• Gênant

    Serieus, projectblogboek? Echt? Een gênant verhaal delen?

    7

    ’t Is niet alsof het hier nog niet vol met gênante verhalen staat, of zo?

    Vandaag liep ik luider dan anders op het werk, zodat collega Amanda dacht dat er iemand nieuw was — wegens ander schoenengeluid: er zijn er niet veel die schoenen hebben met hielen die geluid maken, namelijk.

    Dat komt zo: van pakweg 1989 tot 2009 vond ik het bijzonder gemakkelijk om schoenen te kopen: naar de schoenenwinkel in de Voldersstraat, een paar Dr. Martens kiezen dat mij aanstond (meestal zwart, maar ik heb ook gele en rode laqué-exemplaren gehad), nee mevrouw, niet nodig om te passen, dank u zeer, tot binnen een paar jaar.

    Dit is het laatste model dat ik kocht, ergens in dacht ik 2006 of 2007:

    Zeer content van geweest, tot:

    Helaas, kapot! En de winkel waar die schoenen twintig jaar aan een stuk verkocht werden, verkocht ze verdorie niet! Paniek! Paniek!

    Ik had wél een paar schoenen geërfd, en al dacht ik eerst dat ik die nooit zou aandoen, bleek dat minder een probleem te zijn dan te gaan zoeken naar een nieuwe schoenwinkel. En dus heb ik een hele tijd deze bijzonder comfortabele schoenen gedragen, gevoerd en dus zeer warm in de winter, en, euh, ook zeer warm in de zomer:

    Fantastisch, tot:

    Van het vele stappen was de zool door. Op den duur werd dat lastig, vooral als het geregend had en ik in een plas trapte: dan zat ik heel de dag met trenchfoot. Niet getreurd, ik had ook nog andere schoenen geërfd. Een laag model, soepel, ook weer bijzonder comfortabel, enoooorm content van:

    Tot die helaas! volledig versleten waren vanbinnen, en ik na er een paar maand zo mee rond te lopen een in eelt geboetseerd wafelpatroon in mijn hiel heb staan (ja, de foto is onscherp. deal with it, ik ga écht niet terug naar de slaapkamer om nog eens een schoen op ons bed te gaan fotograferen):

    En daar waren we dus eind vorige week. Ik heb nog één paar geërfde schoenen, en dat draag ik nu:

    Wat gekleder, bruin, en een maat kleiner dan mijn vorige schoenen. En redelijk wat ongemakkelijker om te dragen: ze nijpen wat, de zool is dun, de hiel is hard.

    Maar ik zie het niet zitten om schoenen te gaan kopen. Niet omdat het veel geld kost, maar omdat ik geen zin heb in interactie met andere mensen. En al helemaal niet in schoenen passen.

    Ja, redelijk gênant dus: het is al zeven of acht jaar geleden dat ik nog eens schoenen gekocht heb. Zalando bestond toen nog niet; nu wel. Ik dénk dat ik mij dus maar een paar koop op het internet (wel verdoeme verschrikkelijk duur geworden, zie ik).

     

  • N-VA, meet Streisand-effect

    De N-VA deelde vanmorgen een grappige taart op Facebook:

    divide et impera

    Deze namiddag was ze al weggecensureerd, alsof er iets was om zich over te schamen.

    Komaan — mooi werk (wie zegt dat kunst gesubsidieerd moet worden om mogelijk te zijn? en dit is nog eens iets anders dan een hoop afval die in het SMAK ‘kunst’ ligt te wezen), ondernemerschap (Tom Lauwens, de maker van de taart mag zich aan bestellingen verwachten!) en ondertussen zet het nog even ons onderwijs in de vitrine (Latijn!), én het illustreert de inclusiviteit van de N-VA (zowel inheemse aardbeien als exotische ananas (eat that, Francken!).

    Goed gedaan N-VA, zeg ik. Doe zo voort!

    (Van wanneer die foto dateert, wie hem online zetten, waarom hij niet meer online staat, wat de reden daarvoor is, is in deze trouwens volledig onbelangrijk. Zaai wind => oogst storm.)

  • Goed gegeten

    Eerst was het zo:

    En toen werd het gevuld met rozijnen en witloof en krokante kalfszwezerik en appelblokjes en Gandaham, en zag het er zo uit, met nog wat champagneboter bij:

    En dan waren er gegratineerde varkenswangen met kriekbiersaus en champignons en prei en Parmezaanse kaas:

    En was er een overheerlijk taartje van hazelnoten en jonge wortelen, met glazuur van citroen en frambozen, en ijs van Baileys.

