• ’t Werd eens tijd

    Het moet al een jaar of 18 zijn dat ik vi gebruik, maar dan op het zo ongeveer laagst mogelijke pitje. File open doen, hier en daar iets appenden, inserten, replacen of deleten, en dan een :wq en dat is het dan. 

    Voor de rest gebruik ik naargelang het platform andere editors. Eclipse op linuxdesktops, Notepad++ op windows, Textmate op Mac. 

    En dat terwijl vi (of beter, vim) met eventueel een paar plugins erbij alles kan dat om het even welke text editor kan. En, let’s face it, geek cred.

    Dus bij dezen: overgestapt op vim. Al direct NERDTree als eerste plugin geïnstalleerd, en dan ga ik me nu eens verdiepen in tabs en buffers, en hoe en wat. 

  • Hackers in mijn facebook!

    Ik dacht, ik ga nog eens kijken naar Facebook, wie weet staan daar wel boeiende dingen op.

    Maar het ging niet! Er zitten hackers op uw muur, zei Facebook! En jawel, ik ga naar mijn email kijken, en ’t is waar, ze hebben mij een mail gestuurd!

    Your Facebook account was recently logged into from a computer, mobile device or other location you’ve never used before. For your protection, we’ve temporarily locked your account until you can review this activity and make sure no one is using your account without your permission.

    Als ik alsnog probeerde in te loggen, dan zei meneer Zuckerberg mij zelfs waar de boosdoeners van ingelogd waren: het verre Kopenhagen, in Denemarken! En of ik dat soms was en indien neen, of ik als de weerlicht niet eens een nieuw wachtwoord zou zetten, verdorie, en snel nog wel eens wat of wat. 

    Trrr.

    Ja, ik zat vandaag op de computer op een plaats waar ik nog nooit geweest was, maar Denemarken? Ik zat in Kermisstad van Nederland 2003 Purmerend:

    Purmerend

    En daar zo hard over panikeren, Facebook toch. 

  • Evaluatie

    Ik zat eens, het moet wel al vijftien jaar of meer geleden zijn, ’s morgens om half elf in een stafvergadering. 

    De telefoon ging, en één van de bazen nam de telefoon op. Volgde een gesprek van een paar minuten, waar wij maar één kant van hoorden. Ik ben de naam waar het precies over ging vergeten — laat ons zeggen dat het om, euh, Katrien ging. 

    Ja, inderdaad. HR? Neen, dat ben ik. Zaakvoerder van het bedrijf, ja. Wie? Katrien? Euh… ja… vraag gerust. 
    Euh, zeker, ja. En dat was wanneer precies? Een jaar geleden, anderhalf jaar? …oh, ah ja, inderdaad, zes maand, ah jààà, dié Katrien!

    Gho ja, wat moet ik daarover zeggen? Wij waren daar in alle geval niet tevreden over, neen.
    Nee, absoluut niet, eigenlijk. 

    Ja, nu weet ik het weer, en het verbaast mij eigenlijk dat ik als referentie opgegeven sta, want ik heb er echt niet veel goeds over te vertellen. Zeer weinig persoonlijk initiatief, herinner ik mij, en ook regelmatig afwezig. En weinig geïntegreerd in de groep ook.

    Ja… ja, inderdaad. Ja, ik kan alleen maar zeggen hoe het op mij overkwam hé. 

    Jaaa, okee, goeiendag. Daag. Goeie morgen. Salut. Daag. Daag. 

    Het was het soort persoon, we kennen er allemaal zo, dat luid roept aan de telefoon, met een brede grijnslach op het gezicht — om dan de hoorn neer te smijten en niet eens binnensmonds “klootzak” te zeggen tegen de telefoon. Uit algemeen principe, vermoed ik. 

    En meteen na het telefoongesprek keerde de man zich naar ons, die in bedremmelde stilte aan de tafel zaten: “Zeg, dat was iemand die belde van een firma waar een zekere Katrien zou gesolliciteerd hebben. ’t Schijnt dat die hier nog gewerkt heeft een paar maand geleden — is er iemand die eigenlijk nog weet wie dat was? Ik kan er zelfs geen gezicht op plakken.”

