Ik was er honderd procent van overtuigd dat iets op een dag ging klaar geraken. Zonder de dubbele waard van trage server (mijn eigen schuld) en in mijn gezicht ontploffende software van andere mensen (niet mijn eigen schuld) gerekend: zo ongeveer de hele dag verloren aan prutsen die eigenlijk niet zouden mogen voorgekomen zijn.
’t Zijn momenten dat ik mensen tegen de muur zou plakken, op die momenten.
Computers en dingen, dat moet werken, dedju. Of niét werken, à la limite. Maar het mag niet nu eens wel en dan eens niet werken.
En de laptop van Sandra is dood, ’t is te zeggen, er heeft waarschijnlijk iemand een stamp gegeven tegen het scherm.
En de vaste computer waar de kinderen op werken en ik spelletjes op speel, heeft zijn beste dagen gehad. Ik weet niet hoe het met u zit, maar in mijn boek is dat geen goed teken: één keer op vier niet opstarten, één keer op vier gewoon opstarten, één keer op vier opstarten met allerlei vieze waarschuwingen dat het moederbord kapot is en één keer op vier opstarten met boodschappen dat de harddisk naar de zak is.
Grr.
Ik denk dat ik mij dit weekend eens ga wreken op de de informatica door wat spinnen dood te kloppen in Grimrock.
En dan beginnen kijken naar goedkope laptops en goedkope desktops. Kaka.