    Meer dan bijzonder lekker menu, mijn gedacht.

     

  • Work in progress

    Ik ga wat moeten vals spelen vandaag, voor projectblogboek. De opdracht luidt:

    6

    …maar ik ben helemaal geen mens (meer) die allerlei projecten lopend heeft. Vroeger, lang geleden, had ik altijd wel twintig dingen waar ik mee bezig was: vijf zes boeken lezen, dingen programmeren, dingen schrijven, games spelen, dingen opzoeken, vanalles.

    Tegenwoordig doe ik soms eens wat genealogie-opzoekwerk. En lees ik één of twee boeken, maximum drie tegelijkertijd — maar daar blijft het zowat bij. Ik doe wat halfslachtige pogingen om games te spelen (Elite:Dangerous, Divinity:Original Sin), maar ’t is echt halfslachtig.

    Oh, ik ben gisteren wel begonnen met opruimen, telt dat ook?

    En we zitten in verbouwingen. Onze gevel ziet er tegenwoordig zo uit:

    ’t Is te zeggen: alles is opgekuist en opgeruimd, er zitten nieuwe vensters in, en het staat klaar om de benedenverdieping af te smijten en er een glasconstructie tegen te zetten — vergelijk met hoe het was:

    Dat telt ook toch, voor work in progress?

     

  • Erger dan de ergste griezelfilm

    Glenn Campbell was geen Johnny Cash, Waylon of Kristofferson. Hij was enorm populair in de jaren 1960 en 1970 en maakte eeb paar nummers onsterfelijk — By the Time I Get to Phoenix, Rhinestone Cowboy, Wichita Lineman, Galveston. Enorm veel talent, daar niet van, maar niemand zal een overdosis street cred krijgen door toe te geven een enorme fan te zijn. Niet dat dat veel uitmaakt, uiteraard.

    In 2011 liet hij aan de wereld weten dat hij Alzheimer’s had. En in 2012 nam hij dit laatste nummer op:

    Het begin met “I’m still here but yet I’m gone”: in 2014 is hij inderdaad helemaal weg, ergens tussen het voorlaatste en het laatste stadium van zijn ziekte. De clip is al erg genoeg, met montages van het verleden en het heden, en het arrangement doet zijn best om zoveel mogelijk emotie los te weken, maar het zijn de woorden die tegelijk verschrikkelijk schoon en verschrikkelijk vies zijn.

    You’re the last person I will love. You’re the last place I will recall. Best of all: I’m not gonna miss you.

    Beseffen dat ge het niet meer gaat beseffen, en er wrang mee kunnen lachen. Urgh.

  • De beste

    Pfffffffffmoeilijke opdracht vandaag, projectblogboek:

    5

    Dit is blogpost zeven en twintig duizend vier honderd acht en veertig op dit weblog. De enige constante is dat ik praktisch niet stil sta bij wat ik schrijf, en dat ik van de redenering ben “als ik er geen werk in steek, dan moet ik mij niet slecht voelen dat het in de verste verte niet vergelijkbaar is met wat ik wél goed vind”. Ik troost er mij mee dat hoe slecht het ook is, er altijd wel weer een volgende post zal zijn, die de andere naar beneden op de pagina duwt.

    Zoals bij de meeste mensen met een weblog is het bij mij ook zo dat de stomste dingen het meest reacties losweken, en dan nog meestal om de verkeerde redenen. Het moet dan ook al geleden zijn van ergens in 2002 dat ik nog eens iets geschreven heb met het doel te proberen mensen te lokken, of lezers te bij te krijgen, of reacties, of wat dan ook. Sod the reader, zo is het maar net.

    Het is onbegonnen werk om in meer dan 25.000 berichten de beste er uit te halen, dus doe ik maar een random duik in de archieven.

    • 21 augustus 2002: De ontdekking van de hemel, dat ik absoluut niet goed vond. Ik heb daar nog een eeuwigheid boze mails over gekregen.
    • 17 september 2002: Véronique De Kock — tienduizenden hits gekregen in de tijd dat tienduizenden hits nog iets was om over naar huis te schrijven.
    • 4 januari 2003: Actieplan 2003. Ik krimp ineen als ik dat lees, uit de tijd dat er op mijn naamkaartje nog “baas” stond. En dat ik niet genoeg van de wereld wist. Achteraf gezien had ik (a) nooit mogen ja zeggen op de vraag om baas te worden en (b) na een paar jaar, en zeker toen duidelijk werd wat “in een multinational zitten” eigenlijk betekende, mijn schup moeten afkuisen. Ik heb mij vooral dat laatste jaar op het werk niet zo goed gevoeld. Op bepaalde moment zelfs bijna profetisch niet goed gevoeld, en hoe langer hoe explicieter en explicieter.
    • 23 februari 2003: Trotters in Aspic — die keer dat ik een film ging schrijven. Ik ben een outline en dan een scène of vijftien ver geraakt en dan was het van ik zal nooit even goed zijn als het beste dat ik mij kan inbeeldan, dus meh“.