    Cue embarrassed silence.

    Katrien had even aan de receptie gezeten van het bedrijf waar de vergadering was. Enorm sympathiek meisje, voor zover ik begrepen heb onder half valse beloften aangenomen, in een donker kot gedumpt en gedemoveerd tot telefoniste, en nog bleef ze opgewekt, en nog maakte ze er elke dag het beste van, en nog zocht ze naar manieren om de zaken efficiënter te laten verlopen. Iedereen zag ze graag, Katrien. 

     

    De kerel kon zich ondanks onze aanzetten noch van haar noch van pluimen herinneren wie Katrien was. En hij kon er mee lachen ook. Grijnslachen, eigenlijk. Pure empathieloze, onnadenkende gemeenheid, zonder eigenlijk echt kwade wil, maar ook zonder zelfs maar een besef van wat hij aangericht had.

    De eerste en enige keer in mijn leven dat ik Robert Nye’s omschrijving “grinned like a fox eating shit from a wire brush” in het echt meemaakte. 

     
    *
    *    *
     

    Ik heb wel al eens een jobinterview afgenomen. Daar krijg je meestal een onmiddellijke indruk: het klikt of het klikt niet. En natuurlijk, daar laat ik mij dan door leiden. Maar het belangrijkste van zo’n jobinterview is om zeker te zijn. 

    Dat we achteraf niet met onduidelijkheden zitten: dat we toch zeker niet met vragen zitten waar we geen idee over hebben wat het antwoord zou kunnen zijn. 

    Soms zijn er twijfelgevallen, uiteraard. Met een beetje geluk kan er dan geobjectiveerd worden: een proef of een test, om te achterhalen of de buzzwords op het CV en tijdens het gesprek ook hard kunnen gemaakt worden.

    En soms zijn er twijfelgevallen die niet met een test te beslissen zijn: mensen die heel erg goed overkomen, maar waar je het gevoel hebt “hier klopt iets niet”. Of mensen waarmee het net niét klikt, maar die toch een degelijk CV hebben. In dergelijke gevallen neem je het zekere voor het onzekere, en ga je referenties na. 

    Ik ga er dan maar even van uit dat mijn ervaring van jaren geleden een 0,01%-uitzondering is, en dat mensen die opgebeld worden of gecontacteerd ofwel eerder eerlijk zijn, ofwel op de vlakte blijven. In alle geval, als mij gevraagd wordt wat ik van iemand vind, dan zeg ik wel eerlijk wat ik denk, maar probeer ik van iedereen het positieve naar boven te brengen, en leg ik er als ik ook maar de minste twijfel heb, de nadruk op dat het mijn persoonlijk aanvoelen is. En dat het misschien al een tijd geleden is.  

    En zeg ik liever niets, laat ik liever het voordeel van de twijfel, eerder dan dat ik veroordeel. 

     
    *
    *    *
     

    Vandaag zag ik een rapport waar pagina na pagina in volzinnen een (zowat compleet negatief) oordeel geveld werd over iemand, na één gesprek en zonder welk overleg met welke externe referentie dan ook. Een soort oordeel dat ik pas zou durven vellen over iemand als ik die persoon al een paar weken of maanden in dienst zou gehad hebben en die tijd van zeer dichtbij gevolgd zou hebben. En dan nog zou ik niet op een dergelijk absolute toon spreken over iemand.

    Soms kan een vernietigend rapport pijn doen, omdat er een grond van waarheid in zit. En soms kan zo’n rapport gewoon ridicuul zijn, omdat het in de verste verte niet overeen komt met wat je weet dat de realiteit is. 

    HR-consultant, dat moet denk ik soms een beroep zijn voor gemene mensen. Ze moeten absoluut persoon A selecteren (of zoiets, weet ik veel), en dus moet persoon B een negatief rapport krijgen.

    En dan buigen ze zich ’s avonds over hun tekstverwerker, met een grijns als een vos die stront eet uit een staalborstel. 

  • Those were the days

    Kijk nu, het is gedestilleerde essentie van jaren 1970! Een enorm jonge David Copperfield, en Orson Welles, en ingeblikt applaus, en allemaal sterren waarvan de tv-feuilletons al bijna helemaal vergeten zijn:

    Van toen er nog grote shows waren op televisie, soms. 

