Gisteren zijn we naar de antiekwinkel om de hoek geweest om lampen voor de keuken te kopen.
Design, zowaar. Als ik me niet vergis, zijn het er van Raak, de mannen die bekend zijn van allerlei lampen die glas en plastiek en metaal combineren. Onze keuken is helemaal in metaal en zo, en we zochten al jaren en jaren lampen om er te hangen die niet uit de toon zouden vallen.
En kijk, Sandra zag twee sobere bronzen lampenkappen hangen, en we zijn ermee naar huis gegaan. Ascot, heet het model, en nu moeten we ze alleen nog ophangen:
Niets eens veel geld voor betaald, maar het moest wel met cash gebeuren. Ik dus naar de geldmachine.
Voor mij in de rij: een koppel hypersociale Antwerpenaren, die iedereen aan begonnen spreken. Zo van “koud hé?” en dergelijke. Serieus, ik moet daar niet van hebben. Zelfs als het inderdaad érg koud is.
En vóór de Antwerpenaren: een Limburger van het type oudere jongere, zo toe als een doos plakband, nauwelijks recht op zijn benen, lallend in een soort 3D-acht-vorm over en weer aan de Mister Cash. Hij had mij begroet met “Hey, Rammstein”, maar hij had meer onmiddellijke problemen dan dat. Hij was zijn code vergeten, en op zoek naar een spiekbriefje ergens. En toen hij uiteindelijk op zijn code kwam, was hij zijn kaart kwijtgeraakt en begon de zoektocht in de zakken van zijn kledij helemaal opnieuw.
Ik heb het niet allemaal meer gevolgd, want ondertussen was er — ik zwéér het, ik vind niets uit — een Nepalees toegekomen in een t-shirt en korte broek. Waarmee de Antwerpenaar direct een conversatie wou aanbinden, zo van “allez jong in uw hemdsmouwen in dees weer”? En toen bleek — een mens kán zoiets niet uitvinden — de Antwerpenaar was in zijn studententijd een jaar op trektocht geweest in India en Nepal.
Maar hij was het bijna allemaal vergeten, zijn Nepalees, behalve dan één ding: dat “vatje bier” in het Nepalees “drachtige koe” betekent. Dat zou hij nooit van zijn leven vergeten. “En namaste“, voegde zijn mevrouw de Antwerpse eraan toe. “Ah ja, maar dat kent iedereen, namaste”, mopperde de meneer.
De Nepalees verstond niet zoveel Nederlands, vrees ik. En ik denk dat het geheugen van de Antwerpenaar hem in de steek liet, want de Nepalees begreep maar niet waarom een wildvreemde aan een geldautomaat hem “vatje bier” bleef toeroepen.
En dan was het de beurt aan de mensen van Antwerpen om geld af te halen, en werd het even slapstick, want de in de natuur weggezwijmelde Limburger had zijn kaart in de machine laten zitten en het was plots roepen van “meneer! meneer!”, en was hij nu naar links of naar rechts of waar naartoe?
Reacties
Eén reactie op “Die goed doet, goed ontmoet”
Na een drukke dag kon ik hier heel hard mee lachen 🙂 Je moet eens wat meer buiten komen, dat is plezant voor je lezers!