Gelezen: Cradle #2, Soulsmith

Will Wight
Hidden Gnome Publishing, 2016, 284 blz.

Ik krijg al meer een idee in welke richting het aan het uitdraaien is, denk ik. Het gebeurt gelijk wel sneller dan ik had verwacht: onze held Lindon heeft minofmeervrienschap gesloten met Yerin, een meer geavanceerde persoon — vrouwelijk, ik kan mij dus ook inbeelden dat er romance in de lucht hangt, misschien, binnen een paar boeken — en hij gaat in sneltempo van niveau niets naar koper naar uiteindelijk ijzer.

Ze komen ergens in de buurt van een piramide waarbinnen allemaal artefacten zitten, en krijgen ruzie met één factie die er is voor die artefacten, worden gedoogd door een andere factie, en sluiten samen ook minofmeervriendschap met een derde personage dat veels en veels te veel krachten heeft om géén speciale mens te zijn.

We komen ook redelijk snel te weten dat wat in het vorige boek nog enorrrrrmmm zelden was van niveau, goud, eigenlijk redelijk veel voorkomt in de wereld buiten het vivarium waar Lindon opgroeide, en dat er verschillende gradaties zijn, en enfin, ‘t ziet er dus naar uit dat het traditionele Progression Fantasy™ wordt met een inflatie van machten en krachten.

Sneller dan verwacht, zoals ik zei: Lindon heeft enorm veel geluk, doet allerlei shortcuts, en komt dan ook nog eens die derde kerel tegen die om de één of andere reden Lindon en Yerin’s sugar daddy wordt. Hierna nog tien boeken lijkt mij moeilijk vol te houden, qua inflatie bovenop inflatie.

Tenzij het plots van fantasy helemaal kantelt naar science fiction, natuurlijk. Dat zou ook kunnen.

Gelezen: Cradle #1, Unsouled

Will Wight
Hidden Gnome Publishing, 2016, 294 blz.

Ik had mijn vorige boek uit en ik was niet in de buurt van een computer maar ik had wel mijn Kindle bij, en ik dacht: ik kijk eens in wat ik ooit gekocht heb en niet gelezen. Ik kwam op een folder met een reeks boeken van Will Wight uit. Nee, geen idee waarom ik die ooit gekocht heb, en nog minder een idee waar het over gaat.

Maar ooit moet ik er geld voor uitgegeven hebben. Misschien omdat ik er een fantastische review van gelezen had, of omdat iemand het mij aangeraden had, of wie weet omdat er een gratis of enorm goedkope deal was ergens.

Ik heb er vijf boeken van staan. Ik heb net geleerd dat er twaalf boeken zijn. Ik ga niet beloven dat ik ze allemaal lees, we zien wel na die eerste paar.

‘t Is duidelijk voor tieners geschreven, maar dat moet de pret niet noodzakelijk drukken. Het hoofdpersonage, Wei Shi Lindon, is zo’n typische tiener waarvan zijn omgeving zegt dat hij niets waard is, en die ongetwijfeld in de loop van de boeken een superheld zal worden.

De wereld is een vallei tussen vier bergen, met mensen die vaag oosters zijn, met respect en buigen en “this one” in plaats van “I” en alles. Er zijn drie clans, al leven niet alle mensen in die clans. Er zijn ook een soort scholen op de bergen, waar zeer beloftevolle jeugd naartoe gaat.

Er is ook een soort magie op basis van Qi (maar ze noemen het anders, de naam ontglipt mij) en ook op basis van geschreven incantantaties. Kinderen doen een soort “sorting hat”-ceremonie en worden dan onderverdeeld in een paar classes die hun pad in het leven bepalen: aanvallers, verdedigers, makers, dat soort dingen. Ze doen dan ook skill levels, van van hout naar koper naar ijzer naar jade naar ongelooflijk soms goud.

