Voorgerecht!
Het ziet er rauw uit, en het is rauw: een alternatieve carpaccio, zelfs. Cannelloni van ossenhaas gevuld met ganzenlever en een fijne julienne van knolselder:
Zeker niet slecht, maar op mijn bord helaas vééééééééél te veel truffelolie. Serieus, truffelolie, een halve druppel is al veel — laat staan tien druppels op een bord. Ik heb het wat proberen afkuisen, maar het bleef een beetje alsof er een mengsel van rotte eieren en benzine op mijn bord lag.
Jammer, want het concept van die heel fijne en frisse ossenhaas met die uitstekende lever en de knapperige knolselder was wél uitstekend.
Daarna: gazpacho! Idealiter trekt dat een hele nacht, maar hey, zo ging het ook. Een industriële hoeveelheid tomaten, pepers, komkommer, een venkel, selder — laten rusten, mixen, doorsteken, herhalen. Resultaat:
Het was niet écht 73 liter, maar het voelde wel zo aan. Ik peins dat ik dat dan eens opnieuw ga maken, mét die nacht trekken.
In het midden staat trouwens een torentje van de ingrediënten in julienne gesneden, met op de bodem een krabsla: krab, peper, zout, wat sjalot, een beetje ketchup, een druppel tabasco. Dat gaf een raar maar vond ik wel lekker effect: een beetje koude vissoep-achtig — en omdat die krab wel redelijk gekruid was, ook wat meer body aan die wat te weinig getrokken gazpacho.
Hoofdgerecht! Een jaren 1990-styling van gebakken zeewolf op een spiegel van tuinkerssaus met spekjes, polentakroketjes, broccoliroosje en gepofte paprika:
Aaargh de duivel zit in de details: een onverlaat had een handvol geoorsterd spek op elk bord gesmeten, in plaats van hier en daar een minuscuul stukje. Daardoor werden de subtiele smaken (en, geef toe, het prachtige kleurenpalet) bij de eerste hap een beetje een zout gedoe.
Maar zonder het spek was het erg lekker. En die polentakroketten zijn een revelatie.