Het was zover, deze namiddag: ik was een bange blanke man.
Bijna grappig, hoe ik geleidelijk écht een oude mens geworden ben: slecht te been, elke dag pillen nemen, niet meer zien in het donker, regelmatig naar het hospitaal, slecht zien in het algemeen, en speciaal voor deze week een oorontsteking waardoor ik alle hoor als ondergedompeld in een bad rijstpap.
Ik moest vannamiddag naar het lokale hospitaal voor Een Kleine Heelkundige Ingreep, Ambulant, Zonder Verdoving.
Ik op de velo, naar het hospitaal dat om de hoek ligt, een dikke 700 meter van mijn voordeur. In de buurt van het Sluizeken moet ik oversteken, en dan wat verder moet ik oversteken. En nu komt het: achter mij was een hele stoet aan het klaxonneren.
Geen erg, een huwelijk of zo, dacht ik — maar dan begonnen ze één voor één gevaarlijke maneuvers te doen. Maar serieus: optrekken tot gelijk 80 per uur over een afstand van 50 meter, met drie auto’s naast elkaar op een baanvak waar maar één auto zou mogen zijn, de bus voorbijvlammen terwijl er een tegenligger aankomt, uitwijken naar het fietspad en zelfs het plankier.
Het is lang geleden dat ik zo bang was op mijn fiets. Het had écht gekund dat ik aangereden werd.
Allemaal auto’s met custom nummerplaten, trouwens, genre “B-D-R” en “MHMD RZ” en dingen. Aardig jong. In centrum Gent. Onveilig. Brr.
Er wordt iets gemaakt en het zou wel goed zijn als het dit ook zou kunnen.
Als het dat doet, dan wil dat zeggen dat er iets anders moet gebeuren en dan nog iets anders, en dat er dingen complexer worden — niet noodzakelijk voor een eindgebruiker maar wel intern.
Is dat een probleem? Baneent, niet echt.
Behalve dat het een goed idee is om zo weinig mogelijk speciale dingen te doen en zo veel mogelijk te doen met zo weinig mogelijk onderdelen.
Dus als we in de plaats van dit te doen nu eens dít zouden doen, dan is dat uiteindelijk bijna hetzelfde (zelfs al is het eigenlijk helemaal anders), maar kunnen we het ding maken met minder bewegende delen en géén uitzonderingen.
⁂
Hoe ouder ik word, hoe minder ik vecht voor dingen die in mijn ogen ideaal zouden zijn. Niet eenvoudig, iets zien en weten dat het nóg beter zou kunnen en dat het wellicht niet eens zo enorm veel meer werk is — maar dat het wel extra werk is, en dat dat in het grotere beeld soms niet ogoed is.
Zo simpel als mogelijk. Maar niet simpeler dan dat. Op alle vlakken.
We blijven bij min of meer dezelfde concepten: Lindon en Yerin zijn minofmeer geadopteerd door sugar daddy Eithan, die ze zal optrainen tot beter dan wat ze nu zijn, aan de hand van nu en dan eens een deus ex machina (of magisch ding ex machina).
Het blijft ook wat knullig dat het een oosterse wereld is met alle bijhorende clichématigheden:
Though he was still a good thirty feet away, the Lowgold bodyguards raised their spears and stabbed in his direction. Six spearheads blazed white as they executed the Jai clan’s orthodox Striker technique: the Star Lance. Lines of finger- thin light blasted toward him, each sharp enough to drill through his skull, but his weapon was already spinning. He spun his spear in both hands, executing a technique of his own: the Serpent’s Shadow.
Maar uiteindelijk valt het allemaal mee. De hoofdopdracht in dit boek is dat Lindon sterk genoeg moet zijn om binnen een jaar te vechten tegen iemand die vele niveaus beter is dan hem.