Lindon is unsouled, ‘t is te zeggen dat de sorting hat (in casu een kom vloeistof) jaar na jaar niet reageert. Hij blijft dus rondlopen met een gouden medaille en hij mag geen pad volgen. Bummer.

En dan, uiteraard, verandert alles en begint hij aan zijn reis naar ongetwijfeld heldendom.

So far so ho hum — maar wat het al vanaf het allereerste begin een béétje anders maakt, is dat er een soort god- of engelachtig personage aan het woord is. Serieus, dit is het begin van het boek:

Information requested: the Spiritual Origin test of Sacred Valley.

Beginning report…

Twice a year, the clans of Sacred Valley test the spirits of their children. Boys and girls of six, seven, even eight summers line up before their clan’s elders.

Dus okay, goed, bon. We kunnen al veronderstellen dat wat als magied voorgesteld wordt misschien geen magie is maar op de één of andere manier technologie of simulatie. Dat de “Cradle” naam van de serie misschien verwijst naar een soort sandbox of dergelijke. En, wellicht, dat ons hoofdpersonage aan zijn terrarium zal ontsnappen en een confrontatie zal aangaan met de bouwers of onderhouders ervan.

Was het een goed boek? Ik heb geen klachten. Het hoofdpersonage heeft meer plot armour dan wat dan ook anders, natuurlijk, maar het verhaal was niet voorspelbaar en ging sneller vooruit dan ik had verwacht.

Ik lees verder, dus.

De blizzard van ’24

Ik was naar mijn werk gefietst vanmorgen, vergadering, werk, nog vergadering, werk, samenzitten, nog eens samenzitten, en dan dacht ik: ik ga naar huis waar de schermen groter zijn en de bureaustoel comfortabeler.

Ik ging in de plaats van middagpauze een binnen en buiten bij mijn moeder, en in het naar daar rijden zag het er in de verte aan de Ringvaart zeer grijs uit. Zo gelijk “de wolken komen tot aan de grond, daar wat verder” grijs.

Dat bleek al met al een toch nog serieuze sneeuwbui te zijn. Koud en vooral ook nat.

Ik was helemaal doorweekt als ik toekwam. En dan ben ik terug naar huis gereden, en de sneeuw was misschien wel minder, maar nog altijd koud.

Content dat ik dat ook overleefd heb. Hoho. Om aan de kleinkinderen te vertellen, als die er ooit komen.

Gelezen: Final Architecture #3: Lords of Uncreation

Adrian Tchaikovsky
Orbit, 2023, 608 blz.

Bon ja, ‘t is dan gedaan hé. Het was een degelijk einde. Niet fantastisch, wel zeer degelijk. Elk van de vele personages heeft zijn einde gekregen, en alles is proper afgewerkt.

Ik kan niet anders dan het laatste boek goed vinden, maar ik kan toch niet zeggen dat ik de hele reeks zou aanraden. Raar, dat een reeks van drie boeken die ik individueel zo ongeveer 7.5/10, 6.5/10 en 8/10 zou quoteren, in totaal maar aan 6/10 geraakt — iets met de som van de delen, denk ik.

Misschien is het gewoon dat ik het allemaal een beetje té veel painting by numbers vond. Heel veel ideeën gepikkendiefd van elders, geen echt memorabele karakters, en al bij al op elk moment redelijk voorspelbaar. Dat gebrek aan memorabele karakters is waarschijnlijk omdat er voor een reeks met drie boeken wellicht te veel POV’s waren, waardoor ze niet genoeg uitgediept konden raken.

Misschien ben ik ook gewoon oud en te veeleisend.

Als boeken schlock zijn, heb ik geen probleem met inconsistentie en voorspelbaarheid en dergelijke, maar dit was gelijk meer dan schlock, en dan heb ik het er moeilijk mee.

