Er is uiteraard iets verkeerd met ons onderwijs: de onmetelijke kloof tussen de best en de slechtst presterende leerlingen, bijvoorbeeld. De nutteloze splitsing in verschillende netten. En uiteraard het perfide watervalsysteem: “we gaan eerst eens proberen in Latijn, als dat niet lukt Economie, als dat niet lukt Moderne Talen, als dat niet lukt iets technisch, en als het écht niet lukt, dan is er altijd nog de vuilbak van het beroeps”.
De oplossing, hoor ik al een tijd: niét inzetten op de zwakste leerlingen, niét inzetten op de opwaardering van TSO en BSO, niét ervoor zorgen dat leraars gewoon les kunnen geven in plaats van, oh, hun leven door te brengen met het invullen van het ene na het andere nutteloze papier, niét werken aan de opvoeding van stomme ouders, niéts doen aan de opwaardering van het beroep van leraar in het algemeen.
Neen: we gaan van alles een eenheidsworst maken. Studiekeuze uitstellen tot 14 jaar, en dan nog wat leukigheidjes:
(…) het onderscheid tussen ASO, TSO, BSO en KSO wordt afgeschaft. In de eerste twee jaren volgen alle leerlingen in grote lijnen hetzelfde algemeen vormende programma. Pas vanaf 14 jaar wordt gedifferentieerd. Niet langer tussen types onderwijs, maar tussen vijf studiedomeinen: taal en cultuur, wetenschap en techniek, kunst en creatie, welzijn en maatschappij, economie en maatschappij. In die brede domeinen kunnen leerlingen dan kiezen voor eerder abstracte richtingen (zoals economie-wiskunde) of eerder praktische (zoals boekhouden). Dat continuüm wordt idealiter in dezelfde school aangeboden. Geen sprake meer van richtingen die ‘beter’ zijn dan andere. Weg dus met het watervalsysteem, en het bijbehorende stigma.
Want oh zeker, juist, ja. Na twee jaar samen nestkastjes bouwen en filmpjes kijken en al eens een stripverhaal in een vreemde taal bekijken, zal het gemakkelijker zijn om een keuze te maken.
Wij hebber er hier één in huis met twee linkerhanden maar een talenknobbel. Eén creatief talent. Eén sportief talent met een wiskundeknobbel. En één die nog maar in het eerste leerjaar zit, waar het nog niet echt duidelijk is, maar tegen binnen een paar jaar zal het zich wel aftekenen.
Succes ermee, beste leraars: een volledige klas met daarin het spectrum van alles wat er nu op twaalf jaar op de schoolbanken zit, en die moet één leraar volledig gedifferentieerd les geven:
Niet elk kind is gelijk. Maar ze zullen wel hetzelfde programma moeten volgen. Om te vermijden dat je de lat lager legt voor iedereen, willen de hervormers inzetten op differentiëring. Sterke kinderen moeten worden uitgedaagd met modules die ‘verdiepen’, terwijl bij zwakke leerlingen zal worden ingezet op ‘remediëring’ om hen te helpen bijbenen. De katholieke koepel heeft hier een eigen voorstel: binnen die algemene eerste graad werken met ‘beheersingsniveaus’ die tegemoetkomen aan de verschillende noden en capaciteiten.
Waanzin.
En oh uiteraard: geen mens die zal zeggen “we gaan eerst eens proberen in taal en cultuur, en als het daar niet lukt in wetenschap en techniek, en als het daar niet lukt is er nog altijd de vuilbak van welzijn en maatschappij”. En geen levende ziel die zal zeggen “in het brede domein economie en maatschappij gaan we eerst eens proberen met Economie-wiskunde, en als dat niet lukt, kunnen we misschien Boekhouden proberen, en als dat niet lukt, is er altijd de vuilbak van Kantoor”.
Niet meer één waterval, maar vijf watervallen met daarin nog eens allemaal aparte watervalletjes. En in het katholiek onderwijs in elke klas nog een waterval erbij: “Ja, sorry hoor Emilie, dit is voor beheersingsniveau 3 en hoger. Jij bent maar niveau 4.”
Tenzij er natuurlijk hard gewerkt wordt aan het opwaarderen van al die richtingen, en aan bijkomende krachten voor zwakkere en sterkere leerlignen — oh, maar kon dat eigenlijk niet gewoon nu al?
En dan het angeltje van “dat continuüm wordt idealiter in dezelfde school aangeboden”: dus elke school moet alle richtingen kunnen geven die technische en beroeps en kunst nu doen? Overal ateliers bijbouwen, dus? Met welk geld, Pascal Smet, zeg het eens?
Nee, uiteraard niet. Niet elke school zal alles kunnen doen. Er zullen scholen zijn die vooral de “eerder abstracte richtingen” zullen doen, en andere de “eerder praktische richtingen” — in de praktijk dus, hetzelfde als nu.
Behalve dan voor kinderen die al snel weten wat ze willen doen. Daar gaan ze nu iets doen dat in zowat alle plaatsen waar het geprobeerd is, niét gewerkt heeft.
Dat van die kloof tussen de beste en de slechtste: ja, inderdaad, door de beste naar beneden te halen, wordt die kloof kleiner. Maar dat kan toch niet de bedoeling zijn?
Zoals Pierre Vinck, de directeur van de school van onze kinderen, zegt:
(…) is het niet vreemd, dat het tegenwoordig not done is nog voor een intellectuele elite op te komen? Kinderen die uitblinken in sport of kunst, krijgen speciale regimes. Die worden langs alle kanten gestimuleerd. Maar kinderen die excelleren op intellectueel vlak, mogen opgeofferd worden in de dictatuur van het gelijkekansenonderwijs.
Met wat geluk blijft Zelie gespaard van de miserie (alhoewel, de hervormingen in de lagere school waren ook al redelijk knudde), maar ik vrees ervoor dat het voor Louis, Jan en Anna pech zal zijn.