De kinderen zijn van vuilbaksken-wegloop aan het spelen. Echt waar, zo noemen ze het zelf.
Eerst pakt één van de twee de andere op, en dan wordt die op de grond gesmeten, en loopt hij weg, terwijl de andere erachter loop al roepende “vuilbak! allez! zo weglopen!”
Na een tijdje wordt besloten dat de wegloper op de grond moet vallen (“en nu moest gij op de grond vallen”), en dan gaat de achtervolger erop liggen, “en gij moet zo friemelen en dingen doen dat ik eraf lig”.
En dan is de andere de vuilbak. Ze hebben het zo’n keer of zes gedaan, en toen waren ze het beu. Zelie wou van rollerken doen, maar Louis was meer voor neervallerken. Het hoeft niemand te verbazen dat het rollerken geworden is: over en onder elkaar rollen (“en nu gingt gij op uw buik liggen en ging ik over u rollen”).
En dààrna is het van beentjeknoop geworden: “allez! nu zijn wij hier in de knoop! met onze beentjes!”—waarna ze elkaars benen in elkaar verstrengelen en rondrollen.
En dan nog eens van paardje, en dan nog eens van rollerke, en dan, Zelie: “ik speel niet meer mee!”
En nu fruit eten, en straks naar de cirkusworkshop, en vanavond eten met Els en Wim en Marie en Julien, en dan naar het vuurwerk.
Tempus fugit, wil ik ze zeggen, maar uiteindelijk: waarom zou ik?
Reacties
2 reacties op “Spelen”
whehe,
Vroeger speelde ik me mijn neven “van de auto’s weglopen”…..
neenee, het is ni zo gevaarlijk als het lijkt, we gingen gewoon op de oprit een paar meter van de straat af staan en als we een auto om de bocht hoorden komen liepen we naar achter toe. (schrik dat de autos ons kwamen achtervolgen en op eten) 😛
“zoals d’ouden zongen, piepen de jongen”
Ze moeten het toch érgens vandaan hebben…