En ondertussen is er Yerin die worstelt met de geest van haar overleden leermeester (en ook nog eens met een ander beest), en Eithan die de baas is van een machtige clan die in rivaliteit leeft met een andere clan, en op het hogere sciencefictionniveau begint er langzaam ook wat te beleven, en bovendien zitten er kleine kiemen romantiek en aanknopingspunten voor mysterieuze dingen in de toekomst.
Ik dacht na een paar tiental bladzijden we zijn vertrokken en de laatste pakweg honderd bladzijden vlogen voorbij.
Het beloofde gevecht kwam er trouwens niet, en ik kan mij inbeelden dat het er ook niet komt in het volgende boek, maar bon, zó erg is dat nu ook niet.
Wat de titel zegt: als een Game Boy Advance crasht, speelt hij rare geluiden door de luidspreker. Die blijken, na anderhalf uur, de hele inhoud van de ROM te zijn. Is het mogelijk om met alleen dat geluid de ROM te reconstrueren?
Will Wight Hidden Gnome Publishing, 2017, 292 blz.
Onze held Lindon is gevangengenomen en moet binnenkort vechten. Maar dan komen er plots onvoorstelbaar krachtige slechte monsters in beeld: Dreadgods.
Zo groot als een berg, nietsontziend, meestal ergens in slaap maar heel soms worden ze wakker en dan gaan hele stukken wereld er aan: alleen Monarchs, mensen die het hoogste niveau bereikt hebben op Cradle, kunnen zelfs maar overwegen om ertegen te vechten. En van die monarchen zijn er maar een paar.
Het langverwachte duel komt er trouwens ook, en akkoord ’t is een beetje een spoiler maar: ik was content dat Lindon niét won. En meer dan dat: dat hij zelfs zwaar verlies leed. Dat deed zijn personage deugd.
Marvel en DC hebben hun superhelden, die afhankelijk van het geval magisch zijn of technologisch of mutanten of gebeten door een spin of gebombardeerd geraakt door kosmische stralingen of watdanook.
Bij Valiant is het vaak minder fantasyachtig en meer sciencefictionachtig — in de zin van “het zou eventueeeeeeellll mogelijk kunnen zijn”. Ik geef ruiterlijk toe dat ik nog nooit van Bloodshot had gehoord. Ik had deze drie verzamelaars al een tijd liggen en ik dacht, ik ga dat eens lezen als ik toch op weekend ga.
In het begin van dit verhaal, Setting the World on Fire, is Bloodshot een mens die volgepompt is met nanobots en die minofmeer bestuurd wordt door Slechteriken. En dan besluit één van de slechteriken van gedacht te veranderen. Bloodshot, die bij elke missie een nieuwe valse achtergrond krijgt van een familie en kinderen waarvoor hij het zogezegd allemaal doet, beseft plots dat het allemaal leugens zijn.
Volgt geweld en vechten en wraak. Maar gelijk veel geweld en vechten. De nanobots kunnen zo ongeveer alles repareren dat er met zijn lichaam gedaan wordt, op voorwaarde dat hij genoeg proteïnen binnen kan spelen achteraf (dat wordt niet expliciet getoond, maar het is wel zwaar geïmplicieerd dat hij meestal koeien dooddoet en binnenspeelt).
Hij wil te weten komen wie hij eigenlijk écht is, en er is ook nog een missie om kinderen te redden, en het is allemaal echt wel goed. Tot er in Vol. 3 blijkbaar een crossover met een andere serie in kwam (Harbinger Wars, geen idee wat of hoe) en één personage gewoon euh stopt, gelijk gewoon weggaat met een valies geld. En ik ben helemaal gestopt in Vol. 4, want daar werd gelijk een nioeuw verhaal begonnen dat mij van ver nog van dicht interesseerde, en met veel te veel karakters die mij geen knijt boeiden.
Een interessant karakter, Bloodshot, waar ongetwijfeld veel meer mee te doen is. Misschien lees ik wel eens Jeff Lemire’s versie van Bloodshot.