Zo is er een personage dat redenen heeft om nijdig te zijn op een hele groep: zij is zwaar fysiek gehandicapt, de groep zijn de postergirls van eugenetica, gemaakt om perfect te zijn. Ik dacht dat dat allemaal zoniet over dan toch wel zwaar gemitigeerd was in boek 1 en 2, maar neen: héél de eerste helft van het laatste boek is min of meer dat personage dat plots een soort wraakexpeditie gaat doen. En dan even plots ermee stopt en sorry zegt. En dan superkrachten krijgt van aliens. En dan zo ongeveer almachtig wordt.

En op geen enkel moment heb ik het gevoel gekregen dat we de gedachten van dat personage hoorden. De daden, ja. Maar overwegingen, twijfels, beslissingen, second-guessing, spijt, dat soort zaken? Nope.

Nee dus: niet aangeraden. Ondanks dat het niet slecht is.

Een opeenstapeling van vergissingen

Ik voelde mij niet goed, en ik dacht rond een uur of halfzes: ik ga mij gewoon in mijn bed liggen slecht voelen. Strak plan.

En dan kwamen er kinderen thuis, en dan vroegen ze of ik mee at, en ik zei van neen, en dan ben ik er voor het gezelschap gaan bij zitten in de keuken, en dan werd er eten besteld, en dan leek een quesadilla toch een goed idee, en dan zaten we allemaal samen in de zetel te kijken naar Percy Jackson, en dan kwam het eten toe, en dan heb ik een stuk van die quesadillo gegeten en ik voelde mij nog slechter dan ik mij al voelde, en dan had ik ook een soort limonade met watermeloen, en dan heb ik die al liggend leeggedronken.

En dan was ik een nog meer dode mens dan ik al was.

Maar serieus: geradbraakt en kapot en ziek en alles. Ik ben in mijn bed gaan liggen en als een blok in slaap gevallen.

Om natuurlijk drie uur later wakker te worden en niet meer te kunnen slapen. Grr. Ik heb dan maar mijn boek uitgelezen. 🙂

Gelezen: Final Architecture #2 – Eyes of the Void

Adrian Tchaikovsky
Orbit, 2022, 596 blz.

Deel twee van de drie, en een vreemde bedoening. Er is natuurlijk vanalles gebeurd, en The Stakes Have Gone Up en zo, maar toch: we zijn praktisch 1200 bladzijden verder en ik heb de indruk dat de gebeurtenissen van de twee eerste boeken gerust in één boek hadden gekund.

Ik was geen moment verveeld, de pagina’s vlogen erdoor zonder stukken te kunnen/moeten overslaan of minstens zeer diagonaal te lezen (ik kijk naar u, Crown of Stars), maar toch. De personages zijn niet voldoende gegroeid of uitgediept, naar mijn goesting. Er is niet genoeg gebeurd of veranderd.

Eén voorbeeld: lang vóór het begin van het verhaal hebben mensen een soort biologische computer uitgevonden. Ruwweg een doos vol insecten en daar dan een hive mind in, voor opslag van data en correlaties en berekeningen allerhande. Na verloop van tijd bleken die dozen echte intelligentie en bewustzijn te hebben. Waardoor ze geen eigendom of gereedschap meer waren maar personen.

Insecten die in zo’n doos zitten, zijn personen, die op blijkbaar korte tijd een eigen persoonlijkheid ontwikkelen. Eén zo’n doos is al vele decennia zijn eigen persoon — maar de grote meerderheid van de zwermen insecten in die dozen keert na verloop van tijd terug en deelt hun verworven kennis met een “moederzwerm”. Wellicht andere insecten kunnen dan weer in de doos kruipen, alle kennis die ze hadden nog altijd hebben, maar hun persoonlijkheid is wel gereset.

