijn Kindle sinds de zomervakantie. Ik was content van de eerste drie boeken van de reeks, maar hier was ik gewoon stilgevallen.

    De serie speelt zich af in een alternatieve versie van de middeleeuwen, een paar generaties na Taillefer, hun versie van Karel De Grote. Er zijn koninkrijken en erfeniskwesties, er zijn kinderen waarvan de ouders belangrijker zijn dan iemand ooit had gedacht, er zijn niet-menselijke rassen, er is tweeduizend of zo jaar geleden een cataclysme gebeurd waar de details niet helemaal duidelijk van zijn, er is tovenarij en gedoe.

    En intriges en politiek en honderd namen, ’t is nog goed dat ik een hoofd heb voor die dingen en dat ik niet rap in de war geraak, want er is écht wel een hoop gedoe om te onthouden. Er is een personage dat op een soort vision quest in de hemel is, terwijl haar man zijn weg terug naar de macht klauwt en haar dochter gelijk een jaar per twee maand ouder wordt. Er is een personage dat terug in de tijd is geteleporteerd. Er is een personage dat gegijzeld is door het equivalent van de Arabieren of Hunnen. Er is een ander personage dat een geschiedenis aan het schrijven is en van dichtbij ziet hoe een koning gemanipuleerd wordt door zijn nieuwe vrouw en een slechte slechterik. Er is een personage dat het cataclysme van tweeduizend jaar geleden bewerkstelligt. Er zijn legers op mars, en plunderaars, en op de achtergrond is er een niet-menselijke veroveraar die aan het plotten is.

    En op die ene vision quest na, zijn al de verhalen eigenlijk wel spannend en gaan ze eigenlijk wel vooruit.

    Het is gewoon een heel lang boek. En ik hoop van ganser harte dat de reeks degelijk afgesloten geraakt. Ik ben er niet echt gerust in.

    Ik hoop heel hard dat het niét nog meer de richting van dit boek uitgaat: geen probleem met hier en daar wat magie, maar eens er én grifioenen én centauren én leeuwmannen én draken én meermannen en watnog aan te pas komen, wordt het een beetje van het goede teveel.

  • Gerepareerd, hopelijk

    Onze diepvries is al denk ik een jaar kapot. Kapot in de zin dat hij nooit helemaal kamertemperatuur wordt — standaard blijft hij ergens tussen 4 en 8 graden doen, soms gaat hij eens naar -20 en dan keert hij terug naar “warme koelkast”-stand.

    De miserie is dat een heel stuk van de (bij)keuken rond die diepvriezer en bijhorende koelkast gebouwd is: de kasten onderaan zijn even hoog als de toestellen en ook even breed. Dat is 185 cm op 60, een toen totaal standaardmaat voor koelkasten en diepvriezers.

    Helaas blijkt dat niet meer het geval te zijn: de standaardmaat is nu blijkbaar 185,5 cm hoog, en als twee toestellen naast mekaar staan komt dat niet meer op 120 cm uit, maar moet er zeker 61 cm gerekend worden per toestel en ook nog eens 3 cm tussenruimte. Plus dat er andere ventilatie moet voorzien worden dan nu: vroeger konden die krengen gewoon in een nis gezet worden en dat was dat, nu moet er blijkbaar voldoende ruimte rond zijn of de toestellen werken zelfs niet meer.

    Enfin, liegt de meneer die vandaag langskwam om naar de diepvries te kijken, lieg ik. Dat is in alle geval wat hij zei.

    Het zag er niet goed uit: toestel is meer dan 16 jaar oud en de printplaat was kapot. Ongelooflijk gelukkig had de man nog zo’n oude printplaat in zijn camion zitten, maar zelfs met een vervangen printplaat sloeg het toestel niet aan. Of toch: even, en dan niet meer.

    De mens zag het niet zitten om er nog aan te werken: perte totale, zei hij. Niet meer de moeite om er werk in te steken want zelfs als het gerepareerd zou raken, is er geen enkele garantie dat het langer dan een paar dagen duurt voor het weer kapot is — en dat risico wil hij niet lopen.

    Gelukkig heeft hij veel problemen gehad met zijn facturatie-en-werk-tablet, waardoor hij een goeie 40 minuten langer dan voorzien aanwezig bleef. Want een dik kwartier later heeft hij toch nog eens gekeken naar de diepvriezer en hij was helemaal opgelucht want blijkbaar werkt hij nu tóch. Iets met een bimetaal dat een beetje moe wordt na al die jaren.

