Het was al bij al lang geleden dat ik nog eens zin had om een slets naar het computerscherm te smijten. En toen las ik Alexandra Kleeman’s bespreking van pagina 3-32 van Nabokov’s Lolita.
Het boek is zestig jaar oud, dus dacht New Republic dat het tijd was om er tien schrijvers hun gedacht over te laten zeggen, pagina per pagina.
Tiens, merk ik net: tien vrouwelijke schrijvers. Een slechter mens dan ik zou meteen zeggen “oei, bespeur ik daar een verborgen agenda?”, maar passons.
Als ik schrijf wat ik van een boek vind, dan heb ik niet de minste pretentie om wat dan ook van waarde te produceren. Ik was altijd al jaloers op mensen die een boeklog hadden, waarin stond wat ze op het moment van een boek vonden. Dus schrijf ik sinds een paar jaar van de meeste dingen die ik lees een paar plotpunten op en wat ik er persoonlijk van vond. Gewoon zomaar, voornamelijk voor mezelf.
Dat wil niet zeggen dat ik vind dat (literaire) kritiek kul is, integendeel. Ik vind het fantastisch om de inzichten van andere mensen te horen. Als ik een boek gelezen heb en ik heb zelf genoteerd wat ik ervan vind, ga ik meestal direct naar andere reviews zoeken. Ik heb Lolita heel graag gelezen, en ik was wel eens benieuwd wat voor nieuwe inzichten échte kenners mij zouden kunnen geven.
Mevrouw Kleeman, PhD-kandidate (verwacht 2016), met een lijst Awards and Honours langer dan mijn en uw arm, begint haar boekbespreking alzo:
At first glance, Humbert Humbert’s narrative appears to begin in direct address: Lolita, light of my life, fire of my loins, which is a fitting start for one of the most notorious love stories in literature. (What, after all, is more romance-like than calling out for the absent beloved?)
Okay, goed, tot daar aan toe. Ik zou het niet echt een ‘love story’ noemen, maar potato potahto.
But Humbert’s address leads nowhere. My sin, my soul, he continues, leaving the reader uncertain whether he refers to the girl or to himself, or to the latter in the guise of the former. Humbert isn’t speaking to Lolita at all: he uses her instead as material for thought, something to give shape to his speech. Lolita’s allure has more to do with Humbert’s backstory than with any nymph-like nature of her own.
Gnnnn… Als Humbert Humbert het eerst over “light of my life, fire of my loins” heeft en dan over “my sin, my soul” heeft, vindt Alexandra dat het “nergens heen leidt”. Whut? Het lijkt alsof ze Nabokov zowaar verwijt dat hij de lezer in onzekerheid laat of Humbert het over Lolita dan wel of zichzelf heeft. Huh?
Met wat overdrijven zou een mens een chiasme kunnen zien (light of my life – my soul / fire of my loins – my sin), maar totaal los daarvan: waarom zou dat nergens heen leiden?
Ah, ik zie het al: omdat hij helemaal niet letterlijk met Lolita spreekt, en dat spreken over Lolita’s fascinerende aantrekkingskracht meer te maken heeft met de achtergrond van Humbert dan met Lolita.
Hey, weet ge wat? Misschien kunnen we gewoon even verder lezen. Nabokov’s volledige eerste paragraaf gaat zo:
Lolita, light of my life, fire of my loins. My sin, my soul. Lo-lee-ta: the tip of the tongue taking a trip of three steps down the palate to tap, at three, on the teeth. Lo. Lee. Ta. She was Lo, plain Lo, in the morning, standing four feet ten in one sock. She was Lola in slacks. She was Dolly at school. She was Dolores on the dotted line. But in my arms she was always Lolita. Did she have a precursor? She did, indeed she did. In point of fact, there might have been no Lolita at all had I not loved, one summer, an initial girl-child. In a princedom by the sea. Oh when? About as many years before Lolita was born as my age was that summer. You can always count on a murderer for a fancy prose style. Ladies and gentlemen of the jury, exhibit number one is what the seraphs, the misinformed, simple, noble-winged seraphs, envied. Look at this tangle of thorns.