    …ugh, neen. Zo gaat het niet lukken. Zelfs random in mijn archieven duiken is te pijnlijk. Al die zever, maat. Al dat zelfbeklag, dat zelfmedelijden, die kronieken van aangekondigde mislukkingen, ’t is om ziek van te worden.

    Andere taktiek dan maar: een aantal van de meer belangrijke dingen die de afgelopen twaalf jaar zijn gebeurd.

    • Die keer dat een trap instuikte en dat ik een jaar in hospitaal en in de zetel thuis heb gelegen: toen het net gebeurd was (1 februari 2004) en toen ik geopereerd was (7 februari 2004) en de onmiddellijke nasleep (9 februari 2004).
    • Die keer dat Jan geboren werd (18 februari 2004, ik lag nog in een hospitaalbed).
    • Die keer dat ik mijn ontslag ging aanbieden (2 november 2004). Ik had toen tien jaar gewerkt bij in essentie hetzelfde bedrijf, en dat was minstens vijf jaar te lang. Vooral de periode nadat het bedrijf opgenomen was in een multinational en ik algemeen directeur was, was een nachtmerrie. Die afspraak is er trouwens niet gekomen (4 november 2004), het heeft nog geduurd tot 12 november 2004 voor ik een punt zette achter dat werk, en nog tot 21 januari 2005 voor het contract opgezegd werd.
    • Die keer dat ik ging werken in het Europacollege (22 januari 2005, maar ik werkte er eigenlijk al min of meer onbezoldigd sinds november, als ik het mij goed herinner). Het was een hele ervaring, in de academische wereld werken.
    • Die keer dat onze jongste zowat live op het internet geboren werd (27 maart 2006).
    • Die keer dat ik een aanbod kreeg dat ik niet kon weigeren en bij Namahn ging werken (28 september 2006). Serieus: bij Namahn mogen werken is gelijk in de eerste klasse gaan voetballen.
    • Toen mijn vader begraven werd (17 juli 2009). Ik ben daar nog altijd niet goed van. Er gaat geen nacht voorbij of ik droom van hem.
    • Na iets meer dan vijf jaar werken in Brussel ging ik een dag in de week werken bij Adhese (4 juni 2010) en toen wat later vond ik het daar zo wijs dat ik helemaal verhuisde (28 oktober 2010).
    • Toen mijn broer stierf en begraven werd (23 januari 2013). En ook daar ben ik nog altijd niet goed van. En er gaat ook geen nacht voorbij of ik heb een droom waar mijn broer in voorkomt. Eigenlijk: mijn nachten zijn gevuld met dromen van overleden familie –vader, broer, grootouders. Ik ga niet zo graag meer slapen.

    Ow. Dat werd even donker, daar op het einde. Not to worry, de volgende post ben ik weer mijn eigen vrolijke zelve.

  • Transparant

    “Oeioei”, zullen ze gezegd hebben op de periodieke vergadering van de Bazen Van De N-VA (volgens De Wever toch). “Oeioei. Wij hebben de nieuwe regeringen veel te veel goede punten gegeven, veel te gretig gezegd dat we tevreden waren, nu beginnen de mensen dóór te hebben dat dit écht is wat we wilden en dat het misschien niet zo ideaal is voor de Kleine Man. Straks gaan ze nog écht onze subsidies afschaffen, kom dat tegen!”

    “Snel, een tegenmaneuver! Van Eetveld, schrijf eens iets tegen de nieuwe regering! Zoek eens ergens iets dat u niet aanstaat, en als het even kan, illustreer dat met ons Beproefde Recept: een uitzondering op een uitzondering, verheven tot de regel waartegen moet opgetreden worden. Maar doe het deze keer niet zo onpersoonlijk: ‘een gepensioneerde met 6000 euro per maand’ of ’tijdskrediet om op wereldreis te gaan’ of ‘werkloze met twee huizen’, dat spreekt de mensen niet aan. Doe meteen maar gelijk bij de Amerikanen in al die presidentsdebatten, dat werkt goed: zeg dat iemand u aangeschreven heeft, maak het persoonlijk, en zo pathetisch mogelijk graag.”

