• Gelezen: Child of Flame (Crown of Stars #4)

    Kate Elliott
    2000, 916 blz.

    Dit stond onuitgelezen op mijn Kindle sinds de zomervakantie. Ik was content van de eerste drie boeken van de reeks, maar hier was ik gewoon stilgevallen.

    De serie speelt zich af in een alternatieve versie van de middeleeuwen, een paar generaties na Taillefer, hun versie van Karel De Grote. Er zijn koninkrijken en erfeniskwesties, er zijn kinderen waarvan de ouders belangrijker zijn dan iemand ooit had gedacht, er zijn niet-menselijke rassen, er is tweeduizend of zo jaar geleden een cataclysme gebeurd waar de details niet helemaal duidelijk van zijn, er is tovenarij en gedoe.

    En intriges en politiek en honderd namen, ’t is nog goed dat ik een hoofd heb voor die dingen en dat ik niet rap in de war geraak, want er is écht wel een hoop gedoe om te onthouden. Er is een personage dat op een soort vision quest in de hemel is, terwijl haar man zijn weg terug naar de macht klauwt en haar dochter gelijk een jaar per twee maand ouder wordt. Er is een personage dat terug in de tijd is geteleporteerd. Er is een personage dat gegijzeld is door het equivalent van de Arabieren of Hunnen. Er is een ander personage dat een geschiedenis aan het schrijven is en van dichtbij ziet hoe een koning gemanipuleerd wordt door zijn nieuwe vrouw en een slechte slechterik. Er is een personage dat het cataclysme van tweeduizend jaar geleden bewerkstelligt. Er zijn legers op mars, en plunderaars, en op de achtergrond is er een niet-menselijke veroveraar die aan het plotten is.

    En op die ene vision quest na, zijn al de verhalen eigenlijk wel spannend en gaan ze eigenlijk wel vooruit.

    Het is gewoon een heel lang boek. En ik hoop van ganser harte dat de reeks degelijk afgesloten geraakt. Ik ben er niet echt gerust in.

    Ik hoop heel hard dat het niét nog meer de richting van dit boek uitgaat: geen probleem met hier en daar wat magie, maar eens er én grifioenen én centauren én leeuwmannen én draken én meermannen en watnog aan te pas komen, wordt het een beetje van het goede teveel.

  • Gerepareerd, hopelijk

    Onze diepvries is al denk ik een jaar kapot. Kapot in de zin dat hij nooit helemaal kamertemperatuur wordt — standaard blijft hij ergens tussen 4 en 8 graden doen, soms gaat hij eens naar -20 en dan keert hij terug naar “warme koelkast”-stand.

    De miserie is dat een heel stuk van de (bij)keuken rond die diepvriezer en bijhorende koelkast gebouwd is: de kasten onderaan zijn even hoog als de toestellen en ook even breed. Dat is 185 cm op 60, een toen totaal standaardmaat voor koelkasten en diepvriezers.

    Helaas blijkt dat niet meer het geval te zijn: de standaardmaat is nu blijkbaar 185,5 cm hoog, en als twee toestellen naast mekaar staan komt dat niet meer op 120 cm uit, maar moet er zeker 61 cm gerekend worden per toestel en ook nog eens 3 cm tussenruimte. Plus dat er andere ventilatie moet voorzien worden dan nu: vroeger konden die krengen gewoon in een nis gezet worden en dat was dat, nu moet er blijkbaar voldoende ruimte rond zijn of de toestellen werken zelfs niet meer.

    Enfin, liegt de meneer die vandaag langskwam om naar de diepvries te kijken, lieg ik. Dat is in alle geval wat hij zei.

    Het zag er niet goed uit: toestel is meer dan 16 jaar oud en de printplaat was kapot. Ongelooflijk gelukkig had de man nog zo’n oude printplaat in zijn camion zitten, maar zelfs met een vervangen printplaat sloeg het toestel niet aan. Of toch: even, en dan niet meer.

