Terminaal, zeg ik u!
Ja natuurlijk, stricto sensu is iedereen terminaal, maar ik ben écht terminaal ziek. Zo van het genre “als er niet dringend ingegrepen wordt, dan mag er binnen een afzienbaar aantal weken aan uitnodigingen en menu’s beginnen gedacht worden”.
Het is allemaal begonnen in 2004. Er was in ons achterhuis een trap slecht geïnstalleerd: een paar nagels in een rotte balk zijn niet voldoende om een trap die los op een gladde vloer staat vast te houden, zo blijkt. Ik stond bovenaan de trap, de trap gleed weg, ik viel op mijn staartbeen, schokgolf naar boven, een paar ruggenwervels plets verbrijzeld, ruggenmerg gekneld, bla die bla. Ik heb een maand of zo in het ziekenhuis gelegen, een jaar of zo thuis in mijn zetel, ‘t was allemaal niet zo wijs. Hallo chronische pijnen en al.
Maar zoals ze zeggen: in cauda venenum. Het venijn zit in de staart, in mijn geval specifiek in de paardenstaart. Cauda equina-syndroom: waarbij de zenuwen in de onderrug afgekneld raken, en neen, dat heeft zo geen aangename gevolgen. Eén van de minder aangename gevolgen: problemen met de loodgieterij.
Ik bespaar u de details, punt was: ofwel bleef er residu in mijn blaas (wat niet goed is en tot ontstekingen kan leiden), ofwel bleef er geen residu in mijn blaas (maar de manier waarop leidde dan weer onvermijdelijk tot ontstekingen). De enige ‘oplossing’ was dan ook: zeer, zeer, zeer veel drinken. In de hoop dat er zo veel mogelijk ‘verloop’ was.
Maar dat is een eindig verhaal, natuurlijk: er blijft hoedanook altijd wat achter, en jaren aan een stuk elke nacht drie vier keer naar het toilet gaan, op den duur begint dat ook zeer zwaar tegen te steken. (Al is het alternatief, blaasontsteking om de paar weken, ook niet zo leutig. Handen omhoog al wie al eens een blaasontsteking heeft gehad! En dan nu handen omhoog al wie dat graag gegarandeerd om de twee drie weken zou hebben!)
Maar goed. ‘t Was dus een vicieuze cirkel, waarvan op voorhand te voorspellen was hoe het zou aflopen.
Symptomen zijn velerlei en vervelend, en nog vervelender doordat het allemaal niet zo meteen duidelijk is. Eens overgeefachtig wakker worden: misschien ligt het wel aan wat ik gisteren gegeten heb. Of misschien moet ik wat minder cola drinken? En dan gaat dat weer over, dus denkt een mens dat het in orde is. Hoofdpijn, véél hoofdpijn: misschien ligt dat wel aan allergie? En kijk ja: ik heb het voorspelbaar als ik A, B, C en D eet, dus ik eet die dingen niet meer en ik heb niet zo veel hoofdpijn meer. Moe, spierpijn, mij niet kunnen concentreren: misschien slaap ik gewoon te weinig?
Maar dan blijkt dat ik dit jaar eigenlijk al elke kookles geen enkele zin heb in het eten. En in het algemeen nooit echt honger. En dat mijn lakens altijd vol bloed hangen wegens mij openkrabben van het jeuken ‘s nachts. En dat ik niet meer incidenteel maar voortdurend overgeefachtig en met hoofdpijn rondloop.
Er is een indicator, glomerulaire filtratiesnelheid (GFR), voor het inschatten van de nierfunctie. Een GFR van 90 is gezond, 60-89 is laaggradig functieverlies, 30-59 betekent middelgradig functieverlies, 15-29 betekent zwaar functieverlies.
Ik blijk een GFR van 11 te hebben, wat het eindstadium is van nierfalen. Terminaal!
En neen, een niertransplantatie gaat niet helpen, want het achterliggende probleem, dat cauda equina-ding, blijft gewoon aanwezig. Een nieuwe nier zou meteen ook kapot zijn.
En zodus: ik zal met enige hoogdringendheid en voor de rest van mijn leven dialyse moeten ondergaan. Een operatie om een shunt te plaatsen in mijn arm of zo, en dan drie dagen per week een halve dag in het hospitaal. Al mijn bloed uit mijn lichaam, door een filter, en er terug in. Elke week. Tot, gelijk, altijd.
Kch. ‘t Is nu dat verdriet.