Ik ben verre van een specialist zoals Alexandra Kleeman (PhD Candidate in Rhetoric Berkeley, masterdipoma in Fiction aan de universiteit van Columbia, exchange scholar Harvard, masterdiploma Rhetoric Berkeley, bachelor summa cum laude Literary Arts en Cignitive Science aan Brown Univeristy), maar ik zie daar vooral een uitstekende introductie in.
Een man die veel dure woorden gebruikt, maar in de grond gewoon een pedofiel is. Die zichzelf en de wereld probeert te overtuigen dat het allemaal zo erg niet was. We zijn direct mee dat het geen onpersoonlijke en onpartijdige verteller is, maar dat het persoonlijk zal zijn. Het ik-personage weet ergens wel dat hij verkeerde dingen doet, en geeft meteen aan dat het eigenlijk allemaal lang geleden begonnen is, met een andere die niet Lolita was.
In de loop van het boek wordt het duidelijk dat Humbert een narcist is die zich een aantal klassen beter voelt dan zowat iedereen, en die zowat het typevoorbeeld van een onbetrouwbare verteller is. En ook dat het boek niet over het echte meisje Dolores gaat, maar over Lolita, wat Humbert in zijn hoofd van haar gemaakt heeft.
Afijn. Terug naar mevrouw Kleeman:
That the eponymous girl makes only a fleeting appearance within the first thirty pages of Lolita offers a perplexing answer to the question of whether any male author—even an exceptionally skilled one—can craft an authentic female character.
Dit was het punt dat ik mijn slets naar de computer wou smijten. Ik denk dat er zelfs een letterlijke “What the fuck?” uit kwam. Dat Lolita maar eventjes te zien is in het begin van een boek waar de schrijver in de eerste paragraaf al expliciet zegt dat Lolita er niet was geweest als er niet vóór haar iemand anders was geweest, en dat die schrijver dan schrijft over dat meisje (Annabel Leigh), en over zijn leven en de omstandigheden die ervoor gezorgd hebben dat hij bij Lolita in huis terechtkwam, dat maakt het duidelijk dat zelfs een uiterst vaardige schrijver als Nabokov geen “authentiek vrouwelijk personage” kan schrijven?
Nog naast dat ik het persoonlijk vies vind dat die “skilled” er staat — niemand maakt mij wijs dat mevrouw Kleeman, met haar bachelor en master in rhetorica, dat er niet doelbewust heeft gezet om het onderscheid tussen een goede schrijver en een vaardige schrijver in de verf te zetten, tussen een ‘échte’ schrijver en een woordkunstelaar — en nog naast de kwestie of die specifieke vraag hierdoor negatief beantwoord wordt (quod non, mijn gedacht) — is de hele premisse zó belachelijk dat het mij aan woorden ontbreekt.
Kan een man eigenlijk wel een authentiek vrouwelijk personage schrijven? Kan een vrouw eigenlijk wel een authentiek mannelijk personage schrijven? Kan een volwassene eigenlijk wel een authentiek jong personage schrijven, of omgekeerd? Kan een mens met een migratie-achtergrond eigenlijk wel een authentiek personage schrijven dat al tien generaties Belg is?
Een blinde test dringt zich op: geen tien boeken met mannelijke en vrouwelijke personages, zeg niet wie de auteur is, en vraag aan specialisten wie ze de meest authentieke personages vonden?
On NPR’s list of the “100 Best Fictional Characters since 1900”, Humbert Humbert is ranked third, Lolita fourteenth. Fourteenth seems generous, given that it is so difficult to perceive Lolita through the haze of Humbert’s elocution (or is it invention?).
Urgh: “(or is it invention?)” — ja, het is invention. Ziet, zelfs op de Wikipediats staat er een lijstje van Notable works featuring unreliable narrators, en daar staat naast Die Blechtrommel en Fight Club en American Psycho ook Lolita tussen.