    De mens zag het niet zitten om er nog aan te werken: perte totale, zei hij. Niet meer de moeite om er werk in te steken want zelfs als het gerepareerd zou raken, is er geen enkele garantie dat het langer dan een paar dagen duurt voor het weer kapot is — en dat risico wil hij niet lopen.

    Gelukkig heeft hij veel problemen gehad met zijn facturatie-en-werk-tablet, waardoor hij een goeie 40 minuten langer dan voorzien aanwezig bleef. Want een dik kwartier later heeft hij toch nog eens gekeken naar de diepvriezer en hij was helemaal opgelucht want blijkbaar werkt hij nu tóch. Iets met een bimetaal dat een beetje moe wordt na al die jaren.

    Ik ben nog niet gaan kijken of hij het volhoudt, maar ik kan nu toch een beetje in hoop leven dat we weer een diepvriezer hebben.

  • Gelezen: Carrion Comfort

    Dan Simmons
    1989, 992 blz. (39u 27m)

    “Carrion Comfort is one of the three greatest horror novels of the 20th century. Simple as that,” zegt Stephen King op de kaft. Dat, gecombineerd met de lengte, heeft het mij doen kopen op Audible, waar mijn criteria vaak niet enorm veel meer zijn dan “hoeveel minuten krijg ik hier per uitgegeven credit”.

    Maar dus ook die reputatie van één van de beste horrorboeken van de 20ste eeuw te zijn, en ook wel Dan Simmons, waar ik al meer van gelezen heb en content van ben geweest. Ik ben er bijna zeker van dat ik ooit eens in de jaren 1990 alle toen bestaande boeken van Dan Simmons gekocht en uitgelezen heb, en het stond me bij dat ik dit toen ook wel goed vond.

    Ahum neen, vrees ik.

    Het verhaal heeft niet enorm veel om het lijf: er bestaat een soort vampierachtige mensen, die andere mensen met hun geest kunnen controleren. Ze voeden zicht met emoties, hoe sterker hoe beter. En blijkbaar moeten de beste emoties in dat verband rond moord draaien: twee Amerikaanse vampiers, Melanie en Nina, en een Duitse, Willi, hebben al sinds de jaren 1930 een spel waarbij ze mensen moorden laten plegen. Ze komen jaarlijks samen om notities te vergelijken en te zien wie het meest heeft gemoord.

    Melanie en Nina zijn old school Southern belles (lees: door en door racistisch, de “pickaninnys” en “jigaboos” en “coons” en “niggers” zijn alomtegenwoordig), Willi was van lagere adel, werd dan –uiteraard– een nazi, deed in concentratiekampen en was zelfs aanwezig in de Führerbunker op het einde van de oorlog, om dan naar de VS te emigreren en er in de filmindustrie te gaan.

    Het verhaal begint in 1979, waar het na hun jaarlijkse bijeenkomst misloopt: Nina doet het vliegtuig van Willi neerstorten en probeert daarna ook Melanie te vermoorden, maar die slaagt erin om Nina om te leggen. Daarbij gebruiken ze de ene na de andere persoon totterdood, onder meer ook de vader van Natalie Preston.

    Het is voor de buitenwereld absoluut onduidelijk wat er precies gebeurd is: al wat er kan geconstateerd worden is dat een hele stapel mensen elkaar op de meest gruwelijke wijze hebben vermoord, zonder enige aanleiding. Preston en een lokale sheriff, de onfortuinlijk genoemde Bobby Joe Gentry, trekken op onderzoek uit en komen daarbij Saul Laski tegen. Laski is een psychiater uit New York (tja), is zijn familie verloren in een concentratiekamp, maar vooral: is daar zelf gebruikt geweest door Willi (toen Oberst Wilhelm von Borchert) en heeft er sindsdien zijn levenswerk van gemaakt om Willi en gelijkaardigen te zoeken en uit te schakelen.