    Geen probleem voor Karel. Waar hij nijdig over gaat doen, is dat de federale regering wil dat zieke medewerkers de eerste twee maanden doorbetaald worden door hun werk. En hoe wordt dat geïllustreerd? Niet met cijfers — zoveel werknemers ziek gedurende meer dan twee maand, zoveel geld gaat dat kosten, zoveel werkgevers raken in de problemen, dit is wat ik voorstel in de plaats — nee, natuurlijk niet. Zo wordt dat geïllustreerd, onder het kopje “één voorbeeld uit de vele”:

    Beseft de regering wat deze maatregel in de praktijk betekent? Ik denk het niet. Ik ben er zelfs zeker van. De ondernemer die mij deze week mailde wel. Een van zijn werknemers brak afgelopen weekend een voet. Niet tijdens het werk, maar wel na een glaasje te veel op een feestje. Volgens de dokter kan het gemakkelijk een maand en langer duren vooraleer hij weer kan komen werken. De ondernemer heeft maar twee werknemers. (De andere was trouwens eerder dit jaar al drie maanden out na een knieoperatie.) Voor een klein bedrijf als het zijne wegen de kosten voor een gewaarborgd loon nu al ongelooflijk zwaar. Zo zwaar dat hij dit jaar geen winst zal hebben. Hij en zijn vriendin verwachten een kind, maar qualitytime met de pasgeborene zit er niet in. De geplande werken blijven doorlopen en met één werknemer minder is het alle hens aan dek. Onze ondernemer had nochtans vroeger meer werknemers, vijf zelfs. Werk voor vijf heeft hij nog steeds. Maar de veel te hoge loonlasten en strenge arbeidsvoorwaarden verplichtten hem om er drie te ontslaan. Twee van die drie zijn vandaag nog altijd werkzoekend en leven van een uitkering, betaald door u en mij. Noemt de regering dat dan besparen?

    Tgoh. Goed geprobeerd, Karel, daar niet van. Maar je moet weten wanneer op te houden: de werknemer die zijn voet breekt, okay, no problem. Insinueren, nee, gewoon zéggen dat dat gebeurde omdat hij zat was, buiten het werk: te ver. Een werkgever die maar twee werknemers heeft: tot daar aan toe. Die ene andere al drie maanden out laten zijn: te ver. Een KMO die geen winst zal hebben dit jaar; realistisch en geloofwaardig. Er een zwangere vriendin bij sleuren: niet meer geloofwaardig. Drie werknemers moeten ontslaan: het gebeurt. Misschien zijn dat wel mensen in de veertig, die te duur waren geworden voor de werkgever, die nu ook in de miserie zitten, wie weet hoe zoiets in mekaar zit? Er direkt bij zeggen dat twee van de drie nog altijd op onze kosten leven: overbodig.

    Het zit in de details, soms. En soms zit het niét in de details en ligt het er zo dik op dat het echt te veel opvalt.

    Beter proberen volgende keer.

  • 51TTRIkEQ7L._SL300_Anthony Bourdain is een sympathieke mens. ‘t Is te zeggen: hij komt over als een echte mens, op zijn televisieprogramma’s die ik voor zover ik kon, allemaal bekeken heb.

    Ik had Kitchen Confidential ook al een tijd geleden gelezen, maar toen ik onlangs op Audible terechtkwam op zoek naar iets anders, kwam het in mijn recommendations — ik vermoed omdat ik het boek op Amazon gekocht heb, jaren en jaren geleden, maar wie weet was het wel omdat ik net een paar kookboeken gekocht heb bij Amazon.

    Nu eens noir, dan weer stream of consciousness, dan pure poëzie, en dan hilarisch, en dan schrijnend: het verhaal van een rijkeluiszoon die verliefd wordt op eten, vakantiejobs in restaurants doet, en uiteindelijk uit nijd naar de koksschool gaat en professioneel chef wordt.

    Maar niet vooraleer hij de hele voedselketen van de restaurantwereld doorlopen heeft, hectoliters drank verzet heeft, containers sigaretten, een cocaïne- en heroïneverslaving opgedaan en verslagen heeft, en een heel spoor van failliete restaurants achter zich heeft gelaten.

    Dit is een boek dat iedereen die ooit met eten of met restaurants te maken heeft, zou moeten lezen.