    Wat? Hoor ik u daar “jaren 1980!” roepen? U vraagt, wij draaien: 

  • Misschien toch niet zó zuiver toeval

    De meneer van de chauffage, die een maand geleden ging komen, die was hier vrijdag eigenlijk vooral voor het jaarlijks nazicht van de chauffage. Dat de leidingen nog in orde zijn, dat er geen gevaar voor kortsluiting is, dat er geen dooie beesten in de waterketel zitten – geen idee waar het allemaal precies goed voor is, zo’n jaarlijks nazicht en onderhoud, maar ‘t is toch altijd een geruststelling als ze geen problemen constateren.

    Jammer dan toch, als we deze namiddag het achterhuis binnenstappen en er staat vijf centimeter water, en het zeikt uit het plafond als zaten er vier vijf volledig open staande kranen in.

    En dan op het eerste verdiep staat de boiler als een volleerde geiser te spuiten, en als ik lichtjes op de vloer duw, klinkt alsof ik op een spons aan het lopen ben, en komt het water er langs de knopen in het hout uit:

    Neen, da’s dan geen toeval meer. En ja, er is redelijk wat schade. ‘t Zal morgen van hot naar her en van verzekering naar chauffagemensen te lopen zijn.

    Zucht. Nadat ik de kraan dicht had gekregen, zijn er nog tien volle emmers water uit het plafond gelopen — en ’t is nog niet gedaan, het staat er nog te druppen.

    Nog een geluk dat Zelie toevallig om een spelletje kwam in het achterhuis: voor hetzelfde geld was het een paar uur later geweest, en was de schade helemaal niet meer te overzien.

  • Zuiver toeval!

    De chauffage werkte niet. 

    De meneer van de chauffage kwam langs: “Ah, een nieuw pompken nodig é meneer.”

    Nieuwe pomp geïnstalleerd: “Het zal een halve graad per uur warmer worden meneer”.

    De ochtend erna: nog altijd dezelfde temperatuur, én een vieze verbrande geur. 

    De meneer van de chauffage kwam opnieuw langs: “Ah het printplaatje is verbrand é meneer.”

    En neen, dat had niéts maar dan ook niéts te maken met de manier waarop het geheel in mekaar gebricoleerd was met lusterklemmen, en neen, dat had niéts maar dan ook niéts niéts niéts te maken met de werken van de dag ervoor, dat kon alle dagen gebeurd zijn, ’t was zuiver toeval. 

    Fast forward een maand zonder chauffage, want zo lang duurt het toch wel om zo’n printplaat te bestellen. 

    De meneer van de chauffage was langsgekomen in de loop van de dag, maar er was nog geen chauffage. 

    Ik was er niet bij, maar ’t schijnt zei hij dat er “nog een ander bijkomend probleem” was. 

    Gaan kijken, en wat graadt gij?

    Geen nieuw printplaatje te bekennen. Wél weer diezelfde verbrande geur. 

    Voor de rest zal het ongetwijfeld helemaal niéts, echt waar niéts met wat dan ook te maken gehad hebben. 

    En nu is het wachten tot de meneer van de chauffage nog eens iets laat horen, dus. 

    Terwijl het op het gelijkvloers een halve graad celsius is. 

  • Service is selling

    Soms hoeven er niet eens zoveel woorden bij.

  • Kennis en vaardigheid en dingen

    Ha, ’t was boel in onderwijsland, of zoiets, omdat er ergens een enquête of een onderzoek of een opiniestuk had durven constateren dat het niet zo heel erg goed gesteld is met de algemene kennis van de gemiddelde leerling-die-naar-leerkrachtenopleiding-zou-gaan. 

    Ik heb ergens een link gevolgd naar een test met de 15 moeilijkste vragen, en dan een link naar een test met 92 vragen. 

    Om te beginnen: wat een belachelijke vragen. Belachelijk eenvoudig. Schaamtelijk simpel. En zo ongeveer allemaal multiple choice-vragen, hoe stom is dat?