    Het begint allemaal veelbelovend, maar dan verliest het zich in zijplots en nevenpersonages en digressies en gedoe. Er is een tweede groep vampiers die in hoge posities in de VS zitten — voorspelbare politiekers, rijke mannen en predikanten, dat soort mensen — die een jaarlijkse mensenjacht organiseren op een eiland. Er is een weinig waarschijnlijk liefdesverhaal tussen een studente van 19 of zo en een overjaarse papperige sheriff. Er zijn misschien toch wel een paar uiterst gedetailleerde verkrachtingen te veel. Er zijn Mossad en andere geheime diensten. Vuurgevechten en achtervolgingen, personages die eigenlijk keer op keer zouden moeten dood geweest zijn maar het toch overleven, andere personages die dan weer schijnbaar zonder reden toch doodgaan. En voortdurend ellen- maar dan ook ellenlange expositie.

    Het is ook gewoon niet griezelig. En zowel de protagonisten (de dikke sheriff, de pientere studente, de Jood uit central casting) als de antagonisten (een doorslechte racistische vrouw uit Charleston, een doorslechte nazi, een doorslechte Hollywoodproducer, een doorslechte Amerikaanse massapredikant) zijn zo karikaturaal geschreven dat het totaal ongeloofwaardig wordt.

    Het einde hangt trouwens aan elkaar van de ongeloofwaardigheden.

    Niet, maar dan ook absoluut niet aangeraden.

    En al helemaal niet in de audioboekversie op Audible.

  • Gelezen: Moi qui n’ai pas connu les hommes

    Jacqueline Harpman
    1995, 216 blz.

    Tja. Goed begonnen, het jaar. “De tweeregelsamenvatting klonk als postapokalyptisch en een groep vrouwen zoals in Mad Max: Fury Road,” schreef ik.

    Het is minder dan dat en wellicht ook veel meer dan dat. Mensen die literatuur of dergelijke doen, zullen er ongetwijfeld allerlei dingen in lezen. Een allegorie voor de hel of het vagevuur, magisch realistische dystopie, verwijzingen naar Kafka, Buzzati en anderen.

    Ik vond het vooral een intrigerend maar dieptriestig verhaal.

    Het hoofdpersonage heeft nooit een andere naam gehad dan “la petite”, omdat ze de jongste van veertig vrouwen was. ’t Is te zeggen: 39 vrouwen en een klein kind, die om onduidelijke redenen in een ondergrondse kooi leven, bewaakt door wachters die niet communiceren behalve door zweepslagen. De vrouwen mogen elkaar niet aanraken, hebben geen privacy, krijgen een onregelmatig patroon van waken en slapen en eten opgelegd. Ze kunnen zelfs geen zelfmoord plegen of zichzelf uithongeren.

    In het begin van het boek is dat al tien of meer jaar aan de gang. De vrouwen hebben alle hoop al lang opgegeven. Het enige dat voor afwisseling zorgt is dat ze om de zoveel tijd wat eten krijgen dat ze kunnen koken in een marmiet water, en om de veel meer tijd eens wat nieuwe lappen stof, waar ze iets van kunnen maken dat op kledij lijkt.

    Van in het begin is het duidelijk dat het hoofdpersonage dit boek schrijft, en dat ze er dus in geslaagd moet zijn om niet alleen te leren lezen en schrijven, maar ook op de één of andere manier niet meer in die kooi zit.

    Twee jaar na het begin van het boek, nadat ze onder meer als een kleine daad van rebellie haar eigen hartslagen was beginnen tellen en zo had ontdekt dat ze niet op hetzelfde ritme leefden als de wachters, gaat er plots een alarm af, en worden de vrouwen achtergelaten. In een kooi ondergronds — maar met de sleutel op de deur van de kooi.

    De vrouwen ontsnappen, ontdekken dat hun kooi in het midden van een woestenij ligt, met een immense voorraad conserven en bevrozen voedsel onder de grond en een klein wachthuisje boven de grond. Na een paar weken besluiten ze op zoek te gaan naar anderen, en na dagen te wandelen komen ze een tweede wachthuisje tegen. Als ze de trappen naar beneden gaan, stuiten ze op een kooi met 40 van honger overleden vrouwen.