    [van op Boeggn]

  • Interview

    Waar ik op voorhand het meest bang van was, op mijn werk bij mijn vorig werk, was interviews.

    Ik ben niet zo op mijn gemak bij mensen, namelijk, en al helemaal niet bij vreemde mensen. Wil het lot toch wel dat bij mijn vorig werk zowat de basis van alles precies dat was: kijken naar en spreken met vreemde mensen.

    Maar! Wat bleek? Interviews zijn net iets dat ik wél graag doe. Want letterlijk al het lastige van gesprekken met vreemde mensen is weggewerkt:

    • ik heb een excuus om hier te zijn: het moet van mijn werk
    • er is een reden om met u te spreken: het past in het project
    • ik moet niet zoeken naar onderwerpen om over te spreken
    • er is structuur, met een begin, een midden en een einde
    • vooral een einde: een manier om elegant af te sluiten en weg te gaan

    En ik kan dat eigenlijk nog wel goed, interviews afnemen: het is ook een soort puzzel, namelijk. Luisteren, horen wat er niet gezegd wordt, doorvragen, de rode draad in het oog houden maar ondertussen wel ruimte laten om te improviseren, en (in het werk dat ik deed toch) nooit vertrekken zonder de antwoorden die ik wou hebben.

    De opdracht voor vandaag, in projectblogboek:

    4

    Wel: neen. Ik wil geen mensen ongevraagd lastig vallen. Pech.

  • Half werkloos, helemaal ziek

    Donderdag had ik een allergie-aanval van ‘k zal u gaan hebben. Ik dacht dat het wel over zou gaan eens ik uit ons bebouwstoft huis zou zijn, maar het werd alleen maar erger als ik aan het koken was.

    Achteraf had het door: ik stond te koken in een kookvest die een hele dag in de meest stoffige ruimte van het huis op de grond had gelegen. Slim.

    Het was nog een geluk dat het andermaal een bijzonder gemakkelijk menu was: er was zó weinig te doen dat ik mij na een half uurtje of zo volledig kon concentreren op mij miserabel voelen, hoesten, niezen, ogentranen en neusdruppelen.

    Het voorgerecht: doodsimpel, een schel geitenkaas met honing en rozemarijn in een buideltje van brikdeeg, op wat roquette en gemarineerde kerstomaten, met een sliertje gesmolten perenstroop en wat pijnboompitten:

    Hoofdgerecht: paling in ’t groen. Met een gebakken patatje en een kruidenslaatje. Paling kuisen, bloemen, afbakken; in een pot smijten met water, wijn, tijm, laurierbladeren, peper, zout; laten koken: sjalotten snijden, stoven, in de pot smijten; paling er uit halen; fond fijnmixen en kruidenpuree aan toevoegen: klaar!

    Het zag er eerst zo uit:

    En toen zag het er zo uit:

    Ook weer: verschrikkelijk simpel, en op het kuisen van de paling na bijna geen werk.

    Het dessert was — alweer! — een martiniglas met dingen in laagjes. Deze keer lag er onderaan verse gelei van blauwe bessen, en daarop een yoghurt-mascarpone-mousse en een crumble met macadamianoten, en dan herbeginnen. Zeer lekker, daar niet van, maar challenging is iets anders:

    Het zou allemaal een versnelling hoger mogen, vind ik.

     

  • Typisch Anna

    Zaterdag, activiteitendag. Sandra was met Jan naar voetbal, Louis heeft niets te doen dus die lag nog te slapen, Zelie gaat zelf naar haar turnen, ik moest Anna naar het zwemmen brengen en dan afhalen, en dan naar de scouts doen.

    Zwemmen is van 12 tot 13u. Er geraken is pakweg 20 minuten fietsen, of iets meer als Anna treuzelt. Anna klaar krijgen is een goed half uur, maar reken maar iets langer. Dus: om 10u30 begin ik te zeggen tegen dat ze zich ongeveer mag beginnen klaarmaken.

    “Ja, nog eventjes” is het standaardantwoord: nog juist tot het einde van de aflevering van Violetta, nog alleen maar dit liedje, zucht. 

    Om 11u begint het te nijpen: “Anna, zijt gij al klaar? Binnen een half uur vertrekken we! Scoutskleren, zwemzak en gerief!”

    “Ja-haa.”

    Om 11u20 zit ze op haar knieën in de zetel, met één oog op de televisie, met een t-shirt op haar hoofd, en half in scoutskledij, half in gewone kledij.