    Ik ben nog niet gaan kijken of hij het volhoudt, maar ik kan nu toch een beetje in hoop leven dat we weer een diepvriezer hebben.

  • Gelezen: Carrion Comfort

    Dan Simmons
    1989, 992 blz. (39u 27m)

    “Carrion Comfort is one of the three greatest horror novels of the 20th century. Simple as that,” zegt Stephen King op de kaft. Dat, gecombineerd met de lengte, heeft het mij doen kopen op Audible, waar mijn criteria vaak niet enorm veel meer zijn dan “hoeveel minuten krijg ik hier per uitgegeven credit”.

    Maar dus ook die reputatie van één van de beste horrorboeken van de 20ste eeuw te zijn, en ook wel Dan Simmons, waar ik al meer van gelezen heb en content van ben geweest. Ik ben er bijna zeker van dat ik ooit eens in de jaren 1990 alle toen bestaande boeken van Dan Simmons gekocht en uitgelezen heb, en het stond me bij dat ik dit toen ook wel goed vond.

    Ahum neen, vrees ik.

    Het verhaal heeft niet enorm veel om het lijf: er bestaat een soort vampierachtige mensen, die andere mensen met hun geest kunnen controleren. Ze voeden zicht met emoties, hoe sterker hoe beter. En blijkbaar moeten de beste emoties in dat verband rond moord draaien: twee Amerikaanse vampiers, Melanie en Nina, en een Duitse, Willi, hebben al sinds de jaren 1930 een spel waarbij ze mensen moorden laten plegen. Ze komen jaarlijks samen om notities te vergelijken en te zien wie het meest heeft gemoord.

    Melanie en Nina zijn old school Southern belles (lees: door en door racistisch, de “pickaninnys” en “jigaboos” en “coons” en “niggers” zijn alomtegenwoordig), Willi was van lagere adel, werd dan –uiteraard– een nazi, deed in concentratiekampen en was zelfs aanwezig in de Führerbunker op het einde van de oorlog, om dan naar de VS te emigreren en er in de filmindustrie te gaan.

    Het verhaal begint in 1979, waar het na hun jaarlijkse bijeenkomst misloopt: Nina doet het vliegtuig van Willi neerstorten en probeert daarna ook Melanie te vermoorden, maar die slaagt erin om Nina om te leggen. Daarbij gebruiken ze de ene na de andere persoon totterdood, onder meer ook de vader van Natalie Preston.

    Het is voor de buitenwereld absoluut onduidelijk wat er precies gebeurd is: al wat er kan geconstateerd worden is dat een hele stapel mensen elkaar op de meest gruwelijke wijze hebben vermoord, zonder enige aanleiding. Preston en een lokale sheriff, de onfortuinlijk genoemde Bobby Joe Gentry, trekken op onderzoek uit en komen daarbij Saul Laski tegen. Laski is een psychiater uit New York (tja), is zijn familie verloren in een concentratiekamp, maar vooral: is daar zelf gebruikt geweest door Willi (toen Oberst Wilhelm von Borchert) en heeft er sindsdien zijn levenswerk van gemaakt om Willi en gelijkaardigen te zoeken en uit te schakelen.

    Het begint allemaal veelbelovend, maar dan verliest het zich in zijplots en nevenpersonages en digressies en gedoe. Er is een tweede groep vampiers die in hoge posities in de VS zitten — voorspelbare politiekers, rijke mannen en predikanten, dat soort mensen — die een jaarlijkse mensenjacht organiseren op een eiland. Er is een weinig waarschijnlijk liefdesverhaal tussen een studente van 19 of zo en een overjaarse papperige sheriff. Er zijn misschien toch wel een paar uiterst gedetailleerde verkrachtingen te veel. Er zijn Mossad en andere geheime diensten. Vuurgevechten en achtervolgingen, personages die eigenlijk keer op keer zouden moeten dood geweest zijn maar het toch overleven, andere personages die dan weer schijnbaar zonder reden toch doodgaan. En voortdurend ellen- maar dan ook ellenlange expositie.

    Het is ook gewoon niet griezelig. En zowel de protagonisten (de dikke sheriff, de pientere studente, de Jood uit central casting) als de antagonisten (een doorslechte racistische vrouw uit Charleston, een doorslechte nazi, een doorslechte Hollywoodproducer, een doorslechte Amerikaanse massapredikant) zijn zo karikaturaal geschreven dat het totaal ongeloofwaardig wordt.