Dat is iets dat mij interesseert. In hoeverre is “persoonlijkheid” eigenlijk “persoon”? Heeft de zwerm in zijn geheel een persoonlijkheid? Is de hele zwerm een persoon? Zijn de afgesplitste dozen vol insecten personen? Kijken ze ernaar uit om terug in de zwerm opgenomen te worden (zoals Odo en The Great Link), of kijken ze er niét naar uit omdat ze een stuk van zichzelf verliezen? Die ene zwerm die al decennia “zichzelf” is, heeft enorm veel kennis opgebouwd — wordt die kennis dan niét teruggegeven? Of kan een doos zich in twee of meer splitsen?

Niets van dat alles in het eerste of het tweede boek. Nu, de moederzwerm (for lack of a better word) komt wel meer op de voorgrond tegen het einde van Eyes of the World, dus misschien betert dat in het laatste deel.

(Ik heb gelijkaardige klachten over andere (groepen van) protagonisten: zo zijn de slechteriken bijvoorbeeld grotendeels eendimensionaal en is de parthenogenetische vrouwenmaatschappij een diffuus geheel met welgeteld één persoon die meer dan een naam is. Tchaikovsky zal een tandje moeten bijzetten in het derde boek om mij te overtuigen.)

Gelezen: Final Architecture #1 – Shards of Earth

Adrian Tchaikovsky
Orbit, 2021, 565 blz.

Hoezee, ‘t is nog eens Adrian Tchaikovsky!

De mens schrijft aan de lopende band, en in allerlei verschillende stijlen, en ik lees hem wel graag. Dit is helemaal anders dan Cage of Souls, dat ik onlangs las. Dit is rechttoe-rechtaan-Space Opera. Hoezee! Stapels personages, allemaal verschillende aliens, Het Lot Van Het Universum In De Balans, what’s not to like? En ‘t zijn maar drie boeken in totaal, dus geen eindeloos uitgesponnen reeks!

Ik ben na boek 1 helemaal mee. Het verhaal begint met een zoalsdatheet Bont Allergaartje van mensen (en aliens) die samen een ruimtebergingsbedrijf hebben. Idris is een veteraan van een oorlog die 50 jaar geleden plaatsvond. Hij kan, zoals de navigators in Dune, in zijn hoofd allerlei berekeningen doen en daardoor kan hij een ruimteschip weg van de normale eum hyperspace lane-achtige dingen navigeren. Wat handig is om dingen te bergen die verloren zijn geraakt omdat ze van die snelwegen af zijn geraakt.

Zoals in andere boeken en universa, zijn er Rare Dingen als een schip uit het normale universum naar dat soort hyperspace gaat: een soort Aanwezigheid, waarvan iedereen zegt dat het verbeelding is, maar die voor Idris en collega’s toch maar vies écht lijkt.

Die oorlog van 50 jaar geleden was niet écht een oorlog, maar gewoon de ene na de andere vernietigde planeet: er komt een alien zo groot als een maan toe bij een bewoonde planeet, die plooit de planeet in een soort origamibloem waarbij iedereen doodgaat, en dan gaat de alien naar een andere planeet.

Op een bepaald moment slaagt Idris erin om contact te maken met zo’n maan, en het te laten weten dat hey, wij zijn er ook en wij zijn levende wezens dankuzeer om onze planeet niet kapot te maken. Niemand weet waarom, maar dat was het dan: de maan ging weg en kwam niet meer weer. Het was te laat voor de Aarde, die al vernietigd was, maar er waren gelukkig nog een resem andere planeten.

Er is nog een stapel meer context, met een ras van biomechanische insekten-hive minds die gemaakt zijn door mensen als een soort werkrobots maar die hun onafhankelijkheid hebben verworven, met verschillende facties bij de overgebleven mensen waaronder een parthenogenetische vrouwenmaatschappij, met geheime diensten en proselytiserende aanbidders van aliens en al en al.

Afijn, we zijn nu 50 jaar later en onze helden heeft een opdracht om een schip te bergen en het blijkt helemaal in een origamibloem geplooid te zijn DUM DUM DUMMMM!!