Will Wight Hidden Gnome Publishing, 2016, 284 blz.
Ik krijg al meer een idee in welke richting het aan het uitdraaien is, denk ik. Het gebeurt gelijk wel sneller dan ik had verwacht: onze held Lindon heeft minofmeervrienschap gesloten met Yerin, een meer geavanceerde persoon — vrouwelijk, ik kan mij dus ook inbeelden dat er romance in de lucht hangt, misschien, binnen een paar boeken — en hij gaat in sneltempo van niveau niets naar koper naar uiteindelijk ijzer.
Ze komen ergens in de buurt van een piramide waarbinnen allemaal artefacten zitten, en krijgen ruzie met één factie die er is voor die artefacten, worden gedoogd door een andere factie, en sluiten samen ook minofmeervriendschap met een derde personage dat veels en veels te veel krachten heeft om géén speciale mens te zijn.
We komen ook redelijk snel te weten dat wat in het vorige boek nog enorrrrrmmm zelden was van niveau, goud, eigenlijk redelijk veel voorkomt in de wereld buiten het vivarium waar Lindon opgroeide, en dat er verschillende gradaties zijn, en enfin, ’t ziet er dus naar uit dat het traditionele Progression Fantasy™ wordt met een inflatie van machten en krachten.
Sneller dan verwacht, zoals ik zei: Lindon heeft enorm veel geluk, doet allerlei shortcuts, en komt dan ook nog eens die derde kerel tegen die om de één of andere reden Lindon en Yerin’s sugar daddy wordt. Hierna nog tien boeken lijkt mij moeilijk vol te houden, qua inflatie bovenop inflatie.
Tenzij het plots van fantasy helemaal kantelt naar science fiction, natuurlijk. Dat zou ook kunnen.
Will Wight Hidden Gnome Publishing, 2016, 294 blz.
Ik had mijn vorige boek uit en ik was niet in de buurt van een computer maar ik had wel mijn Kindle bij, en ik dacht: ik kijk eens in wat ik ooit gekocht heb en niet gelezen. Ik kwam op een folder met een reeks boeken van Will Wight uit. Nee, geen idee waarom ik die ooit gekocht heb, en nog minder een idee waar het over gaat.
Maar ooit moet ik er geld voor uitgegeven hebben. Misschien omdat ik er een fantastische review van gelezen had, of omdat iemand het mij aangeraden had, of wie weet omdat er een gratis of enorm goedkope deal was ergens.
Ik heb er vijf boeken van staan. Ik heb net geleerd dat er twaalf boeken zijn. Ik ga niet beloven dat ik ze allemaal lees, we zien wel na die eerste paar.
’t Is duidelijk voor tieners geschreven, maar dat moet de pret niet noodzakelijk drukken. Het hoofdpersonage, Wei Shi Lindon, is zo’n typische tiener waarvan zijn omgeving zegt dat hij niets waard is, en die ongetwijfeld in de loop van de boeken een superheld zal worden.
De wereld is een vallei tussen vier bergen, met mensen die vaag oosters zijn, met respect en buigen en “this one” in plaats van “I” en alles. Er zijn drie clans, al leven niet alle mensen in die clans. Er zijn ook een soort scholen op de bergen, waar zeer beloftevolle jeugd naartoe gaat.
Er is ook een soort magie op basis van Qi (maar ze noemen het anders, de naam ontglipt mij) en ook op basis van geschreven incantantaties. Kinderen doen een soort “sorting hat”-ceremonie en worden dan onderverdeeld in een paar classes die hun pad in het leven bepalen: aanvallers, verdedigers, makers, dat soort dingen. Ze doen dan ook skill levels, van van hout naar koper naar ijzer naar jade naar ongelooflijk soms goud.
Lindon is unsouled, ’t is te zeggen dat de sorting hat (in casu een kom vloeistof) jaar na jaar niet reageert. Hij blijft dus rondlopen met een gouden medaille en hij mag geen pad volgen. Bummer.