    Om 11u30 is ze bijna helemaal aangekleed in scoutskledij, en begint ze aanstalten te maken om naar beneden te gaan.

    Om 11u35:; “Oh néééé!” Ze had haar zwemzal wel maar geen handdoek. Terug naar boven, handdoek.

    Om 11u38: “Néééé! Ik vind mijn zwempak niet!” Traantjes. Rustig blijven, rustig blijven. “Kijk eens boven, misschien?”

    Om 11u42: “Mag ik achteraan bij u op de fiets?” Ah ja, we geraken er natuurlijk niet meer als we nu, in de regen, van bij ons naar het zwembad moeten kruipen op het tempo dat Anna rijdt.

    Toegekomen om 11u58, in de plensende regen. Anna naar binnen, ik terug naar huis. Tot ik aan de Overpoort kwam, en bedacht dat het belachelijk was: tien minuten naar huis, en daar dan een half uur zitten en weer een kwartier rijden in d regen, en dan nóg eens een een kwartier in de regen.

    Dus maak ik rechtsomkeer en zet ik mij met mijn boek in de inkom van het zwembad. Alwaar ik om 12u10 Anna hoor roepen “Nee, kijk, mijn papa is dáár!”

    Ah ja, want mevrouw had een verkeerd badpak in haar zak gestoken: alleen een zwem-t-shirt en geen zwembroek. Zucht.

    Een kwartier later zijn we dan maar naar huis gegaan. Dat kwartier was de tijd die Anna nodig had om naar boven naar de kleedkamer te gaan, en haar jas en haar fietshelm aan te doen.

  • Niet goed bezig

    De #projectblogboek-opdracht van vandaag:

    3

    Het ontbijt is het belangrijkste maal van de dag, en het moet dan ook niet verbazen dat wij er bij ons thuis toch wel wat moeite in steken. Enfin, ik zeg “moeite”, eigenlijk is het met een beetje organisatie helemaal niet zo veel moeite. We beginnen met vorige vrijdag. Op vrijdag hebben we, naast het gebruikelijke fruit en granen, altijd een warm ontbijt:

    Breakfast!

    …naaaah. Natuurlijk niet. Ik veronderstel dat ik zou kunnen doen alsof, en kunstig verzorgde foto’s van mooi gedekte ontbijttafels zou kunnen posten, met lachende kindergezichten en een atmosfeer van relaxtigheid en zo, maar dat zou bijzonder ver van de waarheid zijn.

    Om te beginnen lig ik tegenwoordig meestal nog in bed als Sandra en de kinderen al wakker zijn. En eet ik geen ontbijt (ik weet het, ik weet het). De kinderen eten normaal gezien wel een ontbijt, iets van boterhammen met iets op, en de zaterdag cornflake-achtige dingen en de zondag koeken, maar vandaag bijvoorbeeld was het worstelen om Anna en Jan iets anders dan een tas warme chocomelk binnen te doen krijgen. Zelie lag trouwens denk ik ook nog in haar nest, toen ik naar mijn werk vertrok.

    Jaja, slechte punten. Ik zal er dan eens werk van maken.

  • Haal het vuilblik

    Mensen hebben vandaag een aantal nieuwe vensters in onze achtergevel gezet.

    Gevolg: een huis vol bouwstof.

    Gevolg: allergie-aanval van hier tot in Yokohama.

    Gevolg: mijn hersenvocht loopt er langs mijn ogen en mijn neus uit, en ik heb ondertussen van het snuiten en het niezen de moeder van alle hoofdpijnen.

    Kak.

  • Bureau

    De opdracht van vandaag, projectblogboeksgewijs, is:

    2

    Zo ziet mijn bureau thuis er voor het moment uit (ja, ik weet het, ik weet het):

    Te zien, in willekeurige volgorde:

    • een custom gemaakt bureau als verlengstuk van een bibliotheek waar vooral kinderboeken in staan en dingen die ik eigenlijk in één van de andere bibliotheken zou moeten steken
    • een luidspreker van Sonos
    • een stuk of dertig terabyte opslagruimte verdeeld over een resem harde schijven
    • een zeer uitstekende bureaustoel
    • een kapotte Epson printer-scanner die eigenlijk weg zou mogen maar misschien is hij nog repareerbaar wie weet
    • een oude laptop die vroeger enorm krachtig was maar die nu eigenlijk vooral enorm veel lawaai maakt, en waar de kinderen elk hun eigen account op hebben (vooral Jan en Anna eigenlijk, Zelie en Louis hebben een eigen laptop)
    • een Microkorg waar ik om de zoveel tijd eens geluid uit pers
    • een ongelooflijke kabelzooi die ik eigenlijk zou moeten verbergen onder het bureau maar wegens nog geen kabelmandje gemonteerd, op het bureau laat liggen
    • een monitor van het merk Samsung, type El Cheapo
    • een Microsoft Surface
    • lege flessen cola
    • volle flessen cola
    • een fotogeriefrugzak onder het bureau
    • een fotogerieftas onder het bureau
    • een rekenmachine van Mercedes uit 1936
    • een filmcamera van Panasonic
    • een fles water
    • de handouts van de cursus van gisteren
    • een uitgeprint treinticket
    • een doos met een motor en zelfontspannercomputer voor time lapses
    • een dikke envelop vol overlijdensberichten, adresveranderingen, geboorte- en huwelijksberichten die ik verwerkt heb voor de database van de oudleerlingenbond van de school
    • een volgeschreven schrijfboekje
    • een kapstok voor laptops, die ik niet meer gebruik wegens dat ik mijn Surface gewoon op het bureau zet in plaats van vroeger de Mac op dat ding
    • een laserpen
    • nog een laserpen
    • een doos met calligrafiepennen
    • dozen van wel zeker vier verschillende merken en types pijnstiller
    • koptelefoonoren
    • twee zaklampen
    • een ding van wel vijf kilo zwaar om droogstempels in papieren boeken te zetten (“this book // used to belong to // Michel Vuijlsteke” in een kunstige cirkel)
    • drie zakmessen
    • een microfiberdoekje om mijn bril mee af te kuisen
    • een leeg blik Rubicon Sparkling Lychee dat ik vanmorgen om 3u35 uitgedronken heb en dat mij de rest van de dag barstende koppijn gegeven heeft

    …maar eigenlijk, om tot de vraag terug te komen (“maak een foto van je (onopgeruimde) bureau en vertel je lezers hoe jij je werk organiseert”)… Ik kan daar heel erg kort over zijn: de manier waarop mijn bureau georganiseerd (of niet georganiseerd) is, heeft niets te maken met de manier waarop mijn werk georganiseerd is.

    Mijn werk gebeurt allemaal op de computer, en ik heb daar geen andere dingen voor nodig. Geen papier, geen gerief, geen ruimte, niets. Als ik met iets bezig ben, dan maakt het mij allemaal niet uit, op voorwaarde dat ik genoeg schermoppervlakte heb, genoeg plaats om een keyboard en en muis te plaatsen, niet te veel licht in mijn scherm en in mijn ogen, en vooral een degelijke bureaustoel.

    En al de dingen die ik nodig heb om dingen gedaan te krijgen, die staan in mijn mail of op een server ergens of in de klaawd. Alwaar ik gebruik maak van vooral het gegeven “zoeken”, en niet zozeer het gegeven “organiseren in folders en subfolders en trefwoorden en alles”.  Ik weet alles staan in mijn hoofd, en wat ik er mij van kan herinneren is genoeg om terug te vinden wat ik niet meteen exact weet staan.

    Van alle mail die binnenkomt, bijvoorbeeld, scan ik minstens de titel van om te weten of het interessant zal zijn, en als het echt niet nodig is om in detail te kijken, dan blijft het gewoon ongeopend in mijn inbox — al dat neurotische inbox zero-gedoe is aan mij niet besteed: mijn GMail zegt mij dat ik op dit moment 221.281 ongelezen mails heb, en ik lig daar geen moment van wakker.

    [Deze post u gebracht via #projectblogboek. Om goed te zijn, had ik beter mijn bureau opgeruimd en dan creatief in ‘wanorde’ gebracht, had ik een pomo-fucking-doro of zoiets naast een systeem van in- en outboxen geplaatst, een paar subtiel maar toch net leesbaar genoeg in beeld gebracht interessante boeken nonchalant over de ruimte verdeeld, een etnische smoothie en een volkoren-geitenkaas-komkmommer-sandwich op een lichtblauw matporseleinen bord gelegd, en de belichting verzorgd en zo. Maar hey, hoe gaat het soms? Mijn avondeten was trouwens een oude sandwich met een zwanworst en een met preparé.]

     

  • Nostalgie

    Ik ben vandaag op opleiding gegaan naar Brussel.