Een leutig boek. Weinig of niets origineels, voorlopig. Weinig of niets dat ik niet al elders ook gelezen had. Peter F. Hamilton, Neal Asher, Alastair Reynolds, Frank Herbert, en stapels meer. Ik ben niet omvergevallen van wat er gebeurde of hoe het geschreven was, maar ik vond het wel fijn. Onderhoudend. Een warm dekentje.

Ik wacht met een oordeel over aanraden of niet tot ik minstens het tweede deel gelezen heb: het zou zowel zeer slecht als zeer goed kunnen verdergaan, namelijk. (Maar ik heb er wel een goed oog in: Tchaikovsky heeft mij tot nog toe nog niet teleurgesteld.)

Gelezen: The Human Target, Volume 1 & 2

Tom King (tekst), Greg Smallwood (beeld)
DC Comics
Vol. 1 – 2022, 192 blz.; Vol. 2 – 2023, 232 blz.

In DC’s Black Label kunnen verhalen verteld worden die helemaal uit de continuïteit van de andere verhalen vallen. Niet noodzakelijk zoals de meestal wacky What If…-toestanden bij Marvel, maar meer volwassen comics, die elders niet zouden passen. Zoals Tom King het uitlegt, drie soorten verhalen: (1) dingen zoals Sandman, die niet of bijzonder zeer los verbonden zijn met het DC-canon, (2) dingen zoals Dark Knight Returns, alternatieve versies van dingen of zaken die bijvoorbeeld ver in de toekomst plaatsvinden en dus niet de normale continuïteit passen, en (2) dingen zoals Killing Joke, die in het normale DC-universum plaatsvinden, niet echt passen in de maandelijkse comics, er ook niet mee interageren, maar wel impact kunnen hebben.

De Human Target waar het over gaat is Christopher Chance, een mens zonder superkrachten, die zich verkleedt als mensen die mogelijk gaan vermoord worden, en zo eum ervoor zorgt dat ze hém proberen vermoorden in de plaats van de oorspronkelijke target. Gewoon verkleden, ja, met een valse neus of een stemvervormer of een Mission Impossible-stijl gezichtsmasker. Zeer low tech, met andere woorden.

Christopher Chance neemt een opdracht aan voor Lex Luthor. Hij wordt beschoten, heeft een kogelvrij vest aan en kan de dader vatten — maar dan begint hij zich slecht te voelen. Blijkt: de koffie die hij die ochtend dronk, was vergiftigd. Doctor Mid-Nite zegt dat hij nog twaalf dagen te leven heeft. De enige reden dat hij niet meteen gestorven is, is dat hij moest overgeven toen de kogel hem raakte.

En dus heeft hij nu twaalf dagen om te weten te komen wie hem vermoord heeft. Is dat niet helemaal de premisse van D.O.A.? Jazeker. En het boek voelt ook helemaal aan als een film noir, inclusief interne monoloog. Film noir gekruist met Mad Men, misschien: de tekeningen en kleuren van Greg Smallwood zijn heerlijk en helemaal in de sfeer.

Een boek om twee keer te lezen: één keer om tot het einde te raken, en dan nog eens met het einde in het achterhoofd, om te zien wat er waar gebeurde.

Bij dat herlezen vond ik dat er misschien een paar boeken teveel waren. Het had gebalder gekund op 8 issues in plaats van 12. En ook: juist gelijk een beetje teveel tekst. Het grafische is zó goed dat er regelmatig wat minder woorden op de pagina hadden kunnen staan.

Maar ook hier: Vol. 1 (#1-#6) past absoluut in de reeks winnaars van Eisners voor Best Limited Series.

Gelezen: Do A Powerbomb

Daniel Warren Johnson (tekst en tekening), Mike Spicer (kleur), Rus Wooton (letters)
Image Comics, 2023, 168 blz.