En dan, uiteraard, verandert alles en begint hij aan zijn reis naar ongetwijfeld heldendom.
⁂
So far so ho hum — maar wat het al vanaf het allereerste begin een béétje anders maakt, is dat er een soort god- of engelachtig personage aan het woord is. Serieus, dit is het begin van het boek:
Information requested: the Spiritual Origin test of Sacred Valley.
Beginning report…
Twice a year, the clans of Sacred Valley test the spirits of their children. Boys and girls of six, seven, even eight summers line up before their clan’s elders.
Dus okay, goed, bon. We kunnen al veronderstellen dat wat als magied voorgesteld wordt misschien geen magie is maar op de één of andere manier technologie of simulatie. Dat de “Cradle” naam van de serie misschien verwijst naar een soort sandbox of dergelijke. En, wellicht, dat ons hoofdpersonage aan zijn terrarium zal ontsnappen en een confrontatie zal aangaan met de bouwers of onderhouders ervan.
⁂
Was het een goed boek? Ik heb geen klachten. Het hoofdpersonage heeft meer plot armour dan wat dan ook anders, natuurlijk, maar het verhaal was niet voorspelbaar en ging sneller vooruit dan ik had verwacht.
Ik was naar mijn werk gefietst vanmorgen, vergadering, werk, nog vergadering, werk, samenzitten, nog eens samenzitten, en dan dacht ik: ik ga naar huis waar de schermen groter zijn en de bureaustoel comfortabeler.
Ik ging in de plaats van middagpauze een binnen en buiten bij mijn moeder, en in het naar daar rijden zag het er in de verte aan de Ringvaart zeer grijs uit. Zo gelijk “de wolken komen tot aan de grond, daar wat verder” grijs.
Dat bleek al met al een toch nog serieuze sneeuwbui te zijn. Koud en vooral ook nat.
Ik was helemaal doorweekt als ik toekwam. En dan ben ik terug naar huis gereden, en de sneeuw was misschien wel minder, maar nog altijd koud.
Content dat ik dat ook overleefd heb. Hoho. Om aan de kleinkinderen te vertellen, als die er ooit komen.
Bon ja, ’t is dan gedaan hé. Het was een degelijk einde. Niet fantastisch, wel zeer degelijk. Elk van de vele personages heeft zijn einde gekregen, en alles is proper afgewerkt.
Ik kan niet anders dan het laatste boek goed vinden, maar ik kan toch niet zeggen dat ik de hele reeks zou aanraden. Raar, dat een reeks van drie boeken die ik individueel zo ongeveer 7.5/10, 6.5/10 en 8/10 zou quoteren, in totaal maar aan 6/10 geraakt — iets met de som van de delen, denk ik.
Misschien is het gewoon dat ik het allemaal een beetje té veel painting by numbers vond. Heel veel ideeën gepikkendiefd van elders, geen echt memorabele karakters, en al bij al op elk moment redelijk voorspelbaar. Dat gebrek aan memorabele karakters is waarschijnlijk omdat er voor een reeks met drie boeken wellicht te veel POV’s waren, waardoor ze niet genoeg uitgediept konden raken.
Misschien ben ik ook gewoon oud en te veeleisend.
Als boeken schlock zijn, heb ik geen probleem met inconsistentie en voorspelbaarheid en dergelijke, maar dit was gelijk meer dan schlock, en dan heb ik het er moeilijk mee.
Zo is er een personage dat redenen heeft om nijdig te zijn op een hele groep: zij is zwaar fysiek gehandicapt, de groep zijn de postergirls van eugenetica, gemaakt om perfect te zijn. Ik dacht dat dat allemaal zoniet over dan toch wel zwaar gemitigeerd was in boek 1 en 2, maar neen: héél de eerste helft van het laatste boek is min of meer dat personage dat plots een soort wraakexpeditie gaat doen. En dan even plots ermee stopt en sorry zegt. En dan superkrachten krijgt van aliens. En dan zo ongeveer almachtig wordt.