    Het was alweer een eeuw geleden dat ik nog eens naar Brussel was gegaan, en op den duur, na een paar jaar, had ik het ook wel zowat gezien, die trein en die metro. Vier of zo jaar moet het zijn dat ik niet meer elke dag de trein neem van Dampoort naar Brussel-Zuid en de metro naar Madou en dan ’s avonds te voet naar Brussel Noord en dan terug naar Gent Dampoort: toen ik op de trein klom, dacht ik dat ik het nooit meer allemaal zou terugvinden.

    Maar neen dus. Toen ik van de trein afstapte, wist ik niet meteen waar naartoe, maar eens de trap naar beneden, was het alsof het nog maar vorige week was en geen vier jaar: gewoon linea recta blindelings dezelfde weg gevolgd als vroeger.

    Ah ja, want het was niet zomaar een opleiding ergens in Brussel, het was een opleiding bij mijn oude werkgever. Alwaar er nog een hoop bekende gezichten rondliepen, alwaar het Decap-orgel van Walter klaar stond, waar de designstudio nog altijd even wijs is en de broodjes tijdens de middagpauze nog altijd even lekker.

    We waren met negen op de opleiding, van vier verschillende bedrijven: UX-mensen van een grote bank, die zelf geen development doen, developers die een stand-alone product in een doos maken voor eindgebruikers, en daarbij zowel programmatie als UX doen, wij met onze mix van UX en agile en productontwikkeling in een paar zeer specifieke sectoren, en twee interns van Namahn, de ene met een communicatie-achtergrond en de andere met een product development en service design-achtergrond.

    (Ik was aangenaam verrast een aantal dingen die ik nog gemaakt had in de opleiding te zien terugkomen, ook: zo kleine kleine spoortjes van uw aanwezigheid terugvinden, da’s wel geestig.)

    Alleen spijtig dat het niet langer duurde, vond ik. Oefeningen maken is wijs. En ik heb een nieuwe term bijgeleerd voor iets dat ik al van ergens diep in de jaren 1990 doe, en graag doe: wireflows — een soort wireframes maar dan nét een niveau van abstractie hoger, of ook wel een soort flowcharts maar dan een aantal niveaus van detail meer, om een hele applicatie in een diagram te steken, en dingen zoals flow en interactie en schermen en herbruikbaarheid en alles in kaart te brengen.

    Ja, ik wist direct weer waarom ik daar zo graag werkte. En hoe enorm veel ik er geleerd heb.

    En dan ging ik weer naar huis en bedacht ik dat het allemaal wel waar is, dat het wijs is en dat ge veel nieuwe klanten en projecten leert kennen als consultant — maar dat, al met al, dat in het niets verzinkt in vergelijking met het gevoel om een eigen ding te maken. Met horten en stoten, met mee- en tegenvallers, soms ongelooflijk frustrerend en misschien wat achteruit gaan om vooruit te gaan, maar altijd uw eigen ding, en bouwen aan iets, en trots kunnen zijn: wij hebben dit gemaakt, wij allemaal samen, van het idee tot het programmeren, van het graven in logfiles terug naar ideeën en omgekeerd.

    Het verschil tussen een huis huren en een huis gekocht hebben: ze kunnen allebei schoon en gezellig en watnog zijn, maar al het werk aan het huurhuis is eigenlijk verloren werk, en alleen in een eigen huis zijt ge iets aan het opbouwen.

    Op de trein terug naar Gent kwam er in Brussel Centraal trouwens een stiepelzatte meneer binnengezwijmeld, die schuin tegenover mij neerzeeg, op blote voeten, met een blik bier in de hand en wanhoop in de ogen. Hij heeft heel de reis in een mengeling van gromgeluiden, Afrikaanse zang, degelijk Frans en gebroken Duits zichzelf en de wereld proberen overtuigen van allerlei. Dat hij naar een trouw was geweest. Dat zijn vader — ZIJN VADER! bij de twaalf was. DE TWAALF! Van Jacques Delors! Van Europa! En dat hij er zeker in Gent-Sint-Pieters af moest. Dat nummer 9 een gevaarlijk getal is. Nummer neun! Numéro neuf! Gefährlishhhhdangereux mon frère.

    IL faut de tout pour faire un monde, peins ik dan. Ik dacht nog even dat ik hem zou proberen helpen, eens we samen uitgestapt waren in Gent, maar ik was hem uit het oog verloren in de menigte, en toen ik hem weer zag, had hij al iemand anders aangeklampt.

    En ik moest nog naar een vergadering vanavond, en ik had tenslotte mijn portie sociaal contact al gehad voor dit kwartaal.