Om de zoveel tijd heb ik een kleine hartverzakking. Dan denk ik dat iets in mijn computer aan het doorbranden is omdat alles naar verbrande elektriciteitsdraad ruikt. Of denk ik dat er ergens in het huis iets aan het smeulen is. Of dat er ergens een wasmand of een vuilbak spontaan aan het combusteren is geraakt.
Dan zoek ik rond mij, en loop ik snuivend het huis rond, constateer ik dat het van overal lijkt te komen, kom ik uiteindelijk buiten in den hof of op straat en herinner ik mij dat ah ja, ’t zal iemand in de straat zijn die zijn open haard in brand gestoken heeft.
Ik ben er niet speciaal principieel zwaar tegen — alleszins niet zoals die andere mens in onze straat die mensen met een open haard of een kachel het leven expliciet zuur wil maken, en zelfs zo ver gaat om ze te doxxen op de interwebs — maar het is altijd een beetje van “ah ja, dammit, smerige stank” en “ah ja, eigenlijk: milieuvervuiling en fijn stof”.
Ja, we hadden thuis altijd een open haard, maar dat was een andere tijd. En het rook niet zo chemisch.
Grmbl.