En op geen enkel moment heb ik het gevoel gekregen dat we de gedachten van dat personage hoorden. De daden, ja. Maar overwegingen, twijfels, beslissingen, second-guessing, spijt, dat soort zaken? Nope.
Nee dus: niet aangeraden. Ondanks dat het niet slecht is.
Ik voelde mij niet goed, en ik dacht rond een uur of halfzes: ik ga mij gewoon in mijn bed liggen slecht voelen. Strak plan.
En dan kwamen er kinderen thuis, en dan vroegen ze of ik mee at, en ik zei van neen, en dan ben ik er voor het gezelschap gaan bij zitten in de keuken, en dan werd er eten besteld, en dan leek een quesadilla toch een goed idee, en dan zaten we allemaal samen in de zetel te kijken naar Percy Jackson, en dan kwam het eten toe, en dan heb ik een stuk van die quesadillo gegeten en ik voelde mij nog slechter dan ik mij al voelde, en dan had ik ook een soort limonade met watermeloen, en dan heb ik die al liggend leeggedronken.
En dan was ik een nog meer dode mens dan ik al was.
Maar serieus: geradbraakt en kapot en ziek en alles. Ik ben in mijn bed gaan liggen en als een blok in slaap gevallen.
Om natuurlijk drie uur later wakker te worden en niet meer te kunnen slapen. Grr. Ik heb dan maar mijn boek uitgelezen. 🙂
Deel twee van de drie, en een vreemde bedoening. Er is natuurlijk vanalles gebeurd, en The Stakes Have Gone Up en zo, maar toch: we zijn praktisch 1200 bladzijden verder en ik heb de indruk dat de gebeurtenissen van de twee eerste boeken gerust in één boek hadden gekund.
Ik was geen moment verveeld, de pagina’s vlogen erdoor zonder stukken te kunnen/moeten overslaan of minstens zeer diagonaal te lezen (ik kijk naar u, Crown of Stars), maar toch. De personages zijn niet voldoende gegroeid of uitgediept, naar mijn goesting. Er is niet genoeg gebeurd of veranderd.
Eén voorbeeld: lang vóór het begin van het verhaal hebben mensen een soort biologische computer uitgevonden. Ruwweg een doos vol insecten en daar dan een hive mind in, voor opslag van data en correlaties en berekeningen allerhande. Na verloop van tijd bleken die dozen echte intelligentie en bewustzijn te hebben. Waardoor ze geen eigendom of gereedschap meer waren maar personen.
Insecten die in zo’n doos zitten, zijn personen, die op blijkbaar korte tijd een eigen persoonlijkheid ontwikkelen. Eén zo’n doos is al vele decennia zijn eigen persoon — maar de grote meerderheid van de zwermen insecten in die dozen keert na verloop van tijd terug en deelt hun verworven kennis met een “moederzwerm”.Wellicht andere insecten kunnen dan weer in de doos kruipen, alle kennis die ze hadden nog altijd hebben, maar hun persoonlijkheid is wel gereset.
Dat is iets dat mij interesseert. In hoeverre is “persoonlijkheid” eigenlijk “persoon”? Heeft de zwerm in zijn geheel een persoonlijkheid? Is de hele zwerm een persoon? Zijn de afgesplitste dozen vol insecten personen? Kijken ze ernaar uit om terug in de zwerm opgenomen te worden (zoals Odo en The Great Link), of kijken ze er niét naar uit omdat ze een stuk van zichzelf verliezen? Die ene zwerm die al decennia “zichzelf” is, heeft enorm veel kennis opgebouwd — wordt die kennis dan niét teruggegeven? Of kan een doos zich in twee of meer splitsen?