    Ik vind die vraagjes namelijk net een symptoom van het probleem. 

    Ik verwacht van leraars-on-spe dat ze Mao al was het een beetje in tijd en ruimte kunnen situeren, niet alleen dat ze hem op foto kunnen herkennen via eliminatie.  Serieus, als er een wereldkaart getoond wordt, zouden ze toch minstens China op een kaart moeten kunnen aanduiden, en niet alleen via eliminatie kunnen zeggen “niet-Mongolië, niet-Rusland, niet-Nieuw-Zeeland, niet-Argentinië dus zal het wel China zijn”. 

    Ik verwacht bijvoorbeeld ook dat een leraar die geschiedenis en maatschappelijke vorming-of-hoe-heet-dat-tegenwoordig-ook-weer geeft iets kan zéggen over de scheiding der machten, en niet alleen dat die kan zeggen dat het met rechterlijke en wetgevende en uitvoerende macht te maken heeft en niet met landmacht-zeemacht-luchtmacht. 

    Maar dat is eigenlijk nog helemaal naast de kwestie, want eigenlijk wil ik daar helemaal niet bij stil staan. In het secundair onderwijs verwacht ik van een leraar Frans of Engels dat die toch min of meer foutloos Frans of Engels spreekt, en in de lagere school wil ik ervan uit kunnen gaan dat de leraar een minimum aan basiskennis heeft. 

    Als mensen een lerarenopleiding gaat volgen, vind ik dat men er daar van mag uitgaan dat er geen tijd moet verloren worden met idiotieën die ze op school hadden moeten leren. Als toekomstige leraars Frans de eerste twee jaar van hun studie moeten vullen met passé composé en uitspraak, dan hadden ze misschien best iets anders gekozen. Ik ga ervan uit dat als je wiskunde of scheikunde of Engels gaat studeren, dat je dan tot januari of zo van het eerste jaar tijd krijgt om de leerstof van de humaniora even snel te herhalen, en dat het dan vooruit mag gaan. .

    Als dat niet kan, dan is er iets verkeerd. En verdorie ja, dat is de schuld van wat er op school gebeurt. Van het voortdurend naar beneden nivelleren, van het opleuken van alles. Van de slinger die bijna helemaal doorgeslagen is naar vaardigheden en helemaal weg van kennis.

    Niet dat onze kinderen er veel last van zullen hebben: bij ons thuis doen ze vanzelf wel kennis op, en we kijken naar het nieuws, en ze lezen boeken en alles. ’t Is voor kinderen die niet dat geluk hebben, dat het erg is. 

  • Salut Philippe

    Philippe is een kleine twee jaar na mij geboren, maar behalve dat was hij in alle mogelijke opzichten mijn grote broer.

    01

    In de buurt van ons huis woonden geen andere kinderen en dus hadden we alleen elkaar om mee te spelen, en wij hebben altijd dezelfde boeken en strips gelezen en dezelfde series en films gezien.

    Maar waar ik meestal thuis thuis bleef zitten en niet veel meer deed dan lezen, ging Philippe turnen, tekende hij, boetseerde hij, maakte hij fantastische Lego-constructies, schilderde hij, of maakte hij Japanse werpsterren van ontmantelde scharen en kneedbaar staal.

    Als hij voor zichzelf besloten had dat hij iets wou kunnen, dan kon hij dat. Of het vliegen met modelbouwhelicopters was of World of Warcraft of een ERP- of CRM-pakket of Warhammer-peetjes verven of project management: hij hield vol tot hij het kon.

     

    05

    Op het ongelooflijke af bescheiden, zonder grote woorden of gebaren: gewoon vastberaden doen.

    Gewoon doen, en niet neuten, zo was Philippe. Ook als het echt moeilijk ging.

     

    Philippe heeft mij nooit gezegd hoe slecht het met hem ging.

    Onze gesprekken, de laatste maanden, verliepen altijd min of meer op dezelfde manier. Ik vraag iets in de zin van “en, wat zeggen ze?”, Philippe zegt in een paar woorden wat ze — de dokters, dus– gezegd hebben, en dat was het.