Ik had van Daniel Warren Johnson al een Beta Ray Bill-boek en een Wonder Woman-boek gelezen en ik vond die allebei uitstekend, maar ik had nooit verwacht dat een comic over wrestling zo magisch schoon en aangrijpend zou zijn.

Het verhaal: in een titelgevecht tussen Yua Steel Rose en Cobrasun glijdt Cobrasun bij zijn finishing move van het hoogste touw, waardoor zijn tegenstreefster haar nek breekt en uiteindelijk overlijdt. Haar man blijft alleen over met hun jong dochtertje.

Tien jaar later wil de dochter, Lona Steel Rose, doorbreken in hetzelfde beroep als haar moeder. Haar vader ziet dat niet zitten, en ondanks veel talent vindt ze geen trainer.

En dan wordt ze aangeklampt door een necromancer, die op een blauwe maandag televisie ontdekt heeft en helemaal zot is van worstelen. Hij stelt haar voor om samen met een lager wal geraakte Cobrasun mee te doen in een minikampioenschap met zeven andere tag teams. De winnaar van het kampioenschap mag één overleden persoon kiezen die weer levend wordt.

Het verbaast mij absoluut niet dat Do a Powerbomb de Eisner voor Best Publication for Teens van 2023 heeft gewonnen. Echt zeer, zéér goed. Mijn eerste vijf sterren in lange tijd.

Gelezen: Monica

Daniel Clowes
Vintage, 2023, 106 blz.

Negen hoofdstukken: Foxhole, Pretty Penny, The Glow Infernal, Demonica, The Incident, Success, The Opening the Way, Krugg en Doomsday. Elk met een eigen stijl van graphic novel / comic, allemaal verbonden met Monica.

In Foxhole zien we Johnny soldaat zijn in Vietnam. Hij is verloofd met Penny, die hem in Pretty Penny bedriegt, laat staan, en in de hippie-flower power-wereld belandt. Monica is de dochter van Penny, maar ze weet niet wie haar vader is. En uiteindelijk laat haar moeder haar ook in de steek.

“From that moment on,” zegt Monica, “I lived a normal life, happy and safe from harm, but I never saw my mother again.”

Vertellen wat er daarna gebeurt in het boek (zoals de review in de New York Times wél doet, grrr) zou dom zijn. Het volstaat te zeggen dat niets in heel die zin juist is. En dat het een zeer vreemd verhaal is, met omwegen en dromen en onzekerheden, op het eerste zicht afstandelijk en koud maar uiteindelijk bijzonder menselijk. En vaak ook zeer grappig.

Niet alles wordt helemaal duidelijk, en dat is ook niet de bedoeling denk ik — het leven zit niet zo in elkaar. Maar ik heb het wel twee keer na elkaar gelezen, en ik denk dat ik het nog ga herlezen.

Meer aanraden dan dat kan ik niet, denk ik.

Gelezen: Cage of Souls

Adrian Tchaikovsky
Head of Zeus, 2019, 602 blz.

Stefan Advani is de laatste telg van een familie die ooit rijk is geweest, in een stad die ooit groot is geweest, op een Aarde die ooit meer dan één stad telde.

Shadrapar is de laatste stad op de planeet. Rond Shadrapar: de ruïnes van ontelbare steden in de woestijn en de wildernis, en een zee die weliswaar vloeibaar is maar meer dan toxisch voor welk leven dan ook. Boven Shadrapar een zon die op haar laatste benen loopt. We zijn misschien honderdduizend of meer jaar in de toekomst.

Het boek opent met Advani op een gevangenenboot: hij is om onduidelijke redenen veroordeeld om zijn laatste dagen in een drijvende gevangenis temidden een levensgevaarlijke jungle door te brengen. Advani is niet bijzonder speciaal, noch moedig noch sterk noch bijzonder intelligent noch aantrekkelijk. Hij heeft in de loop van zijn leven gewoon hier en daar wat geluk gehad, en dat maakte het verschil. De juiste mensen tegengekomen, op het juiste moment niet of juist wel aanwezig zijn, dat soort dingen.

