Het was één van die weken: niet honderd procent zeker wat het werk zou zijn in het begin van de week, na een marathonvergadering maandag (die ondertussen al een maand geleden lijkt) plots wel duidelijkheid, en wel in die zin dat het onmenselijk veel werk zou worden.
En dan dinsdag beginnen werken en redelijk op weg geraken, woensdag verder werken en net als het een beetje dreigt te stokken een bijkomende opdracht in het vooruitschiet hebben, en daar dan donderdag en vrijdag de hele dag mee bezig zijn.
En dan is het vrijdag en zit ik thuis met zes kinderen en is Sandra aan het uitgaan.
Euh, ‘t is te zeggen: aan het opzichter spelen voor een galabal, nakijken of ze allemaal wel een vest en hemd en das aanhebben en/of een lange rok. Tot een stuk in de nacht – gelijk, tot drie of vier uur.
Ik tel af: nog een half uur of drie kwartier en ik kan rustig in de zetel liggen vegeteren, dan zijn alle kinderen naar bed.