    Ik wist dat hij wist dat ik direkt op het internet zou gaan zoeken naar wat het allemaal precies betekende. Net zoals hij elk nieuw medicament en elke nieuwe behandeling opschreef en op ging zoeken.

    En de volgende keer dat we elkaar spraken wist hij dat ik wist dat hij wist dat ik wist. En hadden we het er niet over: meer dan “ha ja” en “’t is azo” kon daar toch niet over gezegd worden. De rest was tijdverlies. Klagen is nutteloos, zagen helpt niet, we kunnen er toch niets aan doen. Nie neuten.

    En dus spraken we boeken en over comics, over films en over series en over websites — over vanalles en nog wat. Maar we spraken vooral over de kinderen. Wat ze gisteren gedaan hadden. Waar ze vandaag mee bezig waren. Over hoe groot Anna wordt, en over de voetbalmatch van Jan, en het animatietekenen van Louis, en hoe we Zelie ons lot op school zouden proberen besparen.

    Philippe wou nog tienduizend dingen doen, maar het ergst van al –het allerergst van al– vond hij dat hij er niet meer zou zijn voor Zelie, en Louis, en Jan, en Anna.

     

    12

    We zouden zo graag samen oud geworden zijn.

    Dan waren we allemaal samen naar Amerika geweest, en hadden we gelachen met de miserie van lang geleden.

    Dan had hij samen met Louis peetjes geschilderd, en had hij met Zelie de wereld gezien, en had hij Anna en Jan volwassen zien worden. Dan zou hij mij nog altijd “den anderen” genoemd hebben, en ik hem “grootoom Philippe”.

    Het is niet zo. Kanker is een klootzak. En het is niet eerlijk.

    Maar we zullen hem nooit, nooit vanzeleven vergeten.

  • Geveld door ziekten

    Het begon al gisteren, maar we gingen er min of meer van uit dat het vermoeidheid en zo was. 

    Helaas: vannacht de kinderen één voor één wakker, en vanmorgen waren ze zowaar allevier uitgevallen. Allemaal koorts, drie met iets raars van we weten nog niet wat, en eentje met een –godbetert– blaasontsteking.

    En morgen begrafenis. Bleh. 

  • Méér dan onbetamelijk!

    Een stukje schoolagenda van mijn vader, van toen hij veertien of zo moet geweest zijn:

    Ongeoorloofd

    Oh, en ondertussen zal hij ongetwijfeld fantastisch goede punten gehaald hebben, natuurlijk. Trrr.

  • Shadow

    Not bad.

    De man is er op zijn eigen optreden wel voor buiten gesmeten, maar alla.

  • Handwerk

    Ik kan hier uren naar kijken: mensen die dingen maken. 

    In dit geval een boog van begin tot einde: 

    En deel twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht, negen, tien, elf, twaalf, dertien, veertien.

    Meer van dat, met regelmatig vers materiaal: /r/ArtisanVideos.

  • Slapel, den anderen

    Philippe

    Philippe

    Philippe

    Kanker is een fucking vuiligheid. En Staphylococcus aureus is een smeerlap. 

    En ik weet het wel, dat er geen eerlijkheid is in het leven, en dat het altijd te vroeg is, maar veertig jaar is veel te vroeg, en dit is ongelooflijk oneerlijk. 

    We gaan hem zo ongelooflijk hard missen.

  • Ja, ik doe het mezelf aan

    Er mailde iemand om te vragen of ik iets wou doen. En toen antwoordde ik:

    Ik zal dat op mijn lijstje van “hey waarom niet, dat is misschien wel wijs, schrijf mij maar op” zetten. Om dat dan begin maart te zetten op mijn lijstje van “miljaaaarrrrr waarom heb ik in ’s hemelsnaam ooit ja gezegd verdomme toch ik doe zoiets NOOIT meer”. Om dat dan na afloop te zetten in het lijstje van “enfin, dat viel eigenlijk allemaal nog wel mee”.

    ’t Is ondertussen al het tweede op een week tijd.

    Maar ik denk dat er beterschap in komt, want hier heb ik nu al spijt van. Binnen een beetje zal ik helemaal geleerd hebben om nee te zeggen!