Op de boot geraakt hij toevallig aan het schaken met een medepassagier, die een nieuwe cipier blijkt zijn. Zo heeft hij na aankomst in de gevangenis — Papillon’s Île du diable is er niets bij — toch één (weze het zwakke) band met iemand met wat meer macht. Even toevallig is hij de enige die een bepaald soort stenografie kan ontcijferen, waardoor hij zich onmisbaar maakt bij de hoofdcipier, die een manuscript wil vertaald zien.

En eens hij aan dat vertaalwerk bezig is, kan hij ook de tijd nemen om dit boek te schrijven, zijn autobiografie.

Het neemt zijn tijd, en springt over en weer in de tijd: van de gevangenis naar zijn jeugd naar de universiteit terug naar de gevangenis, en dan terug naar Shadrapar en terug naar de gevangenis.

Het deed me soms denken aan Ballard’s Drowned World, en Jack Vance’s Dying Earth, en wat Book of the New Sun, en Moorcock’s Dancers at the End of Time, en zelfs heel expliciet (met wezens die op morlocks lijken en zowaar een échte tijdmachine) aan Wells’ Time Machine. (De tijdmachine is trouwens heel, héél incidenteel is het verhaal.) (Er is ook wat overkomt als magie, maar we zijn duizend eeuwen in de toekomst en any sufficiently advanced technology is indistinguishable from magic en dus vandaar.)

Het leest ook vreemd genoeg als een veel ouder boek. Negentiende-eeuws, gelijk? Wellicht omdat het hoofdpersonage aanvoelt als zo’n nutteloze en rondfladderende Victoriaanse kerel.

Ik geef het drie sterren op vijf: met plezier in één ruk uitgelezen, maar toch het gevoel dat er veel meer had kunnen van gemaakt worden. Omdat het quasi helemaal vanuit het standpunt van een eigenlijk irritante en egocentrische betweter geschreven is, zijn er een hele reeks personages die duidelijk echt wel veel interessanter zijn, maar gewoon over het hoofd gezien — één van die personages zegt het zelfs expliciet, als ze zijn manuscript te lezen krijgt: wij hebben het meest met elkaar gesproken van iedereen, en ik word neergezet als niet meer dan lelijk en groot.

Of misschien had het ook wel veel minder kunnen zijn: dit boek had, ben ik wel zeker, ook veel korter boek zijn. Met veel meer impact.

Gelezen: Final Incal

Alexandro Jodorowsky (scenario) & José Ladrönn (tekeningen)
Les Humanoïdes Associés
1 – Les quatre John Difool (2008, 66 blz.); 2 – Louz de Garra (2011, 50 blz.); 3 – Gorgo-le-sale (2014, 49 blz.)

Jodorowsky vond bij nader inzien zijn oorspronkelijk einde voor de hele Incal-dinges (“oef het was maar een droom”) niét zo goed, en besloot dan maar een ander einde te brouwen.

Op het einde van zijn leven had Moebius geen goesting meer om te tekenen voor Jodorowsky. Hij heeft één boek gemaakt van Après L’Incal, en dan was het genoeg geweest. Knip en plak een stuk interview daarover:

« Q : Il s’est passé huit ans entre la publication du tome 1 de Après l’Incal avec Mœbius et celle de ce premier tome de Final Incal. Vous paraissait-il important d’apporter certaines modifications, et si oui lesquelles ? S’agit-il d’ailleurs d’un complément ou… d’un recommencement ?
R : Ce n’est pas du tout un complément, moi comme écrivain dans Après l’Incal de Mœbius, je me suis trompé. Je ne sais pas quelle idiote de mouche m’a piqué pour décider que toute l’histoire de L’Incal n’était qu’un rêve. Idée extrêmement facile. Après une cure en mangeant des noix de coco chez les indiens d’Amazonie, j’ai récupéré mon intelligence chamanique. Les sages rats à huit pattes que j’ai vus dans mes délires m’ont prié de recommencer l’histoire. Moebius, gentiment fâché avec moi, a décidé de ne pas me suivre dans cette voie “schizophrénomystique”, j’ai dû attendre huit ans pour trouver un artiste à la hauteur de la nouvelle version. Le rêve s’est transformé en plusieurs mondes parallèles. »

Jaja, Jodorowsky bleef Jodorowsky. De mens was in de 80 en nog altijd even zot.