    Het einde hangt trouwens aan elkaar van de ongeloofwaardigheden.

    Niet, maar dan ook absoluut niet aangeraden.

    En al helemaal niet in de audioboekversie op Audible.

  • Gelezen: Moi qui n’ai pas connu les hommes

    Jacqueline Harpman
    1995, 216 blz.

    Tja. Goed begonnen, het jaar. “De tweeregelsamenvatting klonk als postapokalyptisch en een groep vrouwen zoals in Mad Max: Fury Road,” schreef ik.

    Het is minder dan dat en wellicht ook veel meer dan dat. Mensen die literatuur of dergelijke doen, zullen er ongetwijfeld allerlei dingen in lezen. Een allegorie voor de hel of het vagevuur, magisch realistische dystopie, verwijzingen naar Kafka, Buzzati en anderen.

    Ik vond het vooral een intrigerend maar dieptriestig verhaal.

    Het hoofdpersonage heeft nooit een andere naam gehad dan “la petite”, omdat ze de jongste van veertig vrouwen was. ’t Is te zeggen: 39 vrouwen en een klein kind, die om onduidelijke redenen in een ondergrondse kooi leven, bewaakt door wachters die niet communiceren behalve door zweepslagen. De vrouwen mogen elkaar niet aanraken, hebben geen privacy, krijgen een onregelmatig patroon van waken en slapen en eten opgelegd. Ze kunnen zelfs geen zelfmoord plegen of zichzelf uithongeren.

    In het begin van het boek is dat al tien of meer jaar aan de gang. De vrouwen hebben alle hoop al lang opgegeven. Het enige dat voor afwisseling zorgt is dat ze om de zoveel tijd wat eten krijgen dat ze kunnen koken in een marmiet water, en om de veel meer tijd eens wat nieuwe lappen stof, waar ze iets van kunnen maken dat op kledij lijkt.

    Van in het begin is het duidelijk dat het hoofdpersonage dit boek schrijft, en dat ze er dus in geslaagd moet zijn om niet alleen te leren lezen en schrijven, maar ook op de één of andere manier niet meer in die kooi zit.

    Twee jaar na het begin van het boek, nadat ze onder meer als een kleine daad van rebellie haar eigen hartslagen was beginnen tellen en zo had ontdekt dat ze niet op hetzelfde ritme leefden als de wachters, gaat er plots een alarm af, en worden de vrouwen achtergelaten. In een kooi ondergronds — maar met de sleutel op de deur van de kooi.

    De vrouwen ontsnappen, ontdekken dat hun kooi in het midden van een woestenij ligt, met een immense voorraad conserven en bevrozen voedsel onder de grond en een klein wachthuisje boven de grond. Na een paar weken besluiten ze op zoek te gaan naar anderen, en na dagen te wandelen komen ze een tweede wachthuisje tegen. Als ze de trappen naar beneden gaan, stuiten ze op een kooi met 40 van honger overleden vrouwen.

    En dan komen ze later nóg een kooi tegen, met 40 mannen, ook overleden omdat de wachters weg zijn gelopen zonder de sleutel op de kooi te laten. En nog. En nog. En nog.

    Er was eventjes hoop in het boek: dat ene moment dat hun bewakers de sleutels op de deur hadden laten zitten. Maar daarna, pagina per pagina, minder en minder:

    Peu à peu l’inutilité de tout effort éteignait les esprits. Nous avions le vivre et le couvert assurés, quelques mètres de tissu satisfaisaient la pudeur, quelques kilos de savon noir l’hygiène : nous allions mourir l’une après l’autre sans avoir rien compris à notre histoire et les années passant, toute interrogation s’effilocha.

    En zelfs dat beetje hoop had er eigenlijk niet kunnen zijn, want het is al van het begin duidelijk dat het hoofdpersonage, de jongste van de 40, de laatste overlevende zal zijn. En dat ze alleen zal sterven zonder ooit maar iemand anders gezien te hebben.

    Wat ze dan ook doet. En we weten niet wat er gebeurd is, of er een oorlog is geweest, of we op een andere planeet dan de Aarde zijn, of het een experiment is, waarom er wat dan ook gebeurd is en wat de betekenis van gelijk wat is.

    Geen opwekkend boek, dit. Wel boeiend. En tot nadenken aanzettend. We leven in een wereld waar we niets van begrijpen, en dan gaan we dood en we hebben nog niets begrepen.