Niets van dat alles in het eerste of het tweede boek. Nu, de moederzwerm (for lack of a better word) komt wel meer op de voorgrond tegen het einde van Eyes of the World, dus misschien betert dat in het laatste deel.
(Ik heb gelijkaardige klachten over andere (groepen van) protagonisten: zo zijn de slechteriken bijvoorbeeld grotendeels eendimensionaal en is de parthenogenetische vrouwenmaatschappij een diffuus geheel met welgeteld één persoon die meer dan een naam is. Tchaikovsky zal een tandje moeten bijzetten in het derde boek om mij te overtuigen.)
De mens schrijft aan de lopende band, en in allerlei verschillende stijlen, en ik lees hem wel graag. Dit is helemaal anders dan Cage of Souls, dat ik onlangs las. Dit is rechttoe-rechtaan-Space Opera. Hoezee! Stapels personages, allemaal verschillende aliens, Het Lot Van Het Universum In De Balans, what’s not to like? En ’t zijn maar drie boeken in totaal, dus geen eindeloos uitgesponnen reeks!
Ik ben na boek 1 helemaal mee. Het verhaal begint met een zoalsdatheet Bont Allergaartje van mensen (en aliens) die samen een ruimtebergingsbedrijf hebben. Idris is een veteraan van een oorlog die 50 jaar geleden plaatsvond. Hij kan, zoals de navigators in Dune, in zijn hoofd allerlei berekeningen doen en daardoor kan hij een ruimteschip weg van de normale eum hyperspace lane-achtige dingen navigeren. Wat handig is om dingen te bergen die verloren zijn geraakt omdat ze van die snelwegen af zijn geraakt.
Zoals in andere boeken en universa, zijn er Rare Dingen als een schip uit het normale universum naar dat soort hyperspace gaat: een soort Aanwezigheid, waarvan iedereen zegt dat het verbeelding is, maar die voor Idris en collega’s toch maar vies écht lijkt.
Die oorlog van 50 jaar geleden was niet écht een oorlog, maar gewoon de ene na de andere vernietigde planeet: er komt een alien zo groot als een maan toe bij een bewoonde planeet, die plooit de planeet in een soort origamibloem waarbij iedereen doodgaat, en dan gaat de alien naar een andere planeet.
Op een bepaald moment slaagt Idris erin om contact te maken met zo’n maan, en het te laten weten dat hey, wij zijn er ook en wij zijn levende wezens dankuzeer om onze planeet niet kapot te maken. Niemand weet waarom, maar dat was het dan: de maan ging weg en kwam niet meer weer. Het was te laat voor de Aarde, die al vernietigd was, maar er waren gelukkig nog een resem andere planeten.
Er is nog een stapel meer context, met een ras van biomechanische insekten-hive minds die gemaakt zijn door mensen als een soort werkrobots maar die hun onafhankelijkheid hebben verworven, met verschillende facties bij de overgebleven mensen waaronder een parthenogenetische vrouwenmaatschappij, met geheime diensten en proselytiserende aanbidders van aliens en al en al.
Afijn, we zijn nu 50 jaar later en onze helden heeft een opdracht om een schip te bergen en het blijkt helemaal in een origamibloem geplooid te zijn DUM DUM DUMMMM!!
⁂
Een leutig boek. Weinig of niets origineels, voorlopig. Weinig of niets dat ik niet al elders ook gelezen had. Peter F. Hamilton, Neal Asher, Alastair Reynolds, Frank Herbert, en stapels meer. Ik ben niet omvergevallen van wat er gebeurde of hoe het geschreven was, maar ik vond het wel fijn. Onderhoudend. Een warm dekentje.
Ik wacht met een oordeel over aanraden of niet tot ik minstens het tweede deel gelezen heb: het zou zowel zeer slecht als zeer goed kunnen verdergaan, namelijk. (Maar ik heb er wel een goed oog in: Tchaikovsky heeft mij tot nog toe nog niet teleurgesteld.)