    En dan komen ze later nóg een kooi tegen, met 40 mannen, ook overleden omdat de wachters weg zijn gelopen zonder de sleutel op de kooi te laten. En nog. En nog. En nog.

    Er was eventjes hoop in het boek: dat ene moment dat hun bewakers de sleutels op de deur hadden laten zitten. Maar daarna, pagina per pagina, minder en minder:

    Peu à peu l’inutilité de tout effort éteignait les esprits. Nous avions le vivre et le couvert assurés, quelques mètres de tissu satisfaisaient la pudeur, quelques kilos de savon noir l’hygiène : nous allions mourir l’une après l’autre sans avoir rien compris à notre histoire et les années passant, toute interrogation s’effilocha.

    En zelfs dat beetje hoop had er eigenlijk niet kunnen zijn, want het is al van het begin duidelijk dat het hoofdpersonage, de jongste van de 40, de laatste overlevende zal zijn. En dat ze alleen zal sterven zonder ooit maar iemand anders gezien te hebben.

    Wat ze dan ook doet. En we weten niet wat er gebeurd is, of er een oorlog is geweest, of we op een andere planeet dan de Aarde zijn, of het een experiment is, waarom er wat dan ook gebeurd is en wat de betekenis van gelijk wat is.

    Geen opwekkend boek, dit. Wel boeiend. En tot nadenken aanzettend. We leven in een wereld waar we niets van begrijpen, en dan gaan we dood en we hebben nog niets begrepen.

  • Oudejaarsavond

    We hadden in alle geval genoeg eten.

  • Bijna gedaan

    Het jaar is bijna om. We maken eten klaar voor morgen.

    Wat een raar jaar. Blij dat het bijna gedaan is.

  • Ziekten

    ’t Is niet meer leutig van de ziekten in het gezin.

    Er is niet veel kans dat we allemaal samen zullen zijn voor nieuwjaaravond — dochter in hospitaal met onder meer een zeer zware longontsteking, vandaar.

    Nee, ’t is op gezondheidsvlak geen fijne vakantie geweest tot nog toe.

  • Mediaplanning 2024

    Het was dit jaar een jaar van ikweethetnietecht. De officiële cijfers zijn nog niet binnen omdat het jaar nog niet gedaan is, maar ik heb dit jaar praktisch geen boeken gelezen, en ook niet echt overdreven veel series of films gezien.

    Voor 2024 is het plan om boeken te lezen. Niet zoals dit jaar vooral in audiobook (aan één boek per twee maand of zo, als het al zoveel was), maar gewoon gelijk normale mensen op een ebookleesdink.

    Natuurlijk dat ik nog altijd een hele resem boeken te lezen op een boekentelezenlijst heb staan, maar ik dacht toch te beginnen met boeken die ik nog niet op die lijst had staan.

    Ik heb het eerste boek alvast moeten kopen bij bol.com wegens dat het niet te vinden was bij Amazon: I Who Have Never Known Men. Het stond ergens in een lijst van “50 beste SF-boeken ooit” waar ik zo ongeveer alle andere van gelezen had. De tweeregelsamenvatting klonk als postapokalyptisch en een groep vrouwen zoals in Mad Max: Fury Road. Toen ik het opzocht klonk de naam van de auteur, Jacqueline Harpman, alsof het misschien wel een vertaling zou kunnen zijn, en jazeker: Moi qui n’ai pas connu les hommes is het origineel uit 1995 en het is zowaar van een sciencefictionschrijfster uit België.