Hij heeft uiteindelijk in José Ladrönn een ongelooflijk goeie vervanger gevonden. Nee serieus: de tekeningen in deze drie boeken zijn echt fantastisch. Béter dan wat Moebius op het einde maakte, vind ik, en dat zegt bijzonder veel.

Ik wou dat ik hetzelfde kon zeggen van het — wat daar moet voor doorgaan — verhaal. Pijnlijk heel erg slecht. Pijnlijk ongrappig, pijnlijk onorigineel  (héél goed gekeken naar Druuna, om maar iets te zeggen), pijnlijk bordkarton, pijnlijk onlogisch, pijnlijk, pijnlijk, pijnlijk.

Ook heel oneven: het begint degelijk, neemt dan een irritante slapstick-draai, en verdrinkt uiteindelijk in de ene na de andere belachelijk iritante deus ex machina.

Ik zou bijna elke pagina in groot formaat aan mijn muur hangen, maar ik kan niemand deze zooi aanraden.

Gelezen: River’s Edge

Kyoko Okazaki
Kodansha, 2023, 242 blz.

What the actual fuck. De blurb op de achterkant zegt dit:

At the edge of the city not far from the sea, a field of goldenrod sways in the breeze, its veil of amber flowers obscuring secrets underneath. Old bones and forgotten memories rest in silence, waiting for someone to dig them up. This is where the lives of six young men and women intertwine in ways both tragic and extraordinary. Decaying secrets are revealed as they forge friendships from pain, find betrayal in pleasure, and stare into the face of death itself—in a field of gold by a stagnant river, under the smoke-filled skies.

Ik had hier goeie dingen over gehoord, en het was maar 13 euro bij de Amazons, dus hey waarom niet?

Wel: what the actual fuck.

Wat een vies boek. Zware pesterijen en mishandeling van mensen en dieren, anorexie en tienerzwangerschap en nihilisme, sex en drugs en diepe miserie, homofobie en al dan niet casual wreedheid, en van begin tot einde van het hele boek niémand die ooit een goede keuze maakt.

Geen enkel moment van optimisme of geluk in een heel boek, allemaal mensen die gebroken waren in het begin, en op het einde nog méér gebroken zijn, zonder vooruitzicht op beter.

Een ervaring, vermoed ik.

Zeker geen slécht boek in de zin van slecht gemaakt of zo, maar wel diep, diep, diép deprimerend. Ik heb geen idee voor wie dit bedoeld is. Ik kan niemand bedenken aan wie ik dit zou aanraden.

Brr.

[Wel bedankt aan de vertaler om de vele vele verwijzingen te verduidelijken die anders alleen zin zouden hebben voor een Japanner die de jaren 1980-90 actief meegemaakt heeft.]

Online pester

Ik kreeg een mail van Youtube, dat ze iets van mij hadden weggehaald:

Het bleek een niet eens publieke video te zijn, waar ik door een toepassing ga om te tonen waar er dingen zijn die niet goed zitten. De schermen waar ik doorga, bevatten ook dummy namen en adressen. Niet eens aanstootgevende namen en adressen hé, maar dingen genre “Johan Desmet, Straatlaan 22, 1234 Stadsnaam”.

Waar houden ze zich mee bezig jong.

Contrasteer dat met de stapels en stapels vuiligheid die wél online blijft staan, tssk.