Getver, examens.
Ik herinner het mij niet zo hard van toen ik nog op school zat — behalve dan dat ik altijd met het weeë gevoel van “het zal niet lukken” naar school trok, en dat het inderdaad meestal ook niet lukte.
Nooit heel erg hard geloofd in “black-out” of “het was verschrikkelijk moeilijk”: de examens waren bijna zonder uitzondering helemaal te doen, voor iemand die er voldoende voor gestudeerd tenminste.
Ook nooit heel erg hard geloofd in “ik snáp dat gewoon niet” of “ik kán dat niet”: eens je voorbij het eerste jaar geraakt, zijn er niet zo enorm veel vakken waar enorm zwaar ingeboren talent voor nodig is. Gewoon degelijk opletten tijdens de les en proberen alles te begrijpen, en na de les herhalen en studeren tot de dingen die van buiten moeten gekend zijn van buiten gekend zijn, en als het nodig is: oefeningen maken, en als het echt nodig is: uitleg vragen en nog oefeningen maken.
Het typische geval was één van de kinderen, na een examen wiskunde. De leraar had een vraag gesteld in de zin van “van welke getallen is het product 91 en de som 20?” en dat was ongehoord, geen flauw idee hoe daar aan te beginnen. Nonsens natuurlijk. Ik herinner mij ook zo’n vraag uit een examen wiskunde, iets van “uw leraar heeft kippen en konijnen; samen hebben deze dieren 20 hoofden en 54 poten”, en dat ik ook geen flauw idee had hoe eraan te beginnen.
Dat lag niet aan de enorm moeilijke vraag, dat lag er in beide gevallen gewoon aan dat we weinig of geen oefeningen gemaakt hadden. En dat we het systeem niet door hadden: de vraag stellen “wat zoeken we?” en dan antwoorden “twee getallen x en y waarvoor geldt x*y=91 en x+y=20”. Of weten dat het aantal hoofden gelijk is aan het aantal kippen plus het aantal konijnen, en dat het aantal poten gelijk is aan twee keer het aantal kippen plus vier keer het aantal konijnen. En dat dat eigenlijk identiek hetzelfde probleem is als de eerste vraag.
Zucht. Morgen is er dus nog een examen wiskunde voor één van de kinders, waar dergelijke vragen zouden kunnen gesteld worden.
De definities waren gekend, voor dat examen van morgen. En oefeningen lukten ook, uiteindelijk.
Ik had dan ook niet veel raad te geven. Behalve de klassiekers — Niet panikeren. Let op de eenvoudige bewerkingen, let op de tekens: min maal min is plus, 2a-2 is niét gelijk aan a. Stel u altijd de vraag “wat ben ik nu precies aan het doen?” Schrijf liever te veel stappen op dan te weinig. Dat soort dingen.
Ik houd mijn hart vast.