    Een ander boek dat ik tegenkwam op een “beste SF Van 2023” was Translation State van Ann Leckie. Ik heb van haar de Imperial Radch-trilogie gelezen (Ancillary Justice/Sword/Mercy), waar ik mij niet veel meer van herinner behalve dat ik het met veel plezier gelezen heb en dat ik absoluut wou wachten tot het derde deel uit was voor ik eraan begon — en nu blijkt dat het gelijk bij Douglas Adams een increasingly inaccurately named trilogy is, want Translation State is begot deel vijf van Imperial Radch, en dat deel vier, Provenance, al van 2017 uit is. (Ik ben er nog niet uit of ik de drie eerste herlees of niet.)

    Daarna wordt het de Final Architecture-trilogie. Ik heb recentachtig een reeks andere boeken van Adrian Tchaikovsky gelezen die ik leutig vond, dit is space opera met dacht ik een bijna uitgestorven mensheid, hey, what’s not to like?

    Misschien lees ik ook wel One Day All This Will be Yours van Tchaikovsky, dat was iets met tijdreizen dat al een tijd op mijn to do stong.

    En dan misschien wat fantasy, dacht ik. Ken Liu’s Dandelion Dynasty klinkt intrigerend: een hervertelling van de oorsprong van de Han-dynastie met steampunkachtige dink.

    Of misschien wel Christelle Dabos’ La Passe-Miroir, vier boekeken franse YA fantasy.

    Of misschien wel nog iets anders.

  • Genezen!

    Nog een beetje hoesten en nog wat stijf, maar voor de rest is het weer in orde. Hoera en wat een gemak om niet ziek te zijn!

    Onze jongste heeft minder geluk. Die is nu al méér dan een maand ziek van een virale vuiligheid. Ze heeft haar examens gemist (op één na, waar ze ziek naartoe is gegaan en ziek van terug is gekeerd), ze heeft nog niets aan haar vakantie gehad, en ze heeft een ding met de scouts waar ze al maanden naar uitkeek, moeten afzeggen. Ik houd enorm hard mijn hart vast dat het in orde komt.

    En ik ben content dat ik nog een beetje vakantie op overschot heb. Het zou nog meer kak geweest zijn dan het nu al is als ik direct na nieuwjaar zou moeten herbeginnen werken zijn.

  • Tegengif nodig

    Het zit allemaal niet zo mee, voor het moment.

    Ik denk dat ik maar eens naar een romantische “she was beautiful all along“-serie ga kijken.

    True Beauty op de Netflixen? True Beauty op de Netflixen.

  • Wakker

    Ik dacht, ik kruip weer in mijn bed, maar dat gaat niet lukken want ik ben kwaad.

    Maar serieus kwaad.

    Echt, sommige mensen, ge zoudt ze tegen de muur plakken.

  • Een missing

    Ik had nog niets gegeten en ik zat wat zielig te zijn dus ik dacht, ik bestel een beetje eten bij de Turk om de hoek.

    Ik heb mij verkeerd besteld: twee porties in plaats van één. Er is nu eten in de frigo voor later. Verder is het een rustige Kerstavond en kruip ik dan maar eens in bed.

  • Welwelwel

    Het ziet ernaar uit dat ik Kerstavond alleen zal zitten wegens besmettelijke ziekte en algemene mottigheid.

    ’t Is al een tijd geleden dat ik zo hard griep heb gehad, bah.

  • Links van op het interweb

    Ik had vroeger een ding dat om de zoveel tijd mijn verzamelde links hier postte, maar dat werkt gelijk niet meer, en dus is het om de zoveel tijd eens als ik er aan denk. Tja.

  • Griep

    Tjahaha, ’t is griep. Koppijn, spierpijn, droge hoest, keelpijn, en had ik al gezegd vreselijk veel koppijn en spierpijn? En koorts?

    Ik dacht dat ik niemand had gezien de laatste tijd en dat het dus moeilijk zou zijn om besmet te geraken, maar neen natuurlijk: ik ben naar de quiz in Volxus geweest, dus wie weet wat voor airborne vuiligheid daar rondhing.

    Overdag valt het nog min of meer mee, maar ’s nachts is kak. Niet kunnen slapen is kak.