En dan komt dit:
Once when I was twenty-four, I went on a date with a man a year older who had never kissed anyone before. When I showed up at his apartment for dinner—a sweet Riesling, green salad with no dressing, roasted chicken with no skin because he disliked the alternating crispiness and flabbiness of it, the goosebumps on its surface—it was obvious that he intended to change that, via me. After we ate he let me choose from a small stack of sci-fi DVDs that he owned. When, ineluctably, he kissed me, his grip was too tight on my body, as though he had expected someone smaller. It was like being marched through someone’s private idea of a perfect night, a night where I was the center but one that had curiously little to do with me at all—all of which is to say that in an equation of desire, the object of desire can be integral and incidental at the same time.
Het voorwerp van iemands verlangen kan tegelijkertijd vitaal belangrijk en incidenteel zijn. Whoa, zo diep, jong. En daarvoor moest een gênante persoonlijke anecdote opgediept worden. Een jongen van vijfentwintig heeft een date met een meisje van 24, en misschien lees ik er teveel in, maar de juffrouw vond het allemaal een beetje een degoutante bedoening. De kerel van 25 had nog nooit iemand gekust: dat gecombineerd met een stapeltje sciencefiction, doet mij vermoeden dat hij wellicht niet de méést sociaal vaardige persoon ter wereld zal geweest zijn.
Uitzicht is lang niet alles, natuurlijk, maar het internet vertelt mij dat de juffrouw er zo uitziet:
Ge zijt 25, ge hebt nog nooit een meisje gekust, ge hebt al uw moed bijeengeschraapt, en dan zegt iemand die er zoals de juffrouw hierboven uitziet, dat ze een date met u ziet zitten. Ge plant een perfecte avond met zelfgemaakt eten, wijn en een film (niet te romantisch want wie weet hoe wordt dat geïnterpreteerd, niet te gewelddadig want dat kan niet, misschien Gattaca? misschien Gravity? misschien zoiets?); die avond begint, verloopt of eindigt ikweetniethoe, en dan wordt die jaren later op deze manier neergezet.
“Toen hij me, overmijdelijk, kuste, hield hij me te hard vast, als had hij iemand kleiner verwacht.” Natuurlijk ben ik een gemene slechte mens, een man, maar in het huidig tijdsgewricht op het internet lees ik alleen al in die “ineluctably” een halve verkrachting. En als de anecdote begint met “een oudere man” in de context van een stuk over Lolita, dan gaat geen mens mij vertellen dat de bijna-PhD in Rhetoriek niet weet dat ze meteen ook connotaties van pedofilie doet zweven, zelfs al is de man maar één jaar ouder.
Het was geen fijne date, begrijp ik. Kan gebeuren. Maar neen. De juffrouw had geen agency, het was allemaal onvermijdelijk, ze voelde zich geobjectiveerd, zij was op dat moment Lolita. En deze zielig opgewarmde tranche de vie was de beste manier om het begin van Nabokov uit te leggen. Had ik vijf sletsen, ze waren allemaal door het scherm gesmeten.
Maar goed, intentieprocessen terzijde, even voor de mensen die een wat meer visuele kijk op de zaken nodig hebben, als ik de totaliteit van juffrouw Kleemans bijdrage aan de zestigjarige verjaardagsboekbesprekig van Nabokov’s Lolita in een taartdiagram zet:
Protip: als er ongeveer één A4-tje ruimte is voor een bespreking van Nabokov — 40% daarvan spenderen aan een persoonlijke anecdote waar niemand in geïnteresseerd is? Geen goed idee.
Is het al gedaan, de boekbespreking? Neen! Na het streepje “mijn dagboek”, is er nog een conclusie:
It could be said that in these early pages Nabokov signals his intent to craft a more honest portrayal of a female character than any before: A portrayal in absentia, one which has the reader peering anxiously through the gaps in Humbert’s account for glimpses of the incidental girl, the one who resists appropriation by narrator and reader alike.
Ah, “it could be said”. Wezelterm der wezeltermen. “Men zou kunnen aanvoeren”, “sommigen beweren”, “er wordt wel eens gezegd”. Vertaling: dit is mijn opinie dit erover, maar ik ben te laf om te schrijven “volgens mij” of “ik denk”, dus ik steek me weg achter een totaal ontkenbare onpersoonlijke constructie.
Bah. Vele keren bah.